Patriots Day
Met Patriots Day, het verhaal van de aanslagen in Boston van 2013, waagt Hollywood zich opnieuw aan de verfilming van een recente tragedie. Het zou dat beter niet doen. En wel hierom.
Geen idee of ze de film gezien heeft, maar we veronderstellen dat Katherine Russell niet bepaald opgezet is met Patriots Day. Russell is de weduwe van Tamerlan Tsarnaev, de oudste van de twee broers die op 15 april 2013 twee zelfgemaakte bommen lieten ontploffen tijdens de marathon van Boston. Ze woonde samen met haar man en hun kind in het kleine appartement in Boston waar de broers de aanslag voorbereidden. Wat achteraf de vraag opriep: wist Russell wat haar man van plan was? Haar betrokkenheid werd uitvoerig onderzocht en Russell werd een tiental keer ondervraagd, waarna de FBI besloot om haar niet te vervolgen. Het einde van een moeilijk en delicaat onderzoek: niemand wist wat er zich echt in dat appartement had afgespeeld.
Peter Berg zag dat anders.
De regisseur/coscenarist van Patriots Day, de film over de aanslag, geloofde niet dat Russell het niet kon geweten hebben. En dus kunt u in de film zien hoe Russell naast Dzhokhar Tsarnaev staat terwijl die opzoekt hoe je een bom maakt van een snelkookpan, wandelt ze voorbij wanneer Tamerlan op de dag van de aanslag zijn baard afscheert en is ze binnen gehoorsafstand wanneer hij aan zijn jongere broer ‘Ben je klaar?’ vraagt.
Dat is een rotstreek.
Ten behoeve van de minder attente kijker schreef Berg ook nog een scène aan het einde van de film waarin Russell door de CIA ondervraagd wordt. Wanneer de ondervraagster buitenkomt, vraagt het hoofd van de politie wat ze denkt. Haar antwoord: ‘Ik denk dat ze het wist. Maar je zult het nooit kunnen bewijzen.’
Wij onthouden: als de CIA en de FBI je niet veroordelen, doet Peter Berg dat wel in hun plaats.
Mark Wahlberg redt de boel
Weetje van de dag: acteur Mark Wahlberg had aanvankelijk een ticket geboekt voor vlucht 11 van American Airlines, die zich op 11 september 2001 in de noordelijke toren van het World Trade Center in New York boorde, maar wijzigde enkele dagen daarvoor zijn plannen. In 2012 ontlokte dat aan hem de bewering dat alles anders was afgelopen mocht hij toch aan boord geweest zijn. ‘Er zou heel veel bloed gevloeid zijn in business class en het zou geëindigd zijn met ik die zei: ‘Oké, ik zet dit vliegtuig wel veilig aan de grond. Maak je geen zorgen.’
Niet zijn meest gelukkige uitspraak.
Wahlberg heeft zich daarna uitvoerig geëxcuseerd. Maar vreemd genoeg oogt zijn recente filmografie als een antwoord op die hypothetische wat-als-vraag. Met Lone Survivor, Deepwater Horizon en Patriots Day lijkt Wahlberg als een Forrest Gump langs elke ramp, aanslag en oorlog te trekken en heeft hij zich opgeworpen tot het gezicht van het opvallendste genre van de laatste jaren: films gebaseerd op recente tragedies.
Het genre werd ‘real-life thrillers’ of ‘docbusters’ gedoopt, al dekt de naam ’tragedy porn’ iets beter de lading. Nieuw is het niet, maar het genre is – uitgerekend sinds 9/11 – duidelijk aan een opmars bezig. Vijf jaar na de aanslagen verschenen Paul Greengrass’ United 93, het verhaal van de vlucht die neerstortte in een veld in Pennsylvania, en Oliver Stones World Trade Center. Waarna de bal aan het rollen ging. De dood van Osama bin Laden in 2011 werd een jaar later verfilmd in Zero Dark Thirty. The 33 had het over de 33 Chileense mijnwerkers die in 2010 na een mijnramp gered werden. American Sniper verscheen in 2014, een jaar na de dood van de Amerikaanse scherpschutter op wie de film gebaseerd is. Vorig jaar alleen al kon u gaan kijken naar 13 Hours: The Secret Soldiers of Benghazi, Deepwater Horizon en Sully. Films over respectievelijk de aanval op de Amerikaanse ambassade in Benghazi in 2012, de ramp op het Deepwater Horizon-boorplatform in 2010 en de piloot die in 2009 een Airbus op de Hudson River landde. Ooit was dat het terrein van documakers en journalisten, maar heden ten dage heeft ook Hollywood zich op de recente geschiedschrijving gestort. Fictie voor mensen die documentaires te saai vinden.
En nu is er dus Patriots Day, waarin Mark Wahlberg de vijf dagen na de aanslag op de marathon van Boston beleeft. Hij speelt het fictieve personage Tommy Saunders, een politieagent die aan de meet stond toen de bommen ontploften, de FBI hielp bij de identificatie van de daders, erbij stond toen Tamerlan Tsarnaev neergeschoten werd en als eerste het dekzeil ophief van de boot waarin Dzhokhar Tsarnaev zich schuilhield.
Patriots Day teert op dat soort herkenbaarheid. De beelden van de bomexplosies of de helikoptershot van de boot waarin Dzhokhar zich verstopte: het zijn nieuwsbeelden die iedere Amerikaan zich herinnert. Maar de scènes waarin de film – en tegelijk het hele genre – zijn dubieuze gelaat toont, zijn diegene waar destijds géén beelden van bestonden.
En dan hebben we het niet alleen over Katherine Russell.
Alles voor het verhaal
In januari 2009 zat kapitein Chesley ‘Sully’ Sullenberger aan de stuurknuppel van een Airbus toen er, kort na het opstijgen, een vlucht ganzen in de motoren vloog, die prompt uitvielen. Vier minuten later landde hij het vliegtuig op de Hudsonrivier. Iedereen werd gered. Sullenberger werd een nationale held.
Een fantastisch verhaal, maar geen fantastisch scenario. En dus integreerde regisseur Clint Eastwood een verhaallijn in Sully waarin de piloot meteen na de landing aan de tand werd gevoeld door de autoriteiten. Het was het begin van een groot onderzoek. Had Sullenberger drank of drugs gebruikt? Was hij niet beter teruggekeerd naar de landingsbaan, zoals de computersimulaties suggereerden? Had hij zijn passagiers onnodig in gevaar gebracht? Eastwood maakte van Sullenbergers simpele mirakelverhaal een strijd tussen een ware held en de bureaucratie, tussen een piloot met veertig jaar ervaring versus rigide computermodellen.
Narratief was dat een goede vondst, behalve dan dat het totale onzin was. Ja, Sullenberger werd ondervraagd, en daarbij werd inderdaad gepolst naar eventueel drank- en drugsgebruik. Maar dat gebeurde maanden na de landing en maakte deel uit van een routineverhoor. Niemand van de onderzoekers was van plan om de Hudsonheld te schofferen. Tijdens de openbare hoorzitting gaven de leden van de onderzoekscommissie Sullenberger zelfs een staande ovatie. ‘Sully maakt zich zorgen om zijn reputatie, maar zijn film is die van mij niet aan het helpen’, zo zei het echte hoofd van het onderzoek nadat hij de film had gezien.
Het is de problematische kant van de docbuster. Films – en blockbusters in het bijzonder – hebben een duidelijk verhaal nodig met een duidelijke held, een duidelijke slechterik en een duidelijk conflict. En als er geen duidelijke slechterik is, dan vinden de makers die wel uit. Op zich mag dat. Een fictiefilm moet in de eerste plaats een goede film zijn – en geen exacte weergave van de werkelijkheid. Sowieso is elk verhaal een interpretatie van wat echt gebeurd is. Het probleem met cinema is dat het al snel de dominante interpretatie wordt.
Beelden hebben namelijk een merkwaardige kracht. Als u denkt aan D-day ziet u de landing, afhankelijk van uw leeftijd, voor zich als The Longest Day dan wel Saving Private Ryan. Als u aan de Vietnamoorlog denkt, haalt u zich, afhankelijk van uw filmsmaak, Platoon of Rambo II voor de geest. Voor wat dat kan doen met de geschiedenschrijving, moet u maar naar de impact van JFK kijken. Ballistiekexperts proberen al decennialang te ontkrachten dat John F. Kennedy gedood is door een magical bullet, maar kunnen niet opboksen tegen de back and to the left-scène uit de film: de beelden waarmee Kevin Costner laat zien dat Kennedy niet met één kogel kan zijn geveld. Oliver Stone plantte met een goed verhaal en een clevere montage twijfel over de ware toedracht van de moord in eenieders hoofd. Geen expert die daar tegenop kan. Dát is hoe geschiedschrijving werkt als cinema zich eraan waagt.
De vraag is dan ook hoe u zich straks het verhaal van Sully zult herinneren. Als dat van een piloot die een nationale held werd, of als dat van een piloot die een nationale held werd ondanks de bureaucratie die hem wilde neerhalen.
Hollywood helpt de jury
Het is een probleem dat zich bij alle films gebaseerd op waargebeurde feiten stelt, en zeker bij films gebaseerd op recente feiten. Clint Eastwoods American Sniper verscheen in de VS in november 2014, minder dan twee jaar nadat een ex-marinier Chris Kyle, de sniper op wie de film gebaseerd was, had vermoord op een schietbaan in Texas. Miljoenen Amerikanen zagen hoe Kyle zich tot een dodelijke scherpschutter ontpopte, verscheurd werd door innerlijke conflicten en posttraumatisch stresssyndroom en uitgroeide tot een ware Amerikaanse held. Die vervolgens domweg werd neergeknald door ‘een veteraan die hij probeerde te helpen’, aldus de pancarte aan het einde van de film.
Enig probleem: de ‘veteraan die hij probeerde te helpen’ moest nog berecht worden.
Het proces van de ex-marinier, die ten tijde van de moord aan hallucinaties en paranoia leed, eveneens ten gevolge van PTSS, kwam er pas drie maanden na de filmrelease. Twee juryleden hadden American Sniper gezien. Ze werden niet gewraakt. Twee dagen nadat American Sniper naast de Oscar voor beste film greep, werd de ex-marinier na minder dan drie uur beraadslaging veroordeeld tot levenslang, zonder kans op voorwaardelijke vrijlating. Volgens de Amerikaanse media was het juryoverleg uitzonderlijk kort, toch gezien de complexe mentale problemen van de beklaagde.
Race tegen de klok
Het zegt alles over het ándere probleem van docblusters: de tijd. Columbia Pictures kocht het verhaal van kapitein Richard Phillips – verfilmd als Captain Phillips – enkele weken na zijn gijzeling door Somalische piraten. Het scenario van United 93 werd geschreven vóór de autoriteiten de vliegtuigtapes vrijgaven. De FBI had het onderzoek naar de aanslagen in Boston nog niet afgerond toen Patriots Day in productie ging. De rechten op het levensverhaal van Steve Jobs werden twee dagen na zijn dood verkocht. Filmmaatschappijen verdringen elkaar om tragedies op het witte doek te krijgen voor de kijker ze vergeten is. Maar hoe snel is té snel?
In het bijzonder geldt die vraag voor de betrokkenen. Peter Berg wilde Patriots Day draaien op de locaties waar de feiten zich hadden afgespeeld, maar stootte op een njet van de burgemeesters. Geen van de buurtbewoners zag het zitten om, twee jaar na de feiten, een filmcrew in hun straten en tuinen te hebben. United 93 gebruikte dan weer de naam van een Duitse passagier, Christian Adams, en verzon een verhaal rond hem waarin hij de andere passagiers aanmaande om niet tot actie over te gaan. Zijn weduwe moest vijf jaar na 9/11 toekijken hoe Greengrass van haar man een toonbeeld van lafheid maakte omdat elke actiefilm nu eenmaal een Duits sprekende slechterik nodig heeft.
Die tijdsafstand geldt niet alleen voor de betrokkenen. Met de tijd verandert vaak ook het perspectief op rampen en tragedies. Uitgerekend cinema is daar een van de beste bewijzen van. De tagline van John Waynes Vietnamfilm The Green Berets (1968) was ‘They became the toughest fighting force on earth!’ Die van Platoon, achttien jaar later, was ‘The first casualty of war is innocence’. Films die kort na WO II uitkwamen zwelgen in de heroïek, romantiek en rechtvaardiging. Een film als Saving Private Ryan, die probeerde betekenis te vinden in het bloedvergieten, zou in 1950 onmogelijk geweest zijn. Een film als pakweg Das Boot, waarin Duitse soldaten geen ontmenselijkte nazi’s waren, kon pas in de jaren tachtig gemaakt worden. Cinema vaart wel bij wat afstand.
Precies dat is waarom docbusters ook problematisch zijn. Doordat de films zo kort na de gebeurtenissen verschijnen kunnen ze niet anders dan inzetten op eenvoudige heroïek. Patriots Day stelt nooit de vraag waarom een populaire, weed rokende student als Dzhokhar Tsarnaev voor het terrorisme valt. Waarom de gezichtsherkenning van de FBI, een technologisch snufje van een miljard dollar, niet werkte. Of het overdreven was om een volledige stad aan militaire lockdown te onderwerpen. Of het gerechtvaardigd was om de beelden van de broers vrij te geven, wetende dat een rist mensen achteraf op de sociale media valselijk beschuldigd werd van de aanslagen. In Peter Bergs versie van de gebeurtenissen gebeurt het onderzoek vlekkeloos en is Mark Wahlberg de held.
Ideologische agenda
Je kunt je dan ook niet van de indruk ontdoen dat docbusters een ideologische agenda bevatten. Wat de regisseurs weglaten en toevoegen, dient niet alleen om de plot te versterken. Michael Bays 13 Hours: The Secret Soldiers of Benghazi – de titel verwijst naar de dertien uur die het duurde voor het Amerikaanse leger de ambassade te hulp schoot – was een aanklacht tegen de technocraten in Washington, en toenmalig minister van Buitenlandse Zaken Hillary Clinton in het bijzonder. Clint Eastwoods versie van Sully zei vooral iets over zijn eigen afkeer van het systeem. In Patriots Day zit een verzonnen scène waarin twee scherpschutters zich positioneren op een dak en ontdekken dat een lokale vrouw hen voor geweest is. ‘I’m from Framingham, Massachusetts and this is my spot and I ain’t going fucking nowhere.’ Het is moeilijk om daar geen oproep tot het vormen van een burgerwacht in te zien.
In elke docbuster zie je diezelfde thema’s terugkeren. Het is de Mark Wahlberg-versie van de recente geschiedenis. Als ze de ware Amerikaanse helden hadden laten doen, had het er anders uitgezien.
Je zou kunnen zeggen dat dat hun versie van de recente geschiedenis is.
Je zou ook kunnen zeggen dat het toekomstige geschiedsvervalsing is.
***
Meteen na de dood van haar man wordt Katherine Russell, in hidjab, ondervraagd door een vrouw, vermoedelijk van de CIA. Een scène die Peter Berg, voor alle duidelijkheid, uit zijn duim zoog. ‘Ik wil een advocaat’, zegt Russell. ‘Nee’, antwoordt de ondervraagster. ‘Nee, wat? Ik heb rechten.’
Waarop een kurkdroge ‘You ain’t got shit, sweetheart’ volgt.
Het lijkt de bedoeling dat je als kijker juicht na die woorden.
De vraag is of de kijkers dat over dertig jaar ook nog zullen doen.
– PATRIOTS DAY
Vanaf 15/3 in de bioscoop.
door Geert Zagers
De les van Patriots Day: als de CIA en de FBI je niet veroordelen, doet de regisseur dat wel in hun plaats.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier