Omdat het van het goede soms te veel wordt, verdwijnt Bart Peeters na Eurosong voor enkele maanden van het scherm. Noem het herbronnen, onthaasten, de burn-out verjagen, maar eigenlijk wil hij zich vooral amuseren met zijn muziekprogramma ‘Zonder Circus’. Al is dat laatste een understatement.

Het plaatje van Bart Peeters Nu uit bij EMI.

Bart Peeters zonder Circus. Zondag 10/1 in de AB. Om 16 en 20u. Alleen voor dat eerste concert zijn er nog kaarten. www.abconcerts.be of tel. 02 548 24 24

Het leukste jaar woensdag 31/12 21u50 TV1

Extra op www.focusknack.be Een interview met BART PEETERS uit ons archief

Bart Peeters zonder circus is als mayonaise zonder eieren. De emulsie bindt niet, wordt een klonterige brij en smaakt niet. Of zoals een van zijn muzikanten het hem zegt: ‘Bij jou komt er altijd circus bij.’ Stijf met een gitaar onder de arm gekneld achter een microfoon staan, lukt Peeters niet. Hij moet fantaseren, de wereld verbeelden, van onopgemerkte vliegen tot in het absurde opgeblazen olifanten maken of een dansje placeren met een borstel. ‘Het lijkt iets wat ik niet kan afzweren en dat doe ik dan ook niet’, stelt Peeters. Ondertussen is het twee jaar geleden dat hij, tussen het vele presentatiewerk voor TV1 en het rariteitengedoe voor HetPeulengaleis op Canvas in, zijn gitaar pakte en in stilte nummers componeerde. Voor een keer niet over vreemdsoortige verschijnselen maar over zijn eigen leven, al heeft dat ook soms iets van een vreemdsoortig verschijnsel. ‘Het was duidelijk iets wat ik nodig had. Ik heb al zoveel circus in mijn leven gezien. Uiteindelijk ben ik sinds mijn 22e bezig met het maken van shows in megaomstandigheden. Ik verlangde ernaar helemaal alleen op een podium te staan. Uiteindelijk heb ik het slechts heel kort gedaan. Ik leerde heel goede muzikanten kennen. Ze kwamen uit een totaal andere wereld. Televisie? Ze kenden het wel, maar vonden het niks interessants om erover te praten. De broertjes Smeulders, Ivan en Mike, komen niet alleen uit de Kempen, ze komen vooral uit een klassieke wereld, uit een soort Astor Piazolla-traditie. Ze slagen erin poëzie te halen uit een accordeon en een bandoneon. Instrumenten waarvan je niet meteen poëzie verwacht.’

‘Geert Waegeman kende ik al langer. Hij is een violist. Niet zomaar een klassiek violist. Hij is een fiddler, hij komt uit de folktraditie. Zijn vrouw is een Tsjechische en maakt experimentele Tsjechische muziek, waar hij ook aan meedoet. Die versmelting van stijlen vind ik fantastisch. Zo treden we nu samen op met Abdellah Marakchi, een Marokkaan en een meester dubouka-speler. Ik ben zelf een drummer, maar ik besefte niet welke rijkdom er in dat instrument schuilt. Abdellah speelt sexy fluistergrooves. Schitterend gewoon. Televisie is op dat moment lichtjaren ver weg. Het is heel verfrissend. En het is gewoon fijn om weer met de jongens onder elkaar onderweg te zijn. Je krijgt altijd een soort eigen sfeer in de groep. Onlangs waren we te gast bij Kris Wauters in Palm Live Café – omdat ik blij ben dat er opnieuw een live muziekprogramma is. We waren aan het repeteren. Klokslag vijf uur leggen we de instrumenten neer. Pauze. Het is ramadan en Abdellah mag eten.’ Hij pauzeert. ‘Ik kan me niet voorstellen dat iemand van ons op een bepaald moment de vraag zal stellen: allemaal goed en wel, maar wat trekken we vanavond aan op het podium? Bij de gemiddelde popgroep is dat een minstens even belangrijk onderwerp als de playlist. Bij ons doet het er niet toe.’

We zitten in zijn loge in de televisiestudio in Londerzeel, een schuiloord in een wereld die K3 heet. Tot zijn eigen ontsteltenis moest Peeters die avond een gastliedje vertolken in de show van K3. Het toeterlied. Live. Met gitaar, in jeans en met ongekamd haar. Het doorbreekt even de plastic leukigheid van de drie meiden. ‘En nu wat chaos’, zegt Peeters als hij opkomt. De kinderen klitten om hem heen als rond een UFO die in een korenveld landt. Ongemerkt slaagt hij erin de roze wolk wat naar zijn hand te zetten. ‘K3 is niet mijn wereld, maar ik respecteer ze zolang ze me mijn ding laten doen’, zegt hij achteraf. ‘Ik playback niet.’

Het liedje van vanavond is vooral een erfenis van zijn onkunde in het ‘nee’ zeggen. ‘Je belooft iets en bent soms verbaasd dat mensen het niet vergeten. Ik ben een mens die rondloopt met een ei van een schuldgevoel. Vorige week legden we bij de buren de tarotkaarten. Ik was degene die telkens de man met de twaalf sabels in zijn hart kreeg toegeschoven. Dat is geen toeval meer. Het is niet eens een katholiek schuldgevoel, ik weet het niet, maar het grote, grote zelfbewustzijn dat hoort bij het artistieke ontbreekt me soms en daar voelt een mens zich dan schuldig bij. Ik heb nogal de neiging de lat van mijn ambities laag te leggen. Aan de andere kant wil ik de dingen altijd goed doen. Er is niets zo vermoeiend als mensen die steeds hun best doen. Voor je het weet, word je krampachtig. Het is een kwestie van een balans zoeken tussen energie en rust. Je m’enfoutisme moet je durven kweken en gebruiken als wapen, maar je mag er niet te ver in gaan. Je moet blijven weten wat je doet en waar je mee bezig bent.’

Hij glimlacht. ‘Eigenlijk ben ik een bange mens.’ ‘Hoezo?’, vraag ik. ‘Dingen niet durven. Of ja, je schuldig voelen. Tegenover alles en iedereen. Wat iedereen vergeten is: na De Liegende Doos heb ik met een beetje een wee gevoel in mijn maag op VTM een gigantisch kijkcijferkanon gemaakt. De nv Peeters. Er was niets fout aan dat programma, het was gewoon zo publieksgericht dat het wel een oefening in publieksgerichtheid leek. Maar het sloeg aan, het scoorde. Op een dag kwam ik bij Eric Claeys, die man liep over van enthousiasme. ‘We zijn er! We zijn er!’, riep hij. Hij haalde er een grafiek bij. De Liegende Doos, dat was dramatisch, dat waren zwarte tijden. Maar dit! Fantastisch. ‘Hier ga je jaren mee door’, zei hij. Ik voelde me helemaal niet goed, maar ik durfde het niet te zeggen. Ik begreep de blijdschap van die man. Toen kwam Wim Vanseveren. Hij zei: ‘Hier mag je De Liegende Doos maken én publieksprogramma’s , want je vindt het blijkbaar belangrijk de mensen te bereiken.’ Ik had het bijbelse gevoel terug thuis te komen. Een beetje als de verloren zoon. En ik dacht: nu moet ik me wel netjes gedragen. En weet je: ik ken een soort poppenkastspel van het kijkcijferkanon. Ik zal het wel even spelen, want in wezen weet ik hoe het gaat. Het kijkcijferkanon is een rol, zoals de jeune premier of de wijze oude man. Zo lang je niets tegen je zin doet, is dat prima. Televisie gaat over het succes van een zender, dat is iets anders dan het succes van een mens. Een mens is succesvol in de zin dat hij exclusief is, dat hij een schaars goed is. Dat is de artistieke houding. Bij tv zeggen ze: je moet vertrouwen wekken en voor je er erg in hebt, hoor je bij het meubilair. Op zich vind ik dat niet erg. Nee, ik voel me niet gebruikt. Maar ik knijp er nu wel even tussenuit omdat ik geleerd heb me te hoeden voor de macht van het getal. De aanzuigkracht is groot en verleidelijk, maar ik wil niet meer meegesleept worden.’

Nochtans kiest hij met zijn muziektourneetje ook voor de grotere podia. Hij stond op Dranouter, op Feeling the World en na nieuwjaar vult hij op een zondag waarschijnlijk twee keer de volledige AB in Brussel. Ook dat zijn cijfers die tellen. ‘Zo lang je de intimiteit kunt bewaren, stoort het niet. Dranouter was waanzinnig. De organisator kwam op zijn fiets naar ons gereden. ‘Jongens, er zijn te veel mensen. Ze kunnen de tent niet in.’ Mijn wereld vergleed. We zouden een akoestisch concert spelen. Hoe doe je dat voor tienduizend man? We besloten er geen toeters en bellen aan te binden, we zouden spelen zoals we altijd speelden. Ik stond doodsangsten uit. Hoe naïef kun je zijn om met je gitaar op een podium te kruipen? Maar het lukte. Het publiek ging uit de bol en wij op den duur met hen. En toch was het heel anders dan vroeger met The Radios. Het is de eerste keer in mijn leven dat ik erin slaag op een verfijnde manier met mensen samen te musiceren. Vroeger lukte dat niet zo best. Ook omdat we van hard hielden. Of ik was zelf drummer – misschien wel een van de hardste drummers van het land -, of het publiek gilde zo luid dat we onze samenzang niet eens hoorden.’ Hij grinnikt. ‘Het lijkt eeuwen geleden. Een ander leven. Als performer zoek je naar liefde en respect – soms op een grillige en koppige manier. Een tijdlang denk je dat hoe groter je wordt, hoe liever de mensen je zien. Tot je beseft dat het een spelletje is en dat er voor een stuk met je gespeeld wordt. De laatste jaren van The Radios waren zo. Plots verschuift het doel. Dan gaat het om het grootste festival en nog een land erbij en kijk eens platina! Dubbel platina! Tot ze zeggen: voor Duitsland hebben we liever dat enkel de drie zangers komen. “Nee”, zeggen wij. “We zijn een band en willen live spelen. ” “Oh, dan wordt het Duitse avontuur een stuk moeilijker. ” We gingen niet. Dat is het mooie. Ook al leek het dat we op het einde op ambitie dreven, het codewoord bleef vechtlust.’

‘Het vreemde is: je wilt steeds opnieuw het gevoel hebben dat je de dingen doet die je zelf fantastisch vindt. Dat klinkt weinig bescheiden, maar voor minder dan fantastisch interesseert het me niet meer en toch kom je om de zoveel tijd bij de macht van het getal uit. Zelfs als je het niet opzoekt, gebeurt het en dan moet je een grillige daad stellen om het weer in zijn plooi te krijgen. Anders word je een soort slaaf. Ik zie veel mensen om me heen waarvan ik denk: wat hebben ze zichzelf aangedaan? Moeten ze dit tot het einde van hun dagen zo volhouden? Bij mij helpt het in Boechout te wonen en niet in Blaricum, bijvoorbeeld. Het is ons allemaal ooit voorgesteld. Een Nederlandse tv-producer vond het handiger voor mijn werk. “Kijk”, zei hij. “Hier woont Ron Brandsteder. En daar Ivo Niehe. En dat is de tennisclub waar ze beiden lid van zijn. ” Ik dacht: dit is de hel. Letterlijk. Ik heb er een geweldige nood aan dat de dingen gewoon blijven. Er zijn bepaalde werelden waar ik niet wil komen. Ik kan er plezier in hebben me totaal ongepast te gedragen in iets als de high society.’

De wereld van Bart Peeters is er een waarin de realiteit pootjes krijgt en met het surreële op stap gaat. De werkelijkheid is slechts een van de ballen waarmee de clown jongleert. ‘Ik ben erin opgegroeid. Mijn vader heet Marcel Peeters. In de zomer gingen we naar Heist aan Zee. Er vloog een reclamevliegtuig over van Immobiliën Marcel Peeters. “Verdorie”, vloekte mijn vader. “Ik had ze nog zo gezegd van links naar rechts te vliegen. ” Ik keek hem met grote ogen aan. Mijn vader, de man die macht had over vliegtuigen. De werkelijkheid was nooit zomaar de werkelijkheid, er werd altijd een loopje mee genomen. We woonden tussen twee instellingen voor mentaal gehandicapten. De Alexianen en de Madonna. Napoleon kwam al eens bij ons over de vloer, Jezus was er schering en inslag. Of John Lennon. Ik ging mee in die fantasie. “Ah, ben jij John Lennon?” Mijn ouders waarschuwden me wel: pas op, die mensen zijn ziek. We dachten er anders over als kinderen. Voor ons waren het fantastische speelkameraadjes. Mijn beste vriend was Jacques Backs. Hij was de ultieme clown. Beter dan ik het ooit zal worden. We gaven voorstellingen waarbij ik de bevallige assistente was of als het circus Rolando in het dorp neerstreek, hielpen we mee de tent opzetten. In ruil mocht ik op de trommels roffelen en mocht Jacques het gordijn openhouden. Heimelijk heeft hij veel invloed op mij gehad.’

‘Als je begint te schrijven, vertrek je vanuit jezelf. Het is een beginnersziekte waar velen – niet eens de minste schrijvers – nooit uit komen. Ik heb een kapstok nodig. In Hoe? Zo! is dat de wetenschap, in mijn liedjesteksten is het mijn eigen realiteit. Maar daar strooi ik vlinders overheen. Ik maak de realiteit onherkenbaar. Noem het miniatuurtjes van de werkelijkheid. Ik wil het zo houden. Maar: Nederland trekt aan mijn mouw. Ze hebben het plaatje ontdekt. Ik vind het heel raar. Het is zo Vlaams, bijna cryptisch Vlaams voor Nederlanders. Ze beweren er geen probleem mee te hebben, maar ze hebben wel mooi de volgorde op het plaatje veranderd.’ Hij lacht. ‘In Nederland ben ik sowieso een personage. Ik zal me er nooit verbergen achter een Cas Goossens of een Joe Roxy. Ik probeer er een beetje vanaf te komen, me verbergen achter een personage. Pure stand-up is het eerlijkst. Nederland zorgt in die zin voor een soort trampoline in mijn hoofd. Het verplicht me tot souplesse. Ik heb een grote bewondering voor mensen die consequent van gedachte veranderen. Dat is gezond. Vind jij het niet spijtig dat Lou Reed alleen maar Lou Reed-liedjes maakt?’

Zelf groeide Peeters op in een folktraditie. Tegen heug en meug bijna. En soms tot zijn grote schaamte. Ondertussen beseft hij dat het bloed kruipt waar het niet gaan kan en dat een mens met het ouder worden zijn roots terugvindt. ‘Ronny en Robert zeiden het vroeger altijd: binnen de folk ben je onoverwinnelijk, maar popmuziek? Gast, waarom doe je dat eigenlijk? Ik bleef volhouden dat I’m into folk een parodie was, een persiflage, maar ik moest toegeven dat ik het wel erg goed bleek te kennen. Ik was ermee vergroeid. Maar dat kon je niet zeggen in de jaren tachtig. Het was niet communiceerbaar. Bij ons thuis speelde het chanson. Jacques Brel, Della Bossiers. De eerste EP van Boudewijn De Groot. Het was het Woodstockgevoel. Mijn moeder droeg Indische kleren met spiegeltjes, ze verfde haar haren in henna. Bij ons thuis werden haarverfsessies georganiseerd waarbij zelfs mijn vader niet aan de hennakleur ontsnapte. Om maar te zeggen. In de jaren tachtig kon dat niet. Toen zeiden ze: gitaar en drum? Over drie weken bestaat het niet meer. Ik werd dan maar punkdrummer. Maar eigenlijk had ik een subtiele manier van drummen geleerd. Een beetje in het geniep. Ik mocht niet naar Studio Herman Teirlinck van mijn ouders, ik moest linguïstiek studeren. Ik had vrienden op de studio. Ze kregen les van Fernand Schirren, de Schirre, een meesterlijk percussionist. Hij leerde met twee houten stokjes op een raamkozijn roffelen ‘ comme des perles‘. Via mijn vrienden kreeg ik onrechtstreeks van hem les. Avonden, nachten oefende ik met twee stokjes op de radiator. Ik heb de man nooit gezien, maar hij heeft me leren drummen.’

‘Muziek is voor mij het ideale communicatiemiddel. Er zijn zo weinig codes en afspraken nodig. Zet tv-mensen samen en ze beginnen over: ‘Ja, maar voor welke doelgroep en voor welk marktsegment?’ Zet acteurs bij elkaar en ze zeggen: ‘Jaja, maar welke spelrichting? Welk uitgangspunt stellen we in vraag en vertrekken we vanuit een bestaande tekst of gaan we improviseren?’ Voor je het weet, ben je vertrokken voor een urenlange discussie. Muzikanten komen samen, ze pakken hun instrument uit en beginnen. Het is gewoon te tof om elkaar op het podium te leren kennen. Dan weet je tenminste dat iedere muzikant zijn ding doet. Later groei je wel naar mekaar toe en dan is een knipoog of een knik met je hoofd voldoende. Het is mijn soort communicatie. Simpel. En waarschijnlijk is het het belangrijkste verschil tussen mannen en vrouwen. Mannen hebben groepjes nodig om hun communicatiehandicap te verdoezelen. Ik heb heel lang van Hugo Matthysen alleen maar geweten dat hij een goed gitarist was. We spraken alleen over muziek. Over de teksten die we schreven, hadden we het niet. Ik durfde ook niet te zeggen dat ik in het poppentheater van mijn moeder speelde. Dat hebben ze toevallig ontdekt omdat we eens op zondagochtend in Boechout optraden en ik dacht dat ze allemaal nog in hun bed lagen. Mannen zijn autistisch en te veel bezig met machodom en hun cool bewaren. Het is waarschijnlijk het grootste voordeel van ouder worden: de geruststelling van ‘ik heb al een lief’. Ik hoef geen indruk meer te maken. Als je 17 bent, denk je: krijgen we het nummer goed gespeeld? En: hoe knap zal het lief zijn dat ik aan de haak sla? Het heeft altijd een doel.’ l

Door Tine Hens. Foto’s Guy Kokken.

‘Voor je er erg in hebt, hoor je bij het tv-meubilair. Op zich vind ik dat niet erg, maar ik heb geleerd me te hoeden voor de macht van het getal. Het is verleidelijk, maar ik wil niet meer meegesleept worden.’

‘Mannen hebben groepjes nodig om hun communicatiehandicap te verdoezelen. Ik heb heel lang van Hugo Matthysen alleen maar geweten dat hij een goed gitarist was. We spraken enkel over muziek.’

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content