‘Ik tracht bij mijn personages dezelfde emoties steeds naar de oppervlakte te halen’, zegt de Chinese filmmaker Zhang Yimou. En daarin slaagt hij ook bij zijn publiek: verwondering is onvermijdelijk bij ‘House of Flying Daggers’, de opvolger van dat andere martial-arts-spektakel ‘Hero’. Een gesprek met een begenadigd cineast.

Door Dave Mestdach fOTO PIET GOETHALS

Een opwarmertje’, zo omschreef Zhang Yimou zijn visueel bedwelmende en met spectaculaire CGI-effecten en martial-arts-acrobatieën gedrenkte heldenepos Hero. Hoewel dat op het eerste gehoor klonk als een staaltje godentartende zelfoverschatting, blijkt dat bij de Chinese grootmeester gelukkig geenszins het geval. Met House of Flying Daggers levert Yimou immers alweer een oogverblindend en meeslepend spektakelstuk af. Ditmaal verpakte hij het als een passionele vertelling over een geheime verzetsbeweging die anno 895 voor Christus in Robin Hood-stijl de Tang-dynastie tracht omver te werpen.

Terwijl de dolken sierlijk over het scherm zoeven, de herfstige kleurenpracht je in een bedwelmende roes lokt en de emoties even robuust ogen als de Chinese Muur, lijkt Yimou zich daarmee definitief te hebben gekroond tot de nieuwe keizer van de martial-arts-cinema. Een merkwaardige carrièrewending, want Yimou stond – dankzij prachtfilms als Het Rode Korenveld, Ju Dou of De Rode Lantaars – lange tijd te boek als het eclectische boegbeeld van de zogeheten Vijfde Generatie, een groep filmmakers die haar inspiratie vooral puurde uit het Chinese platteland, de sociaal-realistische filmtraditie en subtiel politiek engagement.

De meester, met staalharde blik en majestueuze houding, verkeert duidelijk in een goede luim wanneer we hem ontmoeten. Met de engelachtige Zhang Ziyi heeft hij namelijk een nieuwe muze gevonden, met Hero tekende hij voor een van de meest succesvolle prenten uit de Chinese filmgeschiedenis (enkel voorafgegaan door Chrouching Tiger, Hidden Dragon en zelfs aan de Amerikaanse box office een tijdje op één prijkend) en zijn films worden niet langer bijgeknipt door een overijverige censuurcommissie. Het woord – weliswaar via een tolk – is aan Zhang Yimou.

Je films werden vroeger steevast gecensureerd door de Chinese overheid of clandestien het land uitgesmokkeld door hun impliciete kritiek op het regime. Heb je daar nog last van sinds je bent overgeschakeld op martial arts?

Zhang Yimou: Gelukkig niet. Dat heeft in hoofdzaak te maken met de aard van het genre: martial-arts-films bevatten traditiegetrouw nu eenmaal weinig politieke boodschappen. Bovendien gaat het veelal om historische settings en romantische verhalen die weinig mensen binnen het politieke bestel tegen de borst kunnen stoten. Maar er is natuurlijk ook nog een andere reden: de Chinese regering heeft de jongste jaren een ingrijpende facelift ondergaan. Het starre dogmatisme van weleer heeft plaatsgemaakt voor een waakzame openheid, laat het me zo stellen. Dat komt de Chinese film uiteraard enkel ten goede. Je ziet de jongste tijd veel jonge, getalenteerde filmmakers in de openbaarheid opduiken die tot voor kort gedwongen waren ondergronds of vanuit het buitenland te werken. Tegenwoordig kun je in de Chinese bioscoop dan ook heel wat films bekijken die tien jaar geleden zonder twijfel in de ban zouden zijn geslagen. Zelfs Amerikaanse.

Niet alleen de Chinese regering heeft kennelijk een facelift ondergaan, ook Zhang Yimou. Terwijl je vroeger vooral sociale drama’s op een bescheiden canvas bracht, pak je met ‘Hero’ en nu met ‘House of Flying Daggers’ uit met breed uitwaaiende, subliem gemonteerde en digitaal bijgespijkerde spektakelcinema. Het lijkt wel alsof je van kamermuziek bent overgeschakeld naar opera. Vanwaar die ommezwaai?

Zhang Yimou: Martial arts verdraagt geen kleinschaligheid. Als je de kijker er visueel en emotioneel écht mee wil raken, dan moet het groots en grandioos zijn. Uiteraard brengt dat de nodige consequenties mee. Vooral financieel dan. Digitale effecten zijn vaak erg tijdrovend en peperduur, net als de actiechoreografieën of de massascènes met tientallen figuranten. Dat zorgt ervoor dat producenten je tijdens het productieproces steeds nauwlettend in de gaten houden. Tenslotte kosten dergelijke projecten handenvol geld. Deze opera-achtige manier van werken – zoals je het treffend noemt – is dus een noodzakelijk kwaad. Noodzakelijk omdat een goede martial-arts-film nu eenmaal zoveel medewerkers, acteurs en verschillende productiefacetten behelst, alsof je een symfonisch orkest aan het dirigeren bent. Een kwaad omdat je door de schaalvergroting en het kostenplaatje minder artistieke vrijheid geniet, meer verantwoording dient af te leggen tegenover de geldschieters en vaker in de rol van manager wordt gecast. Ik moet bekennen dat ik er nog steeds niet uit ben wat ik nu als het vervelendste fenomeen beschouw: een regering die zich met je film loopt te bemoeien of een producent. Wat mij betreft zijn ze elkaar waard. Laat het ons erop houden dat China’s voorzichtige overgang naar een vrijemarkteconomie nu eenmaal kapitalistische ziektes mee- brengt (lacht).

De eerste Chinese mar-tial-arts-film die in het Westen commerciële potten wist te breken, was Ang Lee’s ‘Crouching Tiger, Hidden Dragon’. Maar ‘Hero’ en ‘House of Flying Daggers’ degraderen die film qua digitale effecten en visuele grandeur bijna tot een verlegen tijgertje. Was het de bedoeling om te overbluffen en te imponeren?

Zhang Yimou: Dat zou ik niet durven zeggen. Het is nooit mijn bedoeling geweest om me te meten met Crouching Tiger, Hidden Dragon. House of Flying Daggers is, zeker gevoelsmatig, bovendien een totaal andere film, hoewel het in beide gevallen gaat om artistieke martial-arts-drama’s. Dat verschil heeft te maken met het feit dat Ang Lee oorspronkelijk afkomstig is uit het zuiden van China, terwijl ik uit het noorden kom. De zuiderse filmtraditie is iets verfijnder en geraffineerder, iets vrouwelijker als het ware. Mensen uit het noorden daarentegen wonen vaak verder van elkaar af. En doordat het klimaat er harder is, zijn ze daarom allicht wat ruwer, naturalistischer en mannelijker ingesteld, wat trouwens ook in de kunst uit die regio wordt gereflecteerd. Dat psychologische verschil tussen Ang Lee en mij gaat dan ook al heel lang mee: kijk maar eens naar zijn eerste films en die van mij, toen ik nog intimistische plattelandsdrama’s maakte. Zijn personages worden meestal heel verfijnd en teder in beeld gezet – hij lijkt ze wel met zijn camera te aaien – en zijn vaak onderworpen aan hun lot. De psychische strijd speelt zich kortom af in hun hoofd. Ik tracht dezelfde emoties steeds naar de oppervlakte te halen. Mijn personages gaan de strijd aan met hun lot op een meer extreme, extraverte en vaak zelfs fysieke manier. Liefde tegen haat, onderwerping tegen rebellie: ik wind er minder doekjes om en mik telkens op de confrontatie.

Amerikaanse actiefilms met veel CGI-effecten verliezen dramatisch veelal de pedalen, terwijl de emotionele kern van ‘House of Flying Daggers’ blijft gloeien in al zijn psychische nuances. Hoe krijg je dat voor elkaar?

Zhang Yimou: Door telkens hetzelfde doel strak voor ogen te houden, of ik nu een heimatfilm maak in documentair-realistische stijl of een complex actiespektakel als Hero of House of Flying Daggers. En dat is: mensen entertainen door op een spannende manier een verhaal te vertellen waarin een zekere emotionele waarheid schuilt. Zo simpel is mijn credo eigenlijk. De historische achtergrond, de actiescènes of de special effects zijn slechts decorum. Ik vind het dan ook niet de taak van een cineast om mensen te vervelen met nodeloos complexe constructies of abstracte mooifilmerij die men in de meeste gevallen trouwens toch niet begrijpt. Ik wil mensen raken op een eenvoudige, directe manier. Er is een oud Chinees spreekwoord dat zegt: de meest diepzinnige filosofie schuilt in de meest simpele zaken. En dat is een waarheid die ik volledig onderschrijf. Welke zin heeft het om de schoonheid van de abstractie na te streven als je er niemand mee bereikt? Het grote publiek tot abstracte gedachten prikkelen met eenvoudige middelen, daarin ligt pas échte schoonheid. Tenminste, voor een nuchtere noorderling als ik.

Net als ‘Hero’ neemt ‘House of Flying Daggers’ een flinke duik in de keizerlijke geschiedenis van China. En dat terwijl het eigenlijke verhaal een universele en tijdloze vertelling is over liefde en passie. Waarom dan telkens dat historische laagje vernis?

Zhang Yimou: Ik ben blij dat je dat zegt. In wezen is het inderdaad een heel modern liefdesverhaal. De personages gaan weliswaar gekleed in de traditionele kostuums uit het tijdperk van de Tan-dynastie, maar wat ze doormaken had zich evengoed vandaag in Peking of Parijs kunnen afspelen. Daarom is het ook een realistische film. Emotioneel klopt hij met de dagdagelijkse werkelijkheid die we allemaal aan den lijve kunnen ondervinden. De reden waarom ik die emotionele kern verplaats naar een historisch decor, is louter formeel. Als cineast zoek ik telkens naar de meest efficiënte manier om die emoties zo overtuigend mogelijk te verbeelden. En die vond ik deze keer in de Tan-dynastie, met zijn ongelooflijk rijke palet aan kleuren. De passie en de vertwijfeling van de personages lees je dan ook bijna van de gewaden af.

Dus is het eigenlijk een postmoderne film?

Zhang Yimou: Ik weet niet wat je precies bedoelt met ‘postmodern’. Wat ik wel weet, is dat deze film zich helemaal niet houdt aan de oude traditie van de martial-arts-literatuur. Dat zie je vooral aan het vrouwelijke hoofdpersonage dat een erg geëmancipeerde rol toebedeeld krijgt. Ze weigert zich gedwee bij het mannelijke patriarchaat neer te leggen en dat is simpelweg ondenkbaar in de ouwe martial-arts-traditie. Bovendien is ze tegelijkertijd verliefd op twee mannen en is ze bereid alles op te offeren – zelfs haar professionele loyaliteit – uit liefde. Ik hoef je allicht niet te vertellen dat zulke personages tot voor kort niet eens be-stonden, niet in de Chinese literatuur en ook elders niet.

Vrees je dan niet de kritiek van de puristen?

Zhang Yimou: Na wat ik in mijn carrière zoal heb meegemaakt, vrees ik geen enkele kritiek meer. (lacht) Chinese regisseurs hebben echt geen gemakkelijk leven, geloof me. We hebben in tegenstelling tot westerlingen niet alleen met critici te maken, maar vooral met producenten en regeringsfunctionarissen. Dat zorgt voor een erg moeilijke evenwichtsoefening. Tot tien jaar geleden hoefden cineas-ten zich immers niet in het minst om de box office te bekommeren, zolang hun film maar door de censuur geraakte. Dat is ondertussen ingrijpend veranderd. Krijg je je film in de zalen – en dat gaat de jongste tijd overigens wel makkelijker – dan staat de volgende commissie al voor je klaar: het publiek. En ook die kunnen je lot als artiest ingrijpend bepalen. Voor heel wat Chinese regisseurs is dat wennen.

En voor de hele Chinese filmindustrie neem ik aan. Vrees je geen invasie van Hollywood nu Amerikaanse films niet langer verboden zijn?

Zhang Yimou: Ook vroeger kreeg je wel eens een Amerikaanse film te zien, maar inderdaad: Chinese films krijgen steeds vaker af te rekenen met concurrenten uit Hollywood. Vooral het jonge bioscooppubliek is er dol op. En dat is logisch: Hollywood heeft haar blik de jongste jaren vooral gericht op groeimarkten zoals Azië en beschikt over onvoorstelbaar veel middelen en kapitaal. De Chinese filmindustrie moet zo snel mogelijk haar eigen marktgerichte productie- en distributiesysteem op poten zetten. Helaas lijkt dat nog niet meteen voor morgen. Bovendien worden de grootste talenten uit Azië meteen weggeplukt wanneer Hollywood hen een lucratief contract aanbiedt. Ik heb zelf ervaren dat de beste martial-arts-instructeurs momenteel zelfs in Amerika zitten. De Chinese film staat dus wel degelijk onder druk. Maar eigenlijk is dat al een tijdje zo. Dat heeft niet enkel met de komst van Hollywood te maken, maar met de globalisering in het algemeen. De Chinese film heeft zelfs binnen Azië haar dominante rol verloren sinds de internationale doorbraak van films uit Hongkong, Iran en Korea. Daar kunnen we slechts één ding tegen doen: betere films maken.

Piet Goethals

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content