Twee regisseurs met twee sterke debuutfilms: Kadir Balci (Turquaze) en Hans Van Nuffel (Adem) zijn voor Knack Focus de Mensen van het Jaar. ‘Hoeveel talent je ook hebt, uiteindelijk moet je vooral koppig zijn om een film te maken.’

Het gaat goed met de Vlaamse film, dat meldden we u enkele maanden geleden al. Geen beter bewijs dan Turquaze en Adem, de debuutfilms van Kadir Balci (40) en Hans Van Nuffel (29). Die scoren met respectievelijk een kleine vijftigduizend en een dikke honderdduizend bezoekers niet enkel bij het Vlaamse publiek, ook in het buitenland zijn ze graag gezien. Adem kaapte afgelopen zomer de hoofdprijs weg op het festival van Montréal en werd nog ettelijke keren bekroond, onlangs nog in Bordeaux. Turquaze kreeg een erg lovende recensie in het Amerikaanse vakblad Variety – ‘een ingetogen romance met een vleugje etnische angst’, vond de criticus het – en werd geselecteerd voor het festival van Palm Springs in januari. Daar zullen Balci en Van Nuffel elkaar net als in Montréal – waar Turquaze in een nevensectie liep – tegenkomen, want Adem is er te zien in de officiële competitie.

Beide films hebben veel aandacht gekregen vanwege hun thematiek: Turquaze is ‘de eerste Vlaamse migrantenfilm’, Adem gaat over mensen met mucoviscidose en werd gemaakt door een regisseur met die ziekte. Los daarvan zijn het uitstekende films, waarin gevoelige onderwerpen complexloos en zonder overdreven dramatiek aangepakt worden en op een heel volwassen manier een verhaal vertellen. Twee films dus die er allerminst als debuten uitzien en het beste laten verhopen voor de toekomst.

Kenden jullie elkaar al voor jullie films uitkwamen?

Kadir Balci: Ja, we hebben elkaar een jaar of vier geleden ontmoet op het filmfestival van Oostende, en het klikte direct. Hij was toen al bezig aan een film…

Hans Van Nuffel: Een andere film, niet Adem.

Balci: En ik had het gevoel dat dat ook echt zo was. (Lacht) Heel veel mensen zeggen dat ze aan een film werken, bij hem heb ik me daar nooit vragen bij gesteld.

Dirk Impens, producent van ‘Turquaze’, zei enkele maanden geleden in ‘Knack Focus’ dat er een nieuwe generatie Vlaamse filmmakers is opgestaan, en hij verwees naar jullie. Hebben jullie zelf een gevoel van verwantschap?

Balci: Als we met elkaar spraken, was toch meteen duidelijk dat we de Vlaamse film een nieuw elan wilden geven, dat we er meer lef in wilden stoppen. De grote verandering is er voor mij gekomen met Een ander zijn geluk van Fien Troch, een film met durf waarin de regisseur haar verhaal op een andere, heel persoonlijke manier vertelt.

Van Nuffel: Je moet je publiek uitdagen. Ik heb vroeger veel films gezien waarvan ik dacht: dit is gewoon tv in de cinema. Ik wil als kijker gepusht worden, zowel vormelijk als inhoudelijk. Ik denk dat we allebei ambitieus waren en zijn, en dat we ook een heel breed, internationaal referentiekader hebben. Dat geldt niet alleen voor ons: de meeste jonge mensen die met film bezig zijn, proberen heel breed te kijken.

Balci: Ik ben erg beïnvloed door de Aziatische cinema, maar toen ik vijftien jaar geleden naar de academie ging en John Woo mijn favoriete regisseur noemde, zeiden mijn leraars: ‘Wie?’ Op dat moment dacht ik: ik moet hier weg. (Lacht) Die dingen zijn nu opengebroken.

Hans, jij zei in een interview dat je in je eerste jaar aan het Rits te horen kreeg van een professor: ‘Je moet niet denken dat je ooit een film zult maken.’

Van Nuffel: (Lacht) Ik geef daar nu zelf les, en ze waren niet echt blij met die uitspraak.

Ik kan me toch niet voorstellen dat studenten zoiets negen jaar later nog te horen krijgen. De hele sfeer rond ‘de Vlaamse film’ is toch veranderd?

Balci: Absoluut. Ik ben twaalf jaar geleden afgestudeerd, en ik weet nog dat ik toen nergens een stageplaats kon vinden. Ik wilde zelfs geld geven om stage te doen, maar de academie wist niet waar ze je heen moesten sturen. Dat is helemaal veranderd. Kijk bijvoorbeeld maar naar het systeem van de VAF-wildcards (waarbij eindejaarsstudenten of net afgestudeerden kunnen meedingen naar een budget van 40.0000 tot 60.000 euro; nvdr.).

Van Nuffel: Toen ik afstudeerde, waren de wildcards net ingevoerd. Wij wisten niet eens wat dat was: toen ze mij belden om te zeggen dat ik genomineerd was, heb ik moeten vragen wat dat eigenlijk inhield. (Lacht) Nu zijn studenten daar echt mee bezig en hebben ze een concreet doel om naartoe te werken.

Balci: Met die wildcards maak je natuurlijk wel een onderscheid tussen de topstudenten aan de academie en de ‘voldoende studenten’. Dat is op zich niet slecht, alleen: ik was zelf een ‘voldoende student’, maar twaalf jaar later heb ik wel een film gemaakt. Sommige mensen hebben nu eenmaal meer tijd nodig om zich te ontwikkelen.

Van Nuffel: Soms heb je ook studenten die heel extreme reacties uitlokken, pro of contra. Die winnen dan geen wildcard, terwijl ze vaak net interessant zijn. Maar goed, die mensen drijven uiteindelijk ook boven hoor, als ze een beetje koppig zijn.

Balci: Daar zeg je het. Een van de belangrijkste eigenschappen die je als filmmaker kunt hebben, is koppigheid. Ik heb les gehad van Frank Van Passel in mijn derde jaar aan de academie, en acht jaar later was hij mijn coach in het scenarioatelier van het Vlaams Audiovisueel Fonds, en hij zei: ‘Een ding is me van jou altijd bijgebleven, en dat is dat je koppig was. En dat heeft er ook voor gezorgd dat je hier zit.’ Hoeveel talent je ook hebt, uiteindelijk moet je vooral koppig zijn om een film te maken.

Het heeft twaalf jaar geduurd voor je je debuut hebt gemaakt. Als je dan nu ziet hoe ‘Turquaze’ onthaald is, denk je dan dat je tijd verloren hebt?

Balci: Neen, helemaal niet. De eerste jaren na mijn afstuderen, had ik gezworen om even niets met films te doen. Ik voelde dat het mijn moment nog niet was. Na vijf of zes jaar heb ik dan de liefde voor de film weer ontdekt, en ben ik beginnen te schrijven. Als ik twaalf jaar geleden een scenario had geschreven, had mijn hart er nooit ingezeten.

Van Nuffel: Ik had hetzelfde gevoel na mijn derde jaar aan het Rits. Ik ben toen gestopt en een jaar gaan werken, omdat ik het niet meer zag zitten. Daarna was de zin terug en ben ik teruggekeerd. Als ik toen op school was blijven zitten, was ik misschien wel afgestudeerd maar op een heel slechte manier. Je moet jezelf soms heruitvinden, even een pauze nemen en je losmaken van de structuur die zo’n school biedt. Want dat had er ook veel mee te maken: na een paar jaar word je in zo’n school een beetje in een keurslijf gedwongen, en als je dan koppig bent zoals ik… Ik heb ruzie gehad met mijn leraars, dat kun je je niet voorstellen. (Lacht)

Balci: Ik ook. Mijn grootste ruzie was trouwens met Dirk Impens. Die heeft ooit de deur achter zich dichtgetrokken en geroepen: ‘Je zult wel zien hoe moeilijk het is om films te maken in het echte leven!’ Twaalf jaar later is hij de producent van Turquaze. (Lacht) Ik was dus een probleemstudent, maar eigenlijk vind ik dat een compliment.

Hans, in een interview omschreef je de centrale boodschap van ‘Adem’ als: ‘Maak iets van het leven, doe iets met je dagen.’ Wanneer hebben jullie beseft dat films maken datgene was wat jullie wilden doen?

Van Nuffel: Goh, toen ik jaar of twaalf was, denk ik, op de speelplaats. Ik vond het toen al heel leuk om mijn vriendjes te regisseren. Wij speelden reeksen van op tv na, of toch onze eigen varianten erop: Beverly Hills 90210 in de jungle, bijvoorbeeld, met Dylan en Brandon die gerekruteerd werden om in Vietnam te gaan vechten. En ik zei dan wie wat moest spelen, welke rol er het beste bij hun persoonlijkheid paste. Na een tijdje kwam er dan wel muiterij omdat mijn vriendjes het beu waren om naar mij te luisteren, maar ze kwamen wel altijd terug voor een nieuw verhaal.

Balci: Bij mij was dat ook al lang aan het sluimeren. Toen ik klein was, verzamelde mijn moeder alle tekeningen van de kinderen. Op het einde van het jaar plakte ze die aan elkaar, stak ze op een rol en speelde die dan als een soort film af op een doos. Op mijn tiende heb ik dan voor het eerst beseft dat ik iets had met het medium film, nadat ik in de bioscoop Superman gezien had. Achteraf heb ik een droom gehad waarin ik alle shots, alle scènes helemaal opnieuw beleefd heb. Eigenlijk ben ik altijd met verbeelding bezig geweest. Omdat film en tv bij ons thuis de voornaamste vrijetijdsbesteding waren, voelden die media het meest natuurlijk aan.

Van Nuffel: In mijn dorp vroeger was er maar één videotheek, en het aanbod bestond er uit twee genres: actiefilms uit de jaren 80, zoals Cobra of Rambo, en porno. Ik en mijn vrienden hebben twee jaar op flutfilms geleefd, tot de uitbater ineens begon te diversifiëren, omdat hij zag dat sommige jonge gasten ’s zondags films wilden bekijken in plaats van naar de Chiro te gaan. Aangezien wij daar toch elke week stonden, is hij dan de arthousesectie beginnen uit te bouwen.

Stef Aerts, hoofdrolspeler in ‘Adem’, omschreef de opnames in een interview als ’twee beginnelingen die met kinderlijke verwondering in het duister tastten en alleen konden hopen dat het goed zat’. Klopt dat, Hans?

Van Nuffel: Niet echt, ik voelde me eigenlijk heel relaxed op de set. Ik noem mezelf ook nooit een beginneling, ik haat dat woord. (Lacht)

Balci: Maar Adem is en blijft wel je eerste film, hé? Ik voelde mij een oud wrak op de set, ik was waarschijnlijk een van de oudste mensen die daar rondliepen, maar op het einde van de dag ben je toch een debutant.

Van Nuffel: Ik voelde me een debutant toen ik mijn eerste kortfilm aan het draaien was. Maar na drie kortfilms heb je wel door hoe het werkt, en een film is eigenlijk hetzelfde maar gewoon langer. Trouwens, Stef is evenmin een beginneling, hé? Die is al van op zijn twaalfde bezig met performen. Ik denk dat het voor hem vooral zwaar was omdat hij zich zo in de rol inleefde: hij ging soms echt ongelukkig naar huis, en na afloop van de opnames heeft hij nog twee weken zwaarmoedig rondgelopen. Maar zelf had ik weinig last van stress tijdens het draaien: je leeft op adrenaline, en ik had het gevoel dat de ploeg mij vertrouwde.

Balci: Op de set voelde het voor mij als vakantie. Het scenario schrijven en de montage vond ik moeilijker, maar bij het draaien voel je je echt een filmmaker. Dan laad je je batterijen op.

Van Nuffel: Je bent er ook relaxed omdat je daar alles wat je al maanden aan het plannen bent eindelijk kunt realiseren.

Balci: Het is zoals een huwelijk: je bent er maanden of jaren aan aan het voorbereiden, en als de dag er dan is, zijn alle zenuwen weg. Je hebt ook geen tijd om te stressen. Ik heb het één keer lastig gehad, toen we in Istanbul op de luchthaven stonden te draaien. Daar stond een massa volk, ik riep ‘cut’ en ineens dacht ik: ‘Shit, ik ben hier mijn droom aan het verwezenlijken.’ Toen werd ik echt zenuwachtig, maar ik dacht: dit is niet het moment. Zwijgen en verder werken. (Lacht)

Heb jij een lastig moment gehad, Hans?

Van Nuffel: Bij de operatiescène op het einde van de film. Die is ook het laatst opgenomen, en dat was een heel complexe scène met veel figuranten. De opnames liepen uit, er kwamen discussies van, en toen ben ik echt ontploft. Ik ben letterlijk van de set gelopen, zo van ‘Los het maar op!’ (Lacht) Maar dat was meer de ontlading van die hele draaiperiode.

Is er tijdens het draaien eigenlijk veel aan jullie scenario veranderd? Stef Aerts zei bijvoorbeeld dat veel van de behandelingsscènes uit ‘Adem’ niet in het script stonden.

Van Nuffel: Dat klopt, maar die waren meestal wel gepland. We hadden te weinig budget en tijd om veel extra scènes te draaien om als overgang te gebruiken, dus hebben Stef, Ruben (Impens, cameraman; nvdr.) en ik ons vaak tussen de opnames teruggetrokken om op ons eentje wat dingen te maken. Die stonden dus niet op de officiële plannen, maar ik had het vooraf wel zo uitgedacht.

Balci: Bij mij is er één scène bijgekomen. Tijdens de opnames was er een avond dat ik niet in slaap raakte, omdat Dirk, Ruben (Impens, die ook bij ‘Turquaze’ de cameraman was; nvdr.) en ik alledrie het gevoel hadden dat de film iets miste. Ik ben opgestaan, op café gegaan en beginnen te schrijven aan die scène waarin Timur gitaar speelt. Die is dus letterlijk ’s ochtends bedacht en een paar uur later opgenomen, en achteraf bezien was dat een cruciale scène. Dat is ook zo leuk aan film: het is een proces waarvan je op voorhand niet kunt inschatten waar het heen gaat. Je moet op je gevoel afgaan.

Is het ook niet zo dat er in ‘Turquaze’ oorspronkelijk veel meer gesproken werd?

Balci: Ja, tijdens de montage beseften we gaandeweg dat de dingen die niet gezegd werden belangrijker waren dan de dingen die wel gezegd werden. Dat stond ook wel zo in het scenario, maar uiteindelijk bleek dat de hele teneur van de film zo moest zijn. Dus zijn we overal beginnen te zoeken welke zinnetjes we konden weglaten. Daarom werkt de muziek van Bert Ostyn ook zo goed, omdat die voor de personages vaak het enige communicatiemiddel is.

Van Nuffel: In Adem is de muziek ook heel belangrijk. Ik heb heel hard op de kap gezeten van Eric de Jong (alias Spinvis, die samen met Geike Arnaert de muziek voor ‘Adem’ heeft gemaakt; nvdr.). Hij heeft zeker veertig stukken geschreven, maar uiteindelijk heb ik er maar twintig van gebruikt. En die liedjes waren allemaal goed hé, ze pasten gewoon niet altijd bij een bepaalde scène. Of ik had gewoon zelf iets anders voor ogen.

Balci: Van de twintig stukken die Bert heeft geschreven, heb ik er maar zeven gebruikt. Dat zijn keuzes die je maakt als regisseur, in het belang van wat je film nodig heeft.

Ik kan me voorstellen dat enige koppigheid ook bij zulke keuzes van pas komt.

Balci: Op een moment moet je zeggen: ‘Dit wordt mijn film, zo en niet anders.’ Je moet uitleggen waarom je bepaalde keuzes maakt, maar je moet vooral laten zien dat je er voor de volle honderd procent achter staat. Dan geloven de mensen ook in jou. Er zijn twee dingen die ik altijd in mijn achterhoofd meegedragen heb. Ten eerste de woorden van Dirk, die tijdens een van onze eerste vergaderingen zei: ‘Er zit niemand op jouw film te wachten.’ En ten tweede Pierre Drouot die zei: ‘Als je teergevoelig bent, moet je geen films maken.’ Je moet je eigen zin doen. Natuurlijk, je koppigheid mag ook maar tot een bepaalde grens gaan. Als tien mensen zeggen dat er iets niet klopt, moet je kunnen toegeven. Dat is misschien de grootste les die je kunt leren: dat je als regisseur ook een blinde vlek hebt.

Van Nuffel: Als je ego zo groot is dat je niet meer beseft dat je fouten kunt maken, ben je verloren. Misschien is dat wel het voordeel van debuteren: je bent dat ego nog aan het cultiveren. (Lacht)

Kadir, je broer speelde de hoofdrol in ‘Turquaze’. Hebben jullie het tijdens die draaiperiode eigenlijk over iets anders gehad dan de film?

Balci: Wel, op een bepaald moment was het verhaal heel confronterend voor hem zelf, omdat hij met zijn Vlaamse vriendin een beetje zijn eigen versie aan het beleven was. We hebben het dus vooral daarover gehad, en sommige dingen uit die gesprekken hebben we ook meegenomen naar de set. Voor de film was het een cadeau. (Lacht)

Wordt hij herkend op straat?

Balci: Neen, omdat hij een paar weken na de release naar Sevilla vertrokken is, om flamencogitaar te gaan studeren aan de academie. Hij vond dat zelf ook grappig: bij de première van Turquaze stond er zeshonderd man, en hij wist echt niet hoe hij zich moest gedragen. De dagen daarna is hij dan stilletjes aan losgekomen en toen hij vertrok, zei hij: ‘ Damn, net nu ik het kan en ervan geniet, moet ik weg.’ (Lacht)

Van Nuffel: Eigenlijk zouden ze voor de première van je film een extra première moeten organiseren om je te laten wennen aan alle aandacht. Zodat je weet hoe je je moet gedragen.

Balci: Ik heb jou meegemaakt in Montréal, en ik vond dat je daar een beetje zweverig was. In de zin dat je niet echt besefte wat er gebeurde: je leek wel een heliumballon die ieder moment kon opstijgen.

Van Nuffel: Het was gewoon een beetje veel. Je kunt dat niet plaatsen: het overkomt je, je gaat erin mee, maar het blijft allemaal surreëel, alsof je een drug hebt genomen. Je zit in een tunnel en je ziet alles passeren zonder dat je het echt beseft. En dan kom je thuis bij je familie en zie je stapels artikels op de tafel liggen.

Balci: Je omgeving is er meer mee bezig dan jij zelf. Wat ik wel grappig vond: sommige mensen wisten wel dat ik een film aan het maken was, maar die stonden zo ver van het hele filmgebeuren in Vlaanderen af dat ze blijkbaar niet echt beseften wat dat betekende. Mensen spraken mij aan en zeiden: ‘Ik begreep niet wat je bedoelde toen je zei dat je aan een film bezig was, maar nu wel.’ (Lacht)

Van Nuffel: Ik heb voor mezelf ook uitgemaakt dat ik die festivals na een half jaar afbouw. Voor je het weet, ben je constant op reis, ga je van festival naar festival en heb je geen leven meer. Ik heb in Zürich in de taxi gezeten naast een Japanner die met zijn documentaire effectief al een jaar lang de wereld aan het rondgaan was. Wel, die gast was gewoon zot geworden.

Tot slot: er is de laatste weken en maanden veel te doen geweest rond besparingen in de filmsector. Vrezen jullie dat jullie tweede film een stuk moeilijker te maken zal zijn?

Van Nuffel: Neen, maar ik denk wel dat het moeilijker wordt om te debuteren. Wij hebben de vruchten geplukt van het beleid dat de laatste jaren is opgebouwd, maar als er nu plots een bouwstop wordt ingelast, bestaat de kans dat alles weer in elkaar stort.

Balci: Bert Anciaux heeft heel veel kritiek gekregen toen hij minister van Cultuur was, maar ik denk dat hij een van de beste ministers is geweest die we ooit gehad hebben. Wat er nu gebeurt, beschouw ik eerlijk gezegd als een soort boetedoening voor iedereen die toen kritiek had: kijk maar eens wat het alternatief is.

Van Nuffel: Anciaux was begaan met de sector. Hij had niet noodzakelijk de juiste achtergrond of ideeën, maar hij was er wel mee bezig.

Balci: Hij had de koppigheid van een filmmaker.

Van Nuffel: En nu is dat niet zo. Alle respect voor mevrouw Schauvliege, maar het is haar ding niet. Iedereen weet dat, zijzelf ook wel, vermoed ik.

Hadden ‘Turquaze’ of ‘Adem’ gemaakt kunnen worden met tien procent minder geld?

Van Nuffel: Waarschijnlijk wel, maar wie moet dan inleveren? Vooral de mensen met wie je samenwerkt. Vandaag bestaat een deel van je ploeg al uit stagiairs, die tien-twaalf uur per dag werken zonder daarvoor betaald te worden omdat ze het als een leerschool beschouwen. Maar daar kun je niet op blijven teren.

Balci: Ze werken mee omdat je belooft dat ze volgende keer beter betaald zullen worden. Maar als je dan weer minder geld hebt, haken ze af hé?

Van Nuffel: En zo creëer je een gat. Vijftien jaar geleden gingen alle jonge regisseurs in de reclamewereld werken. De grote talenten van toen, met uitzondering van Koen Mortier, zijn we kwijt, omdat die een positie hebben opgebouwd als reclamefilmer en niet meer teruggekeerd zijn.

Balci: De meesten zijn in de reclame gegaan om geld te verdienen, met in het achterhoofd de gedachte dat ze ooit nog wel een film zouden maken. Ik ken een paar mensen die al tien jaar in de reclame zitten en die ook al tien jaar aan een scenario bezig zijn. Het is een comfortzone die moeilijk te verlaten is.

Van Nuffel: Ik word er kregelig van: enerzijds word je bejubeld en vindt iedereen het geweldig dat je film in het buitenland zoveel prijzen krijgt, anderzijds krijg je de boodschap dat er bespaard moet worden en dat je het voortaan met minder zult moeten doen. Het momentum is er, de Vlaamse film is hot, wel, investeer er dan ook in. Als je jonge mensen nu kansen ontneemt door de geldstroom te laten opdrogen, zul je weer een generatie verliezen.

DOOR STEFAAN WERBROUCK – FOTO’S FILIP VAN ROE

KADIR BALCI

‘Toen ik afstudeerde, kon ik nergens een stageplaats vinden. Ik wilde zelfs geld geven om stage te doen, maar ik wist niet waarheen.’ HANS VAN NUFFEL

Vijftien jaar geleden gingen alle jonge regisseurs in de reclamewereld werken. De grote talenten van toen zijn we kwijt. Als er nu bespaard wordt, riskeer je dat dat opnieuw gebeurt.’

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content