Wie zijn groep Grandaddy noemt, weet dat het er wel eens snel mee gedaan zou kunnen zijn. En ja hoor, na amper vijf platen liet Jason Lytle zijn bandje al inslapen. Maar de bricoleur van dromerige spacepop en psychedelische indierock stáát er weer. ‘Het was een reis naar Hawaï boeken of nog eens een plaat maken. Het is een plaat geworden.’
J ust Like The Fambly Cat, de vijfde langspeler van Grandaddy, was drie jaar geleden nog niet goed en wel in de winkelrekken gemikt, of Jason Lytle liet al weten dat we geen opvolger meer moesten verwachten. De split van Grandaddy was die dag geen hoofdpunt in Het Journaal en ook Yasmine gaf in De Rode Loper geen sjoege. Bloemen noch kransen: was dat het trieste lot van een van de belangrijkste indiegroepen van de laatste tien jaar?
Jason Lytle kon het wellicht geen lor schelen. Toen hij Just Like The Fambly Cat per koerier naar de platenfirma stuurde, pakte hij zijn boeltje en verkaste hij van Modesto, Californië naar Bozeman, Montana. Waarom, willen wij heden van Jason Lytle weten.
Lytle: Het was dát of in een diepe depressie wegzinken. Als ik er nog een maand langer was gebleven, had ik mezelf wellicht van kant gemaakt. Toen ik besloten had dat het met Grandaddy voorgoed over and out was, wilde ik ook breken met het leven dat daaraan vast hing. Ik vond niets deprimerender dan een omgeving die me voortdurend aan die groep en alle slechte ervaringen ermee herinnerde. Ik móést er weg. Het leek alsof alles en iedereen – mijn huis, mijn studio, mijn vrienden en kennissen – hadden samengezworen met één doel voor ogen: mij het leven onmogelijk maken. Ik weet dat het paranoïde klinkt, maar zo voelde het aan.
En waarom trok je precies naar Montana, zowat de saaiste staat van de VS?
Lytle: Eerlijk? Geen idee. (Lacht) Ik kan nog altijd geen enkele rationele reden verzinnen waarom ik precies dáárheen ben verhuisd. Ik moest denken aan een vriend die er een tijd heeft gewoond en maar bleef herhalen dat ik daar zou aarden. Letterlijk op de dag dat ik de plaat van Grandaddy had afgewerkt, heb ik een verhuisfirma gebeld. Ik heb mijn studio ontmanteld, inclusief mijn gigantische mengpaneel van drie bij vier meter, en de hele boel in hun truck geladen. ‘Off to Montana!’, riep ik tegen de chauffeur. Die rit van Californië naar Montana was een van de meest gelukzalige momenten in mijn leven. En een van de meest zenuwslopende. De firma die me hielp verhuizen, bleek alleen ex-gedetineerden tewerk te stellen. Uitgerekend aan die ex-cons moest ik mijn ontmantelde homestudio toevertrouwen. Mijn dierbaarste bezit!
Maar goed, op enkele schroeven na is het ding in één stuk aangekomen. Ik had mijn mengpaneel nog niet goed en wel ingeplugd of ik voelde de creativiteit al opborrelen. Weet je, ik droomde ervan om mijn studio naar de Alpen te verhuizen: op zo’n besneeuwde heuveltop liedjes schrijven leek me wel wat. Maar Montana is zonder twijfel de tweede beste plek. Het is een landelijk, bergachtig gebied waar in de winter héél veel sneeuw valt. Ik woon nu wel in een stadje, maar ik heb het aangename gevoel dat ik er elk moment kan wegvluchten door de bergen in te trekken. Heb ik al vaak gedaan trouwens. (Lacht)
Wanneer merkte je dat je klaar was om een nieuwe plaat te maken?
Lytle: Ik heb de beslissing om officieel aan nieuw materiaal te beginnen heel lang uitgesteld. Ik wilde eerst opnieuw het plezier voelen om muziek te maken. En dat heb ik de voorbije jaren echt non-stop gedaan. Ik maakte ’s ochtends een grote kan koffie, zette me aan de piano, drukte op play en speelde de eerste de beste melodie die in me opkwam. Het vreemde is: ik hield voortdurend notitieboekjes bij – ‘deze melodie is perfect voor een refrein’ of ‘hier kan ik een brugje van maken’ – maar aan mezelf durfde ik absoluut niet toe te geven dat ik in functie van een nieuwe plaat aan het werken was. (Lacht) Het heeft geduurd tot de laatste winter voor ik wilde inzien dat ik stiekem een nieuwe cd in elkaar zat te knutselen. Ik weet nog goed dat ik in mijn living zat toen de eerste sneeuwvlokken uit de hemel vielen en ik besefte dat ik de rest van de winter ingesneeuwd zou zitten. Op dat moment heb ik een soort vergadering met mezelf belegd: ‘Kijk, Jason, ofwel boek je nú een reis naar Hawaï, ofwel begin je eens aan die nieuwe plaat.’ Het is het laatste geworden.
Gebruik je nog steeds je oude Kawai-keyboards?
Lytle:(Enthousiast) Ja, allebei! Het ene is nog intact, het andere is kapotgegaan, maar dat heb ik tot een monsterlijke machine getransformeerd. Het is een onvoorspelbare bitch, maar juist daarom houd ik er zo van: er komen altijd onverwachte geluidjes uit.
Ik vraag het maar omdat je muziek nauwelijks anders is gaan klinken. En dat is als een compliment bedoeld: je sound is uit duizenden herkenbaar.
Lytle:Gee, thanks. Maar om eerlijk te zijn: dat is niet zo’n verdienste. Mijn ’typische sound’ is het resultaat van onkunde. Ik doe in feite niets anders dan mijn beperkingen omzeilen. En om eens helemaal onbescheiden te zijn: in dat omzeilen ben ik ondertussen vrij bedreven. Noem me dus gerust een genie: ik ben geniaal in het camoufleren van mijn gebreken. (Lacht)
Ik heb sinds de split van Grandaddy veel bands gehoord die jouw sound willen kopiëren. Wat vind je daarvan?
Lytle: Dat zeggen ze mij dus constant, hé: dat andere groepen onze sound na-apen. Maar zelf hoor ik dat niet. Naar het schijnt moet ik dringend eens naar MGMT luisteren: die zouden nogal wat van ons gepikt hebben.
Vergeef me mijn nieuwsgierigheid, maar hoe heb jij de voorbije jaren financieel overleefd?
Lytle: Door mijn ziel te verkopen. (Lacht) Ik heb heel wat songs verkocht aan grote bedrijven, voor hun reclamecampagnes. Een deel daarvan zijn oude demo’s en B-kantjes die toch niemand kent, een deel heb ik speciaal voor commercials geschreven.
Ben je daarin kieskeurig?
Lytle: Take the money and run: that’s my advice. Ik moet al echt moeite hebben met een product of de inhoud van een commercial om zo’n aanbod af te wijzen. Voor mij is het heel simpel: met ieder liedje dat ik voor een commercial verpats, koop ik een beetje vrijheid voor mezelf als muzikant. Het is een argument waarmee ik alle andere argumenten – ethisch of moreel – wat makkelijk van tafel veeg, maar what the hell. Ik heb het wel altijd vreemd gevonden dat bedrijven voor hun commercials uitgerekend bij mij komen aankloppen. Mijn muziek wordt bij mijn weten hooguit één keer per jaar op de radio gespeeld, maar op de Amerikaanse televisie kan je ze ondertussen zowat elke dag horen. Crazy!
Hoe zit het met de financiële put die Grandaddy heeft achtergelaten?
Lytle: Geluk gehad. Ons platenlabel bleek nog méér schulden te hebben dan de groep. Door een of andere financiële constructie is de bank voor al die schulden moeten opdraaien.
En plots zitten we met een economische crisis.
Lytle: Oké, ik beken: de bankencrisis is de schuld van Grandaddy. There, I said it! Nu tevreden? (Lacht)
Heb je de voorbije jaren weleens getwijfeld aan je beslissing om Grandaddy op te doeken?
Lytle: Geen seconde. Het was ook geen impulsieve beslissing, hé. Ik heb er een járen over gedaan om tot dat besluit te komen. Want dat ik het beu was, wist ik al lang. Ik heb nog een hele tijd gehoopt op een soort deus ex machina: een wijze god die uit de hemel zou neerdalen om me uit de impasse te gidsen. Alleen: die kwam maar niet, en de problemen werden alsmaar erger. Ik was vooral de verpletterende verantwoordelijkheid beu die je als frontman meezeult. Dat ik het gevoel had dat ik vier groepsleden én hun families moest onderhouden, hielp ook niet.
Dat is natuurlijk ook een beetje mijn schuld: ik wilde over alle aspecten van Grandaddy – de muziek, de tournees en de promotie – het laatste woord hebben. Zo laadde ik zélf een hoop druk op mijn schouders. Ik werd gék van platenfirmamensen die ons zegden wat we moesten doen. ‘Nu moet je die en die interviews doen.’ ‘Nu moet je in dat televisieprogramma optreden.’ ‘Deze zomer moet je je profileren op die en die festivals.’ Allemaal instructies met het oog op ‘een nieuwe doelgroep’. Bah!
Ben je als soloartiest beter tegen die bemoeienissen gewapend?
Lytle: Ik laat me in ieder geval niet meer zo doen. Mijn businessmodel komt hierop neer: net genoeg platen verkopen om een volgende te kunnen maken. En als er iemand méér van mij verwacht, zeg ik vriendelijk: ‘ Go fuck a duck, ik doe waar ik zin in heb.’ Mijn probleem is lang geweest dat ik geen ‘neen’ kon zeggen. Dat heb ik nu wel geleerd.
Aan toeren had je naar verluidt ook al een grondige hekel.
Lytle: Zwijg me van toeren! Ik heb het altijd leuk gevonden om op te treden, maar dertig of veertig shows na elkaar: daar doe je me echt geen plezier mee. Ik herinner me nog onze eerste grote tournee door Amerika: van de eerste tot de laatste dag was het een hel. Toen we
Under The Western Freeway af hadden, zeiden ze bij de platenfirma doodleuk: ‘Jason, als je nog een plaat wil maken, zullen jullie eerst aan jullie naambekendheid moeten werken. So hit the fucking road!‘
Koppig als ik was, wilde ik die tournee helemaal zelf uitstippelen. Probleem: het internet was nog niet uitgevonden. Het enige wat ik had, was een een kaart van Amerika, een telefoon die ik van een vriend leende en een boekje met adressen van clubs die weleens punkgroepen programmeerden – een soort Touring for Dummies zeg maar. Het was gekkenwerk om zoiets in mijn eentje te regelen. En ja hoor: die tournee werd een opeenvolging van foute zalen, nog foutere zaaluitbaters en slaapplaatsen waar je nog geen hond te slapen legt.
Nu, toen onze naambekendheid groeide, werd het niet veel beter. Bij elke toer werd de crew die met ons meereisde groter en groter. Managers, tourmanagers, geluidstechnici, lichtmannen: allemaal professionals wier ervaring we misschien goed konden gebruiken, maar waar ik me alweer verantwoordelijk voor ging voelen.
Zijn er ook tournees waar je goede herinneringen aan overhoudt?
Lytle: Ik herinner me vooral de smerige fratsen die we uithaalden, die zal ik echt missen. Jim Fairchild, onze gitarist, was vaak kop van jut. Eén anekdote? Jim had een elektrisch scheerapparaat. Bij elke douanecontrole in een luchthaven sloeg het ding geheid aan, waardoor hij zijn koffer telkens moest opendoen. Op een keer heb ik in een sex shop in Amsterdam een vibrator gekocht die ik net voor het inchecken in zijn bagage verstopte. Ik zal nooit zijn gezicht vergeten toen hij die keer zijn valies openmaakte om de security erop te wijzen dat de verdachte trillingen van zijn scheerapparaat kwamen, en hij plots een vibrerende dildo in zijn handen hield. (Lacht)
Tijdens een andere tournee was ik het zo zat dat ik op alle mogelijke manieren onze tourbus saboteerde. Het meest efficiënte middel om de bus onklaar te maken, was mijn zogenaamde chicken bomb. Ik stak een rauwe kip in een plastieken zak, goot er een fles melk in leeg, knoopte de zak netjes dicht en verstopte hem dan in de toerbus. Wat gebeurde er? Onder invloed van de melk begon de kip te fermenteren, tot de zak zo opgeblazen raakte dat de hele zwik met een enorme kracht ontplofte. De stukjes rotte kip lagen over de hele bus verspreid en de stank was niet te harden. Die bus was klaar voor de schroot (Lacht)
YOURS TRULY, THE COMMUTER
Op 18/5 uit bij PIAS
Door Vincent Byloo
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier