Nu de controversiële documentaire The Shock Doctrine, binnen dik twee maanden de gewelddadige thriller The Killer Inside Me. Michael Winterbottom filmt niet alleen sneller dan zijn schaduw, hij is ook van vele markten thuis. ‘Als ik niets om handen heb, word ik rusteloos.’

Michael Winterbottom praat in een razend tempo. Zijn mond lijkt nauwelijks in staat om zijn gedachten te volgen, alsof hij de woorden niet meer interessant vindt, zodra hij ze bedacht heeft. Geen wonder dat deze man onrustig wordt als hij geen project in het vooruitzicht heeft. Winterbottom is voortdurend op zoek naar nieuwe verhalen. Een blik op zijn cv zegt genoeg, zeker als je naar de twee laatste aanwinsten kijkt.

In augustus verschijnt zijn controversiële versie van Jim Thompsons noirroman The Killer Inside Me, een esthetische, maar snoeiharde thriller over een sheriff in een klein Amerikaans stadje die zijn gewelddadige fantasieën uitleeft. Welk festival de film ook aandeed, er waren altijd wel enkele critici die oordeelden dat Winterbottom aan de schandpaal moest. En voor The Shock Doctrine zal hij in bepaalde kringen evenmin op veel begrip kunnen rekenen.

Samen met zijn goede vriend Mat Whitecross, met wie hij in 2006 The Road to Guantanamo draaide, baseerde hij zich voor deze documentaire op het gelijknamige boek van de Canadese activiste Naomi Klein. Klein legt daarin uit hoe de neoliberalen het idee van Nobelprijswinnaar Milton Friedman dat crisissen het ideale moment zijn om bevolkingsgroepen van de vrijemarkteconomie te overtuigen, in de praktijk hebben omgezet – met onder meer de staatsgrepen in Chili en Argentinië en de huidige situatie in Irak als resultaat. Bijna zevenhonderd bladzijden trok Klein ervoor uit om een nieuw licht te laten schijnen op een halve eeuw wereldgeschiedenis, maar Winterbottom en Whitecross moesten de klus in anderhalf uur zien te klaren.

Geen sinecure, geeft Winterbottom toe: ‘ The Shock Doctrine was een enorm complexe en frustrerende film. Zo moesten we eerst in allerlei archieven beeldmateriaal verzamelen, wat gigantisch traag ging. Bovendien heeft de film het over ontwikkelingen die nog volop aan de gang zijn. Ik was al bezig met The Killer Inside Me en Mat met Sex & Drugs & Rock & Roll, zijn film over Ian Dury. Voor The Shock Doctrine moesten we telkens weer de actualiteit achternahollen. Er was de financiële crisis, de verkiezing van Obama en noem maar op. Uiteindelijk hebben we beslist om een definitieve versie vast te leggen.’

En dan bleek Naomi Klein zelf niet tevreden. Begrijp je waarom?

Michael Winterbottom: Ja en neen. Je moet weten dat zij en haar producenten naar mij gestapt zijn met het voorstel om haar boek te verfilmen. Ze vroegen me hoe ik het wilde aanpakken en ik zei dat ik het meest brood zag in een film met archiefmateriaal en een vertelstem. Ik kreeg groen licht. Vijf maanden later, nadat we al het archiefmateriaal verzameld hadden, klonk het plots dat Naomi toch liever interviews met specialisten wilde. (Lachje) We hebben vriendelijk gezegd dat we de film zouden afwerken zoals wij wilden, waarmee Naomi blijkbaar niet tevreden was. Jammer, maar helaas.

Wat zeg je tegen kijkers die ‘The Shock Doctrine’ afschrijven als een zoveelste linkse samenzweringstheorie?

Winterbottom: Dat ze zich vergissen. Dit is geen samenzweringstheorie. De heersende ideologie vandaag stelt dat vrije markten de natuurlijke gang van zaken zijn, dat overheden zich het best zo weinig mogelijk met de economie bemoeien en dat dienstverlening beter wordt in de handen van privébedrijven. Vrije markten gaan hand in hand met vrije maatschappijen, klinkt het. The Shock Doctrine toont via een reeks voorbeelden dat die redenering niet klopt. Het vrijemarktdenken heeft gevolgen, onder meer dat rijke mensen rijker en arme mensen armer worden. En dan is de vraag of wij als mensheid zo’n samenleving willen.

Hoe verklaar je dan dat de neoconservatieven hun ware bedoelingen zo lang hebben kunnen geheimhouden?

Winterbottom: De propaganda heeft erg efficiënt gewerkt: de geschiedenis was ten einde. ‘Er is geen alternatief’, luidde de slogan van Margaret Thatcher. Neoliberalisme volgens de ideeën van Milton Friedman was het enige logische en leefbare beleid. Daar is pas de voorbije twee jaar verandering in gekomen door de financiële crisis. Plots beseft iedereen dat er wel alternatieven zijn. Vroeger was het idee om banken te nationaliseren ondenkbaar, maar deze crisis is zo duidelijk te wijten aan deregulering en een gebrek aan overheidscontrole dat niemand er nog naast kon kijken. Wat nu gebeurt, hangt van de mensen af. Zij moeten actief deelnemen aan het debat.

‘The Shock Doctrine’ legt grote historische verbanden. Vind je die belangrijker dan precieze details?

Winterbottom: Ik denk dat we zo’n bredere visie nodig hebben. Als je enkel naar het nieuws kijkt, verlies je op den duur het overzicht. Het nieuws heeft namelijk geen tijd om een context te schetsen. Veel docu’s concentreren zich bovendien op een aspect van een probleem. The Shock Doctrine bekijkt onze hele samenleving over een periode van dertig jaar en geeft een nieuwe interpretatie van historische feiten. Dat is zeldzaam. Vandaar ook dat we er zo op gezwoegd hebben. (Lachje)

Voor welk publiek heb je de film gemaakt?

Winterbottom: Ik heb twee dochters, van vijftien en zeventien. Vooral mijn oudste is zeer geïnteresseerd in deze materie, maar omdat ze nog zo jong is, weet ze heel weinig af van de wereld. De meeste tieners die ik ken, zijn heel idealistisch. Alleen hebben ze nog niet de kennis om dat idealisme te onderbouwen. Daarom hebben we geprobeerd om alles zo begrijpelijk mogelijk te maken via een heldere vertelstem. Het is de bedoeling dat ook iemand zonder enige voorkennis alles kan volgen en vatten. Het zou mooi zijn als The Shock Doctrine in scholen vertoond zou worden, al denk ik dat veel Britse scholen er behoorlijk nerveus van zullen worden. Ze weten dat ze dan binnen de kortste keren de rechtse tabloids op de hals krijgen.

Heb je ‘The Shock Doctrine’ gemaakt als bezorgde burger of veeleer als artiest?

Winterbottom: Allebei. Die artiest en die bezorgde burger zijn namelijk dezelfde persoon. Het maakt ook niet uit welke film ik maak. De manier van werken is bizar genoeg altijd dezelfde. Je zoekt de beste manier om een verhaal te vertellen, welke structuur daar het meest voor geschikt is. Als ik een onderwerp zoek, stel ik me ook telkens de vraag of het interessant genoeg is om er zoveel tijd en moeite in te steken. Het genre of de bron spelen op dat moment geen enkele rol. Een boek, een origineel scenario of zelfs complete improvisatie: het maakt niets uit.

Binnen twee maanden komt er alweer een nieuwe film van jou in de zalen, ‘The Killer Inside Me’. Hoe houd je dat moordende tempo vol?

Winterbottom: Zo voelt het zeker niet. Ik maak ongeveer een film per jaar, wat absoluut haalbaar is. Ik heb die druk nodig. Eigenlijk wilde ik een andere film maken dan The Killer Inside Me, maar die viel in het water wegens copyrightproblemen. Plots zat ik zonder project en wist ik niet wat ik met mezelf moest doen. Ik heb het liefst iets omhanden. Anders word ik rusteloos, gespannen en kribbig.

Zowel op het Sundance Festival als op de Berlinale zorgde ‘The Killer Inside Me’ wegens zijn brutale geweld voor controverse. Ben je te ver gegaan?

Winterbottom: Ik vind de film helemaal niet zo gewelddadig. Er komen elke week films uit die visueel veel verder gaan. Wat de mensen blijkbaar van de kaart brengt, is dat mijn hoofdpersonage gewelddadig is tegen de twee mensen die onvoorwaardelijk van hem houden. Bovendien is het geweld in zekere zin intiem. Dat werkt veel choquerender dan scènes waarin mensen onthoofd en gevierendeeld worden. Ik vind het niet meer dan normaal dat het publiek gechoqueerd is. Zo hoort het. Geweld mag niet entertainend zijn.

Je geeft een paar aanwijzingen over de oorsprong van Lou Fords gewelddadige aard, zoals het feit dat hij zelf mishandeld werd. Zou het verhaal anders te donker zijn?

Winterbottom: Ik heb geprobeerd om het boek van Jim Thompson zo trouw mogelijk te blijven. Dat was mijn leidraad, niet alleen omdat ik het een geweldig boek vind, maar ook als experiment. Al die psychologische aanwijzingen zitten in het boek en dus ook in mijn film. Ze maken duidelijk dat Lou Ford evengoed een slachtoffer is als een dader. Toch had ik nooit het idee dat Thompson het psychologische portret van een moordenaar schetst. Hij tekent veeleer een duistere parallelwereld uit en heeft het over rauwe en donkere emoties. Lou Ford voelt zich ontoereikend en zwak, vooral tegenover zijn vader. Hij woont nog in dat ouderlijke huis, werkt in het bureau van zijn vader, leest diens boeken en luistert naar diens muziek. Tegelijk wil hij zijn vader vernietigen omdat die hem vernietigd heeft. Lou is een totaal gestoorde figuur. En daar gaat de film over, over het geweld van mensen die emotioneel kapotgemaakt worden. Over hoe mensen die zichzelf niet graag zien, niets liever willen dan anderen kapotmaken. Voor mij is het een heel cathartisch verhaal.

Is dat ook de reden waarom ‘The Killer Inside Me’ er vrij onnatuurlijk uitziet, alsof hij in een studio is gedraaid?

Winterbottom: Dat komt vooral omdat ik het verhaal zie als een shakespeareaanse tragedie en die zijn vaak artificieel. The Killer Inside Me is een heel fictieve film. Ik wilde er geen realistisch drama van maken. De vertelstem, de decors en de belichting passen allemaal in dat kader. De meeste dialogen komen trouwens letterlijk uit het boek. Die woorden moeten eigenlijk gelezen worden, niet uitgesproken. Ik weet dat Jim Thompson weinig opgezet was met de verfilming van The Getaway uit de vroege jaren 70. Walter Hill heeft toen zowat alle dialogen weggeknipt en de plot veranderd tot hij een normale en logische thriller in handen had. Ik denk dat hij onze versie van The Killer Inside Me wel had gewaardeerd.

The Shock DoctrineVanaf 2 juni in de bioscoop.

The Killer Inside Me Vanaf 23/8 (onder voorbehoud) in de bioscoop.

Door Ruben Nollet

‘Ik vind het niet meer dan normaal dat het publiek gechoqueerd is. Zo hoort het. Geweld mag niet entertainend zijn.’

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content