In Noir Océan volgt Marion Hänsel drie jonge matrozen op nucleaire missie in de Stille Oceaan. Een gesprek over verloren onschuld, onvindbare boten en boze admiralen. ‘Het zou evengoed over onze jongens in Afghanistan kunnen gaan.’

Ze regisseerde Charles Aznavour, Jane Birkin en Malcolm McDowell. Ze draaide in de dorste woestijnen en op de woeligste oceanen. En ze won prijzen in Cannes, Venetië en Montréal. Sommigen mogen het werk van Marion Hänsel (61) dan artistiekerige europudding vinden, weinig Vlaamse regisseurs kunnen zo’n productief en ambitieus oeuvre voorleggen als de in Marseille geboren Anversoise.

Aan dat cv – met de J.M. Coetzee-verfilming Dust en Between The Devil and The Deep Blue Sea als bekendste titels – mag nu ook Noir Océan worden toegevoegd, haar tiende langspeler alweer. Daarin volgt Hänsel drie jonge, Franse mariniers die anno 1972 getuige zijn van atoomproeven op Moruroa, een gebeurtenis die hen voor het leven zal tekenen.

Hoewel op dat Frans-Polynesische atol tussen 1966 en 1996 meer dan 200 kernproeven werden uitgevoerd waartegen veelvuldig werd geprotesteerd, is Noir Océan geen antinucleair pamflet. Hänsel houdt het bij een meditatief coming-of-age-drama over vriendschap en volwassenheid, met maagdelijke zandstranden, benepen kajuiten en dreigende paddenstoelwolken als onwereldse decors.

‘De kijker moet de gaten zelf opvullen’, waarschuwt Hänsel. ‘Wie zijn die drie jongens? Waar komen ze vandaan? Veel uitleg is er niet. De film is gebaseerd op twee autobiografische kortverhalen van Hubert Mingarelli. Beide verhalen spelen zich af op een boot en zijn heel sober en intimistisch, met weinig woorden en weinig personages. Dat sprak me onmiddellijk aan. Mijn vorige film ( Si le Vent Soulève les Sables uit 2006; nvdr. ) speelde zich af in de woestijn. Nu wilde ik absoluut de oceaan op.’

Heeft Mingarelli meegewerkt aan de film?

Marion Hänsel: Ja en nee. Film en literatuur zijn verschillende media. Vaak is het beter als een regisseur zijn eigen visie volgt. Ik heb Mingarelli wel de verschillende drafts van mijn scenario laten lezen. Aangezien mijn scenario iets te kort was, heeft hij me op het einde ook veel anekdotes verteld over het militaire leven buiten de diensturen. Daaruit heb ik enkele extra scènes gepuurd.

Had je voorbeeldfilms in gedachten?

Hänsel: Ik wist vooral wat ik niét wilde: een seventies look. Het moest er strak en modern uitzien, om het verhaal te actualiseren en de kijker dichter bij die jongens te brengen; het zou evengoed over onze jongens in Irak en Afghanistan kunnen gaan. Verder moest de film ook geen tweede Pearl Harbor worden. Of zo’n duikbootfilm waarin men gewoon wat met de camera schudt om een claustrofobische sfeer op te roepen.

Productioneel moet ‘Noir Océan’ in elk geval een lastig karwei zijn geweest.

Hänsel: Absoluut, want je hebt een groot marineschip nodig. Dat moet je niet alleen vinden en betalen, je moet dat kreng ook stil kunnen houden, want je wilt niet dat de kijkers zeeziek worden. ( Lacht) De scènes die zich afspelen op de benedenverdieping van de boot zijn in een studio in Lyon gedraaid. Die aan wal zijn gefilmd in een voormalige nucleaire basis op Sardinië. En Guadeloupe deed dienst als Moruroa.

Was de Franse marine bereid om mee te werken?

Hänsel: We hebben hen twee jaar geleden gevraagd of we op hun boten mochten filmen en aanvankelijk waren ze akkoord. De militaire archieven zijn niet langer geheim, dus waarom zouden ze nog moeilijk doen? Daarop zijn we in Nieuw-Caledonië met de productie gestart, waar een prachtige boot voor ons zou klaarliggen. Tenminste: tot de Fransen plots niets meer van zich lieten horen, en een admiraal ons te elfder ure liet weten dat hij onmogelijk met het scenario akkoord kon gaan. Daar zaten we dan: zonder boot, zonder coproductiesteun en dus ook zonder film. Gelukkig heb ik na wekenlang bellen en googelen alsnog een geschikte boot kunnen vinden via een privé-agent. Weliswaar geen militair schip, maar we hebben het grijs geschilderd en de Russische bemanning vervangen door Franse acteurs. Enkel kenners zien nog het verschil. ( Lacht)

Je hebt in Somalië, Guadeloupe, Hongkong en Zuid-Afrika gedraaid, en je hebt met ‘Clouds’ zelfs een film over wolken gemaakt. Waar komt die fascinatie voor de natuur vandaan?

Hänsel: Moeilijk te zeggen. Landschappen hebben altijd een hoofdrol gespeeld in mijn films. Onze omgeving bepaalt nu eenmaal in grote mate wie we zijn, hoe we denken en hoe we ons voelen. Zelf kan ik niet zonder natuur. Ik heb zelfs nog nooit een stadsfilm gemaakt.

Is ‘Noir Océan’ een ecologisch gedicht?

Hänsel: Het is vooral een verhaal over opgroeien en verwerken. Maar er zit zeker ook een ecologische boodschap in. Ik ben fel tegen kernproeven. Ik heb veel research gedaan, en ook mensen gesproken die nog atoomproeven hebben meegemaakt. Heel wat militairen zijn ondertussen geveld door kanker, of ze zijn er mentaal aan onderdoor gegaan. Ook het hoofdpersonage heeft in het echt zelfmoord gepleegd. Zelfs Mingarelli heeft dertig jaar nodig gehad om zijn ervaringen van zich af te schrijven.

Toch is de toon van de film veeleer mijmerend dan militant.

Hänsel: Ik ben lid van Greenpeace, maar niet het type dat de straat optrekt. In mijn films ben ik veel geëngageerder dan in mijn leven; in die zin dat de breekbaarheid en de schoonheid van de natuur vaak een hoofdthema is. In Noir Océan zie je hoe de drie jongens achteloos hun blikjes bier weggooien op dat prachtige strand. Begin jaren zeventig was er niemand die dacht: ‘Dit is not done. Je moet respect hebben voor de natuur.’ Vandaag kun je de verontwaardiging van de kijkers bijna hóren. Sommigen gruwen zelfs meer bij die in zee gegooide blikjes dan bij die atoomwolk. Het is goed dat we milieubewuster zijn geworden, maar je moet wel je gevoel voor proportie behouden. ( Lacht)

NOIR OCEAN

In de bioscoop vanaf 1/12.

DOOR DAVE MESTDACH

‘Het was niet alleen lastig om een groot marineschip te vinden en te betalen, maar ook om het kreng stil te houden.’

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content