‘NU BEN IK ZEKER: IK KAN SONGS SCHRIJVEN’

De terugkeer van Absynthe Minded? U houdt er maar beter de adem niet voor in. Na elf jaar en vijf platen met dat alom bejubelde ensemble betekent No South of the South Pole, het eerste solowerk van voorman Bert Ostyn, ‘geen zijstap, maar de volgende stap’.

Het gezapige migratiestroompje dat al zoveel West-Vlamingen over de provinciegrens heeft gedreven, spoelde lang geleden ook Bert Ostyn (33) mee, in zijn geval vanuit de speldenprik genaamd Vichte. Sinds kort verblijft de zanger, muzikant en songschrijver met zijn gezin niet meer in Gent, maar in randdorp Destelbergen, ’tussen het groen, met meer plaats voor de kinderen’. De suggestie dat het stedelijke nachtbraken daarmee op een lager pitje wordt gezet, wuift hij gezwind weg. ‘Gisteren ben ik in de Vooruit nog naar Pomrad (funktoetsenist Adriaan van de Velde, nvdr.) gaan kijken. Met de fiets langs het jaagpad doe ik er maar tien minuten langer over dan vroeger. Perfect. Ik zou echt niet op de buiten kunnen wonen. Mijn repetitiekot is trouwens nog altijd in Gent, aan de Brugse Poort.’

Waarna het gesprek vanzelf belandt bij wat daar dan wel te repeteren valt. No South of the South Pole luidt namelijk een nieuwe fase in: vanaf heden stoeit Bert Ostyn met synthesizers en funkgrooves, speelt hij op het podium basgitaar terwijl hij zingt, én richt hij in zijn teksten resoluut de blik naar buiten.

Toegegeven, Ostyn – in feite ook een groepsnaam, want je hebt al drie man rond je verzameld – is anders. Maar ook weer niet spectaculair anders voor wie Absynthe Minded-songs zoals Stuck in Reverse of Little Rascal erbij haalt. Pompend ritme hier, definiërende sample daar: we mogen daar nu de voorbodes van No South of the South Pole in horen.

BERT OSTYN: Ik hoop toch dat de luisteraar er mijn stem nog in herkent, ja. Maar wat voor risico ik ook zou nemen met deze andere groep en deze andere aanpak, ik voel me er zelf heel goed bij. Het was geen kwestie van gewoon voortdoen. Nee, ik wilde iets nieuws proberen. Dat heeft mij zó veel energie en inspiratie gegeven. Het zat eraan te komen, en nu is het ook effectief aan het gebeuren. Dat is de ultieme bevestiging dat ik het wel in mij heb om nummers te schrijven en creatief te zijn.

Dat je daar nog aan twijfelde.

OSTYN: Goh, neen, maar… Kijk, ik heb Absynthe Minded elf jaar van mijn leven gegeven, en nu is dat plotseling wég. Dat is confronterend, hoor. Zeker als je veel thuis bent. Het ziet er ook niet naar uit dat ik snel op tournee zal gaan. In zekere zin moet ik alles weer opbouwen. Maar dat moest wel. Jezelf herhalen is jezelf de doodsteek geven. Dit is veel relevanter dan met Absynthe Minded nog een plaat proberen te maken. Je moet ook eerlijk zijn tegenover jezelf. Ik sluit niets uit wat Absynthe Minded betreft, maar ik wil duidelijk zijn: dit is geen projectje, geen zijstap. Wel de vólgende stap.

Ik stel me voor dat voor het eerst een soloplaat maken vergelijkbaar is met een voltijdse job voor een halftijdse inruilen: je bent er meteen aan gewend.

OSTYN:(knikt) Het voelde anders, zo autonoom werken. Maar wel tof. Je steekt wat gitaren in je auto en rijdt naar Brussel. Therapeutisch, bijna: ‘Ik neem het allemaal in eigen handen en denk alleen maar aan de toekomst.’ Dat is toch een heel belangrijke houding op een moment waarop niemand iets van je verwacht. Ik moest helemaal niks. Maar het is mijn aard niet om stil te zitten. Ik heb de vlucht vooruit genomen en ben meteen weer demo’s beginnen op te nemen. Omdat ik er ongelofelijk veel zin in had. Dóén! Met Absynthe Minded hebben we een heel mooi verhaal geschreven. Een heel intens verhaal ook. In al die jaren is er geen week voorbijgegaan waarin we elkaar niet zagen. Maar iedereen was moe, iedereen wilde stoppen. Onze laatste plaat was niet de gemakkelijkste om te maken, onze laatste tournee niet de leukste om te doen. Als je er dan effectief mee ophoudt, is het misschien pijnlijk om te merken dat je vrij snel uit elkaar groeit. We zien elkaar niet meer, bellen nooit. Maar ik vind dat niet zo moeilijk om toe te geven. Dat is deel van het proces. En dat proces houdt voor mij in dat ik ondertussen met een nieuwe groep aan het repeteren ben, nieuwe nummers schrijf voor deze nieuwe trip. Alsof ik een update van mijn artistieke stem heb uitgevoerd. Een andere visie, andere teksten. Geen romantische knuffelliedjes op deze plaat. Wel een duidelijke hedendaagse klank.

Je wist meteen waar je naartoe wilde, en met wie: in de eerste plaats producer Luuk Cox, tevens dancehitmaker met Shameboy.

OSTYN: Het moest uptempo zijn. Een groove hebben. Niet vies zijn van funk. Dat was inderdaad allemaal snel duidelijk, net als de elementen waarmee we het geluid zouden maken: vooral synthesizers in alle soorten en maten. Ik had het geluk dat een vriend van mij die dingen verzamelt. Wat hij bij mij thuis allemaal heeft afgezet: een oude Moog, een mellotron, een orchestron…

Een wát?

OSTYN: Fantastisch instrument! Jammer dat er maar vierhonderd van gemaakt zijn. Een orchestron is een toetsinstrument uit de jaren zeventig, waar je een optische schijf in steekt, zowat de grootte van een vinylplaat, met een bepaald geluid erop. Je kunt het vergelijken met een mellotron, alleen wordt de klank optisch opgewekt. Een soort antieke synthesizer dus, maar heel inspirerend voor mij in die beginfase: ik kreeg meteen een heel gelaagde, gritty, vuile, brede sound. We hebben ook moderne synths en geprogrammeerde drums gebruikt, maar het is zeker geen digitale plaat geworden.

De techniek laat tegenwoordig toe om platen in je eigen woonkamer op te nemen. Toch heb je ook de grote, professionele ICP-studio in Brussel geboekt.

OSTYN: Ik wilde the best of both worlds. Luuk staat met zijn ene been in de dance, en met het andere in de wereld van de traditionele productie, zoals voor Girls in Hawaii. Hij weet wat hij doet, is heel zelfverzekerd, en heeft genoeg branie om naast mij te zitten en die tracks góéd te krijgen. Ik hou heel veel van de mogelijkheden van de laptop, en in mijn repetitiekot heb ik een mobiele studio. Maar als je wilt dat de drums knallen als op een plaat van Fleetwood Mac, heb je een echte studio nodig. Dat was ook de visie van Luuk. Het is geen groepsplaat, wel een studioplaat. Omdat je die kleine ruimte volledig naar je hand zet, allerlei geluiden door die mengtafel trekt en manipuleert, maar ze toch warm en organisch laat klinken.

Vorige zomer, tussen de opnames door, heb je deze verzameling songs al op geselecteerde podia gepresenteerd. Wat heb je daaruit onthouden?

OSTYN: Dat het niet evident zou zijn (lachje). De reacties waren gemengd, zoals ze zeggen. Simpel gezegd: ik ben weer een debutant. Voor sommige mensen moet dit blijkbaar niet te lang duren. Daarnet ging een andere journalist er nog van uit dat Absynthe Minded over twee jaar gewoon weer een plaat uitbrengt. (hoofdschuddend) De perceptie is er nog niet helemaal.

Je had het over een andere visie en minder knuffelbare songs. Mij viel op dat je vaak, al dan niet letterlijk, een algemene verwarring of besluiteloosheid uitdrukt. In The Imposter luidt het: ‘What is going on here / Twenty keys on a keyring / He’s been opening all these doors / For a long long time.’

OSTYN:The Imposter gaat over hoe mijn generatie in theorie heel veel mogelijkheden heeft. Maar op een bepaald moment moet je wel een pad inslaan en beslissen wat je met je leven wilt doen. In dat nummer schets ik een heel tragisch figuur: ‘All he had in mind / Plant a seed and watch it grow / Play a little God / Trying to control.’ Dat gaat over mensen die geloven in een maakbare wereld, maar te weinig kritisch tegenover hun eigen leven staan. En hoe ouder ze worden, hoe meer ze merken hoe klein hun grip is op die wereld. Dat verstikt de ziel. We léven ook in verwarrende tijden. Harde tijden. Een andere song is I Like Your Brew. Dat zou een lieve zin kunnen zijn, een kind dat zegt dat het lekker vindt wat mama heeft gemaakt. Maar tegelijk is er ook sprake van een baseballknuppel die dient om je tot de dood te beschermen.

‘I like your brew’ kon wel eens een bronstige versierzin wezen, zo kwam het me voor.

OSTYN: Het moest ook een bronstig nummer zijn, absoluut. Het is het gloriemoment geworden van mijn goeie vriend Jean-Marie Aerts. Machtig wat hij gedaan heeft. Ik heb hem gevraagd om in I Like Your Brew een hoekige, T.C. Matic-achtige gitaar te spelen, iets wat alleen hij kan. En dat heeft hij ook gedaan.

Ik hoor minder observaties in je teksten, en meer meningen.

OSTYN: Absynthe Minded is altijd een eiland geweest. Op onszelf gericht. Terwijl ik nu een stem wilde zijn die over bepaalde ándere dingen schrijft. Maatschappelijke dingen. Toothache gaat bijvoorbeeld over de verharding van taal: ‘It used to be called unfortunate / But now they call it losers.’ Ik vind dat je merkt dat het oude Vlaams moet wijken voor de snelheid van deze tijd. Vroeger was het jammer wat een mens overkwam, nu ben je meteen een mislukkeling. De video bij Crank is echt een mediabom, volgestopt met beelden die mensen zullen beroeren.

‘If I have to, I’ll be a crank’, zing je.

OSTYN: Dat woord betekent ‘zuurpruim’, iemand die zich geroepen voelt overal zijn mening over te geven en opinie te maken, tot er op de duur niets anders overblijft dan gezaag en geklaag. Nu, dat pareer ik wel met die boodschap ‘peace is the word’, een station call die ik bij een oude radiozender heb gepikt – een piraat, dus het mag (lacht). Weet je wat het is? Ik heb het gevoel dat ik meer met die uitgesproken stem moet doen. Misschien niet zozeer standpunten innemen, maar perspectieven openen. Iets aankaarten dat mensen doet nadenken.

Als twee voormalige inwoners van Gent kunnen we dit gesprek niet besluiten zonder het over Luc De Vos te hebben. Hoe goed je hem ook kende, hij was voor iedereen een alomtegenwoordig stadsfiguur. Heeft zijn dood bij jou iets losgemaakt?

OSTYN: Ik was er alleszins door aangedaan. De laatste keer dat ik hem heb gezien, was in Watou. Hij zei dat hij Mary al had gehoord, de eerste single van de plaat, en dat hij het een vree goed nummer vond. Hij zat al bij het eerste optreden van Absynthe Minded in de Charlatan in Gent aan de toog, en is ons, mij, sindsdien blijven volgen. Hij kwam ook altijd om sigaretten schooien (glimlacht). Ik herinner me nog de eerste keer dat we in de AB hadden gespeeld. Ik had boel met mijn vriendin Mieke – we zijn al lang samen, met alle ups en downs, haha – en hij slaagde erin om het nog zoveel erger te maken. ‘Maar Mieke, hij móét strontzat zijn, hij is een rockster!’ (lacht) Ja, ik had hem graag.

NO SOUTH OF THE SOUTH POLE

Op 20/2 uit bij PIAS.

DOOR KURT BLONDEEL

Bert Ostyn ‘MET ABSYNTHE MINDED HEBBEN WE EEN HEEL MOOI VERHAAL GESCHREVEN. WE ZIEN ELKAAR NU NIET MEER, BELLEN NOOIT. MAAR DAT IS DEEL VAN HET PROCES.’

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content