‘Nooit maak ik nog een film’

Van spiritueel liefdesdrama tot romantisch horrorverhaal. Paolo Giordano’s bestseller De eenzaamheid van de priemgetallen krijgt een grondige facelift op het witte doek. Een gesprek met Italiës literaire wonderboy. ‘Ik ben een wereldvreemde natuurkundige, laat me met rust.’

Paolo Giordano is 28, woont in San Mauro Torinese in de buurt van Turijn en studeerde in 2007 af als doctor in de natuurkunde met een verhandeling over bottom quark-deeltjes. Een typische glamourboy kun je de jonge fotogenieke Italiaan bezwaarlijk noemen. Alleen pende Giordano tijdens zijn studies een roman neer die in 2008 tot ieders verbazing – inclusief die van hemzelf – uitdeinde tot een literaire supernova.

La solitudine dei numeri primi werd inmiddels naar dertig talen vertaald, en alleen al de Nederlandse versie ging ruim 250.000 keer over de toonbank. Bovendien werd Giordano’s bestseller meteen bekroond met de Premio Strega, Italiës meest prestigieuze literatuurprijs. Giordano schaart zich daarmee als jongste winnaar ooit naast intellectuele reuzen als Alberto Moravia, Primo Levi en Umberto Eco.

Met zulke adelbrieven hoeft het niet te verwonderen dat zijn debuutroman over onverwerkte verledens en een ongeconsumeerde liefde ook op het witte doek zou worden gebracht. Alleen blijft de vraag: hoe verfilm je in vredesnaam een liefdeskroniek die 26 jaar omspant en het vooral van zijn onzichtbare drama en innerlijke fricties moet hebben?

‘Niet door braafjes het boek te volgen’, luidt het antwoord van regisseur Saverio Costanzo. Voor zijn expressionistische adaptatie verruilt die niet alleen Giordano’s simpele chronologische structuur voor een voortdurend gezap tussen heden en verleden, wat in wezen een disfunctioneel liefdesdrama is, krijgt zowaar de allures van een psychologische huiverthriller.

Wel intact gebleven, is Giordano’s universeel toegankelijke raamverhaal. Dat gaat nog altijd over de geniale, in zichzelf gekeerde wiskundige Mattia en de manke, al even contactgestoorde Alice met wie hij sinds hun traumatische tienertijd een innige band heeft. De twee buitenbeentjes voelen zich tot elkaar aangetrokken, maar worden nooit een koppel. Finaal blijken ze enkel deelbaar door één en zichzelf, zoals de priemgetallen waarvan Mattia zo houdt.

‘Ik weet dat het een cliché is’, beseft Giordano. ‘Maar het belangrijkste is dat de geest van het boek wordt bewaard. Film en literatuur zijn verschillende media met elk hun eigen taal en grammatica. Van in het begin had ik daarom een heel open houding tegenover de film. Dit is Costanzo’s film. Niet de mijne. Ik was er enkel om hem te assisteren.’

Veel producenten wilden de rechten op het boek. Waarom heb je uiteindelijk gekozen voor Mario Gianani, die eerder Marco Bellocchio’s ‘Vincere’ en Costanzo’s eerste twee films ‘Private’ en ‘In memoria di me’ produceerde?

Paolo Giordano: Hij was de enige met wie ik persoonlijk ben gaan praten en die dezelfde ideeën had over film als ik. We hielden van dezelfde regisseurs. Plus: toen ik Costanzo’s eerste films zag, wist ik dat hij de juiste man was. Ik dacht: ‘Mijn kind is in goede handen.’

Toch wilde je eerst een andere regisseur, of niet?

Giordano: Ja, maar enkel omdat ik de rechten al in 2008 had verkocht. Toen was De priemgetallen in Italië al een hit, maar nog niet in de rest van de wereld. Aanvankelijk wilden Gianani en ik een jonge debutant die het materiaal fris en onbevangen zou benaderen. Toen het boek plots een wereldhit werd, beseften we dat we een meer ervaren man nodig hadden. Iemand die met druk omkon. Op dat moment is Costanzo aan boord gekomen.

Daarop heb je samen het script geschreven. Had je ook veel te zeggen over de concrete productie?

Giordano: Niets. (Lacht) Dat was vooraf zo afgesproken. Ik kon meewerken aan het script, maar over de casting of de regie had ik niets te zeggen. Of het boek gerespecteerd werd en bla bla bla: dat kon me eerlijk gezegd niet veel schelen. Ik zag dit als een kans om een nieuw medium te verkennen en mijn horizon te verruimen. Ik ben ook maar een filmleek: wat ik goed of slecht vind, weet ik wel, maar het hoe, wat en waarom erachter was allemaal nieuw voor mij. Ik heb het gedaan voor mezelf, niet voor het boek.

Een boek schrijf je in alle vrijheid. Een scenario is meer een vergaarbak van compromissen. Was het lastig om daaraan te wennen?

Giordano: Toch wel. Ik heb meer dan een jaar aan het scenario gewerkt en zeker vijftien versies geschreven. Daar zat altijd wel dezelfde kern in, zodat ik gelukkig nooit het gevoel had dat ik in kringetjes draaide. Het meest frustrerende is dat je als scenarist soms keihard werkt op dingen die in één seconde geschrapt worden. In fictie kun je nog altijd een manier vinden om bepaalde scènes, zinnen of metaforen te redden, maar als scenarist moet je luisteren naar wat het geheel je dicteert.

Is het voor herhaling vatbaar?

Giordano: Neen . (Grijst) Ik ben blij dat ik het gedaan heb, maar fictie schrijven geeft me meer voldoening. Daar ben ik zowel scenarist als regisseur en producent.

Ben je dan niet tevreden met de film?

Giordano: Toch wel. Ik heb ervan genoten. Maar je merkt hoe verschillend de verbeelding van twee mensen is, ook al hebben die samen het scenario geschreven. Weet je wat het gekke is? Toen het boek uitkwam, zei iedereen hoe filmisch het wel was. Het boek is misschien visueel, maar tegelijk zo ruw en gedetailleerd dat ik die filmische lezing altijd oppervlakkig gevonden heb. Costanzo heeft alles opnieuw moeten uitvinden en vertalen in beelden, wat hij op een heel persoonlijke manier heeft gedaan. Dat maakt de film net zo interessant, vind ik. Ook voor mij. Het is geen boek met bewegende plaatjes, zoals zoveel andere bestsellerverfilmingen. De film staat volledig op zichzelf, zodat zelfs ik er onbevangen – als een neutraal toeschouwer bijna – kon naar kijken. Toch was ik ontroerd en gegrepen. Dat lijkt me een goed teken. (Lacht)

Wat devote lezers zal choqueren, is dat getallen in de film nog amper een rol van betekenis spelen.

Giordano: (Knikt) Wiskunde uitbeelden in film is niet eenvoudig. Een bord volkladden met cijfers of rare symbolen over het beeld laten glijden, is zo makkelijk en goedkoop. Denk maar aan A Beautiful Mind van Ron Howard – dat wilden we vermijden. Nog een geluk dat Costanzo totaal niet in wiskunde geïnteresseerd was. (Grijst) Je moet weten: eigenlijk is de titel niet van mij. De mijne was: In en uit het water, maar dan in het Italiaans. Het is mijn uitgever die met die priemgetallen op de proppen kwam. Pas toen begreep ik hoe essentieel die getallen in mijn boek waren, dat ze meer waren dan handige metaforen. Achteraf bekeken was het de enige juiste titel, al denken mensen nu dat ik een geobsedeerde cijferfetisjist en een soort Rain Man ben. (Lacht)

Mede dankzij die titel is het boek wel tot een literair fenomeen uitgegroeid. Had je dat voelen aankomen?

Giordano: Totaal niet. Het succes verbaast me nog elke dag. Toen ik het boek schreef, wist ik niet eens of het gepubliceerd zou worden. Ik schreef het meer als ontspanning tijdens mijn studies dan vanuit een of andere innerlijke creatiedrang. Ik deed het om mijn gedachten te verzetten. Niet om onsterfelijk te worden. (Lacht) Ik was stomverbaasd toen het op enkele maanden tijd een bestseller werd in Italië en daarna ook in de rest van de wereld bleek aan te slaan. Mijn boek heeft me de voorbije drie jaar echt geleefd. Ik ging waar mijn boek me heen gidste. Om interviews te geven. Om signeersessies te houden. Het heeft obsessief beslag op mij gelegd en elke dag probeer ik ervan los te komen. Ik hoop dat de film me helpt om afstand te creëren zodat ik eindelijk aan een tweede roman kan beginnen. Als schrijver heb je eenzaamheid nodig. Lezen is al een eenzame bezigheid, schrijven is dat nog veel meer. Jammer genoeg ben ik de voorbije drie jaar geen dag meer eenzaam geweest.

Sinds 2008 heb je dus geen letter meer op papier gezet?

Giordano: Toch wel. Nadat De priemgetallen af was, heb ik eerst mijn fysicastudie afgewerkt om mezelf wat zuurstof te geven. Vorig jaar ben ik dan aan een tweede roman begonnen, maar die heb ik weggegooid. Ik was er niet tevreden over. Het was veel te doorwrocht. Er zat geen leven meer in. Ik ben nu aan iets nieuws begonnen, maar waar dat heen gaat, kan ik zelf nog niet zeggen. Mijn lezers zullen dus nog even geduld moeten hebben. Een opvolger voor De priemgetallen is nog niet voor morgen.

Is dat de tol van de roem?

Giordano: Ik wil niet klagen, maar de druk van het succes weegt toch wel zwaar. De lezers vertrouwen me en dat vertrouwen wil ik niet beschamen. Het probleem is dat ik alles wat ik als schrijver hoopte te bereiken, in één klap gerealiseerd heb. Op mijn 25e dan nog. Eigenlijk kan het alleen maar bergaf aan. Pas wanneer ik die gedachte kan loslaten, zal ik weer creatief zijn.

Wat is het lastigste aan literaire vedette zijn?

Giordano: Tv-interviews. Die haat ik! Ik blokkeer: ik ben een wereldvreemde natuurkundige, laat me toch met rust. (Lacht) Ik heb niets tegen praten met lezers of journalisten, maar ik wil liever niet op straat herkend worden. Ik wil ook in alle rust kunnen werken. Vandaar dat ik besloten heb om na de promotoer van de film minstens een jaar lang geen interviews meer te geven.

Had je dan liever gehad dat ‘De priemgetallen’ een bescheiden succes was, zodat je in alle rust kon groeien?

Giordano: Dat nu ook weer niet. Ik ben vooral trots op het populaire succes. Niet om de verkoopcijfers, maar als je boek goede kritieken krijgt en je kunt mensen ertoe aanzetten om een goed boek te lezen, doet dat geweldig veel deugd. Blijkbaar waren mijn eerste lezers vooral vrouwen van veertig en vijftig. Die gaven het aan hun kinderen door, zodat ondertussen ook veel tieners en twintigers het gelezen hebben. Ook jongens. Dat blijft mijn uitdaging voor mijn tweede roman: iets populairs schrijven dat seksen, klassen en leeftijden overstijgt zonder ordinaire bullshit te zijn.

Je zult wel nooit meer zo onbevangen te werk kunnen gaan als bij je debuut, tenzij je opnieuw naar je jeugdjaren of je ervaringen als fysicus teruggrijpt.

Giordano: Dat je voor je eerste roman naar je eigen leven teruggrijpt, lijkt me logisch. Toch was het zeker geen autobiografie of zelfanalyse. In tegenstelling tot Mattia idealiseer ik mijn eigen jeugd en hoewel ook ik me indertijd vaak eenzaam en onbegrepen voelde, heb ik nooit iets traumatiserends meegemaakt. Dat neemt niet weg dat ons parcours soms overlapt. We zijn allebei wetenschappers, analytisch en gefocust op details. Ook de schoolscènes zijn gebaseerd op mijn eigen jeugd. Ik zat op een rijkeluisschool in Turijn, waar ik me nooit echt op mijn gemak gevoeld heb en vaak het idee had dat ik in mijn emotionele ontwikkeling achterop liep bij mijn klasgenoten. Wees gerust: alleen al daarin zit nog een vuistdikke roman. (Lacht)

DE EENZAAMHEID VAN DE PRIEMGETALLEN

Vanaf 9/2 in de bioscoop.

DOOR DAVE MESTDACH

‘Mijn probleem? Ik heb alles wat ik als schrijver wilde bereiken, gerealiseerd. Op mijn 25e.’

‘Ik schreef het boek om mijn gedachten te verzetten. Niet om onsterfelijk te worden.’

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content