OP DE FESTIVALWEI ZULLEN MAAR WEINIG SEAPUNKS RONDLOPEN

Wat enkele My Little Pony-minnende metalheads in een beschimmeld keldertje in Ichtegem ook mogen beweren: subculturen bestaan niet meer. Katrin Swartenbroux legt uit waarom de jeugd van tegenwoordig niet meer met haar muzikale smaak pronkt op de festivalwei.

Het is ongetwijfeld voor de foto’s van je allereerste festival dat op Facebook de untag-button is ingevoerd. In mijn geval bestond het uniform uit Carhartt-broeken, glowsticks en zwarte nagellak. Alle emoties van rebellie en acceptatie van gelijkgestemden zijn al zo lang inherent aan de culturele puberteit dat zelfs mijn ouders middels littekens van helixpiercings kunnen bewijzen dat ze ooit nog andere personen dan ‘mama’ en ‘papa’ geweest zijn.

Grunge, rave, goth of mod: muzikale genres en de waardensets die daaruit voortkwamen zijn altijd een manier geweest om jongeren te verenigen, om buitenbeentjes bij elkaar te brengen en ze een gezamenlijk doel te geven. In de vroege millenniumjaren was poppunk voor mij niet meer of niet minder dan een IS voor mensen die heel veel hielden van Vans-sneakers en zorgvuldig samengestelde compilatie-cd’s vol B-kantjes van The Starting Line.

Subculturen waren veilig, ze zorgden voor identiteit en structuur, voor regels en een uniform. Alleen al aan de manier waarop mensen hun veters knoopten, kon je afleiden of ze nu naar Aphex Twin dan wel naar Alexisonfire luisterden, wat hun politieke opvattingen waren, en of ze al dan niet vlees aten. Tegenwoordig ziet iedereen er zelfs op het punkrock- en hardcorefestival Groezrock (nochtans een muziekgebeuren dat doorgewinterde scene kids aantrekt) uit als een fucking hipster.

Diagnose: subculturen zijn dood, en het is duidelijk wie ze de keel heeft overgesneden.

HET WERELDWIJDE WEB HEEFT ERVOOR GEZORGD dat we plots een stortvloed aan muzikale stromingen binnen handbereik hebben. Van trap tot J-pop: het zou van heel veel zelfbeheersing getuigen als we in die digitale snoepwinkel níét de culturele sloerie zouden uithangen. Terwijl je vroeger in de lokale muziekshop door de bakken moest graaien of (minder vroeger) moest wachten tot de downloadwachtrij van Napster geslonken was, heb je nu nog voor je ‘Sgt. Pepper’s Lonely Hearts Club Band’ kunt uitspreken het volledige oeuvre van The Beatles op je harde schijf gepleurd.

Door die verwennerij zijn we culturele omnivoren geworden die zowel high als lowbrowproducten met smaak naar binnen werken. Met dank aan Shazam en de discover-functie op Spotify leer je elke dag nieuwe muziek kennen en stel je moeiteloos playlists samen waarin muzikale uitersten gezellig tegen elkaar aanschurken om vervolgens onderbroken te worden door eentune van Justin Bieber die ‘for the lulz’ aan je muziekbibliotheek werd toegevoegd. Ontzettend handig, maar al dat consumeren heeft ook iets promiscues: de toewijding is verdwenen. Vandaag is er haast niemand meer die uitsluitend naar één bepaald genre luistert en daar ook alles van afweet, laat niemand zich nog leiden door leadsingers en kun je bij H&M hoodiesvan Run DMC kopen zonder een theorie te hebben over wie Jam Master Jay vermoord heeft. Waarschijnlijk lopen er zelfs jochies met die trui rond die niet eens weten wie Jam Master Jay wás.

JONGEREN VOELEN NU EENMAAL NIET MEER DE nood om waar ze voor staan op een T-shirt te drukken. Hun focus is verschoven naar een onlinebestaan, waar ze – via Facebooklikes en outfitposts – zo druk bezig zijn met het creëren van een persona dat het bedenkelijke beroepen als ‘personal branding expert’ heeft geïnspireerd.

Toegegeven: ze leggen daarbij best veel creativiteit aan de dag. Laat je grootvader eens een halfuur los op Tumblr en hij zal in paniek zijn Mannlicher opblinken, ervan overtuigd dat een stel buitenaardse wezens zijn planeet heeft ingepalmd. De namen van nieuwe stromingen als ‘cutester’, ‘otherkin’, ‘health goth’ of ‘ganguro’ zijn op eigen risico door Google te jagen.

Die trends, hoe pijnlijk voor de ogen hun kleurenpalet ook is, hadden in pre-internettijden aan de basis van invloedrijke subculturen kunnen liggen. Voorlopig komen ze niet verder dan esthetisch gecureerde typetjes die ontzettend veel hartjes genereren op Instagram, maar voor de rest nergens voor staan. En dat is net zo typerend voor jongerenbewegingen van vandaag: er is geen muziek aan verbonden, er ontspruit geen denkwijze of overtuiging aan. Ze zijn volledig op image gebaseerd, en je erbij aansluiten betekent ook niet meer dan dat beeld. Zo begonnen in 2012 heel wat tieners hun haar plots in aquatinten te kleuren en hun weblogs te versieren met ninetiesafbeeldingen van dolfijnen die tegen een tie-dye-achtergrond de horizon tegemoet zwemmen.

Maar terwijl het blijkbaar perfect aanvaardbaar is dat een Abercrombie-tiener zich na een middagje Asos-shoppen plots seapunk noemt, is het wat anders wanneer popcultuurfenomenen een look omarmen. Zombelle, een van de spilfiguren van die kortstondige trend, verklaarde seapunk dood toen zowel Rihanna, Katy Perry als Taylor Swift zich slechts enkele maanden nadat de hashtag gelanceerd was, geheel in seapunkstijl in het openbaar vertoonde.

Dat subculturen imploderen zodra ze opgepikt worden door de mainstream is logisch, maar vandaag gebeurt dat aan een ongeziene snelheid, eigenlijk al voor ze goed en wel levensvatbaar zijn. In een maatschappij waar alles meteen geconsumeerd, gedeeld en geliket of afgebroken moet worden, krijgen onderstromen nauwelijks nog de kans om buiten de spotlights uit te groeien tot een significante beweging. Want hoe schop je nog tegen schenen wanneer de Huffington Post binnen de kortste keren een clickbait-artikel over je schrijft? Hoe kan je clubje nog select aanvoelen als iedereen met een Urban Outfitters-klantenkaart er lid van kan worden? Hoe kun je countercultural zijn als je al viral bent gegaan?

WANNEER JE DOOR DE BOMEN HET BOS NIET MEER kunt zien, is het logisch dat we met z’n allen, deze zomer op de festivalweide, een houthakkershemd aantrekken.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content