Boem! Paukenslag! Op 2 april is het weer zover: dan trekt een bonte stoet van dichters en muzikanten from dusk till dawn over het podium van de Vooruit tijdens de 5e Nacht van de Poëzie. Dichters én muzikanten, jazeker, want van Absynthe Minded tot The Bony King of Nowhere: ook onder rockartiesten bevinden zich steeds meer vrienden van de poëzie. ‘Als muzikanten wat vaker gedichten lazen, zouden ze niet zulke debiele teksten schrijven.’

Literaire dubbeltalenten bestaan in alle maten en gewichten. Guido Gezelle was een priester-dichter. Anton van Wilderode een dichter-leraar. En sinds de coming-out van Dirk van Bastelaere kunnen we ook de dichter-pornoacteur aan dat rijtje meervoudig getalenteerde poëten toevoegen. Al moet gezegd dat ’s mans acteerwerk van aanzienlijk meer gevoel voor ritme getuigt dan ’s mans poëtica, maar passons.

Naast geloof, onderwijs en de seksindustrie is ook muziek een weerkerende passie in het werk van vele dichters. Al in 1603 wist William Shakespeare dat muziek de zeden verzacht, al kon The Shake het iets beter verwoorden: ‘Music oft hath such a charm / To make bad good, and good provoke to harm.’ De Ierse dichter Thomas Moore zette zijn liefde voor muziek niet alleen op rijm – ‘Oh! ’tis only music’s strain / Can sweetly soothe, and not betray’ – maar componeerde ook zélf muziek. Net als zijn Schotse collega Robert Burns, behalve schrijver van honderden gedichten ook de auteur van meezingers als Auld Lang Syne.

Charles Baudelaire omschreef een goed muziekstuk in Les fleurs du mal als ‘grand miroir de mon désespoir’. Die andere poète maudit Jotie T’Hooft schreef talloze essays over Frank Zappa, John Cale en Grace Slick. Jules Deelder staat minstens even bekend om zijn jazzcompilaties als om zijn dichtwerk. Gerrit Komrij, polemist en sinds pornogate dus ook klokkenspelluider, noemde rap ooit ‘de redding van de poëzie’. En Hugo Claus, wiens broer Guido jarenlang de Gentse jazzclub Hotsy Totsy uitbaatte, zou ooit na een optreden van Frank Sinatra in Las Vegas op Ole’ Blue Eyes zijn afgestapt met de woorden ‘You should be America’s next president, Frank’. Op zijn uitvaartplechtigheid, deze week precies drie jaar geleden, weerklonk dan weer muziek van Thelonious Monk en Chet Baker – twee monumenten van de jazz.

ENVOI

‘De zanger is zijn lied’, wist diezelfde Hugo Claus, en wie zijn wij om de Meester tegen te spreken? Maar toch: zou de zanger ook geen dubbeltalent kunnen zijn? Is een songschrijver alles welbeschouwd niet evengoed een dichter? Herman Brood mikte al eens een dichtbundel in de rekken. Elvis Peeters combineert zijn rockvehikel Aroma Di Amore al sinds de vroege jaren 90 met een succesvol schrijver- en dichterschap. Rick De Leeuw pleegt – helaas – ook weleens een vers. En Mauro Pawlowski hanteert met hetzelfde gemak de gitaar als de dichterspen. In de slipstream van zijn Geletterde Mensentournee met Ramsey Nasr bracht hij nog Tonelen van Kalme Waan uit, een liefst tachtig pagina’s tellende dichtbundel.

Muziek en poëzie blijken dus wel degelijk – euhm – te rijmen. Ze zoeken elkaar zelfs op, en versmelten niet zelden tot songs. En dat hoeven niet eens ingewikkelde chansons of hermetische canto’s te zijn, soms worden ze zelfs bij televoting verkozen tot ‘Hit van het Jaar’ tijdens de MIA’s. Het gebeurde in 2009 met Envoi: oorspronkelijk een gedicht van Hugo Claus, maar intussen minstens zo bekend in de meefluitbare versie van Absynthe Minded. Meer nog dan een samenspel van verzen en akkoorden is Envoi, de song, het resultaat van een samenloop van omstandigheden, nonchalance en haastwerk.

Zanger Bert Ostyn: ‘Ik heb dat nummer geschreven op vraag van Poetracks, een Nederlandse productie waarbij muzikanten gedichten van bekende schrijvers tot popsongs bewerken. Om eerlijk te zijn, was ik vooral op hun vraag ingegaan omdat ze een paar goed betaalde solo-optredens aanboden. Pas daags voor het eerste concert schoot me opnieuw te binnen dat er een opdracht aan dat project vasthing. Dus heb ik in zeven haasten Envoi van Hugo Claus vertaald. Een kemel, bleek de volgende dag: in al mijn nonchalance had ik over het hoofd gezien dat het gedicht door de organisatie was opgelegd en we eigenlijk Nu nog op muziek moesten zetten. (Lacht) Gelukkig vonden ze mijn versie van Envoi wel goed.’

Zijn makkers van Absynthe Minded dachten er net zo over en het nummer belandde op hun vierde plaat. Mét de zegen van Claus’ weduwe, Veerle De Wit. ‘Ze was meteen enthou-siast’, herinnert Bert Ostyn zich. ‘En heus niet alleen omdat een deel van de royalty’s haar kant opgaat. Ze was oprecht gecharmeerd en ze vond het een mooie gedachte dat Envoi op die manier een tweede leven kreeg. Ze heeft me zelfs een Engelse vertaling van het gedicht cadeau gedaan die Claus ooit zelf gemaakt heeft naar aanleiding van een BBC-interview, maar die nooit gepubliceerd geraakt is. Ze hangt nu in onze studio, ik ben er supertrots op.’

NAAIMASJIEN

Envoi is lang niet de enige standard uit de Nederlandse dichtkunst die op een muzikale bewerking is getrakteerd. Al in 1960 zette Vlaanderens eerste homozanger Will Ferdy Het Schrijverke van Guido Gezelle naar zijn mond. Ferdy’s versie van het ‘krinklende winklende waterding’ ging liefst 150.000 keer over de toonbank. Van diezelfde priester-dichter verknipte ’t Hof van Commerce in het Gezellejaar 1999 De Averulle en de Blomme – in schoon Nederlands: de meikever en de bloem – tot een hiphopsong.

En de ‘peetvader van de frithop’ dook rond diezelfde periode ook op in U nu! – een voorstelling waarin Marcel Vanthilt en Ad Cominotto op muzikale wijze door negen eeuwen Nederlandstalige dichtkunst zapten en die ook in cd-vorm werd uitgebracht. Behalve werk van Guido Gezelle figureerden daarop onder meer Aan Rika van Piet Paaltjens en Huldegedicht aan Singer, een dadaïstische ode van Paul Van Ostaijen aan de ‘Singernaaimasjien’.

Boven de moerdijk kennen ze er trouwens ook wat van. Of wat dacht u van Zing je Moerstaal, de muzikale gedichtencyclus die in 1976 werd bedacht door Ad Visser, de wekelijks van brilmontuur wisselende presentator van Avro’s Toppop? Hij liet uiteenlopende muzikanten als Peter Koelewijn, Robert Long en Drs. P gedichten van schrijvers als Jules Deelder, Harry Mulish en Simon Carmiggelt op muziek zetten en schonk het resultaat weg tijdens de Nederlandse boekenweek. dEUS zou later het door Boudewijn De Groot bewerkte Kinderballade van Gerrit Komrij coveren – voor de fans: hun versie staat op de deluxe edition van Worst Case Scenario. Overigens is Ad Visser ook de auteur van De Parade van de Hemelse Tragedie, een gedicht van liefst 1050 coupletten dat hij ook helemaal zelf op muziek heeft gezet en met zijn 8 uur en 45 minuten – nog steeds volgens diezelfde Ad Visser – ‘het langste lied ter wereld’ zou zijn.

Recent lijkt vooral het werk van Willem Elsschot onder muzikanten erg in trek. Dat Antwerpen naar aanleiding van de vijftigste verjaardag van zijn overlijden drie jaar lang culturele evenementen rond Elsschot heeft georganiseerd, zal daar wel niet vreemd aan zijn. Maar minstens even belangrijk is – opnieuw – de invloed van Poetracks. Na muzikale hommages aan Gerard Reve, Harry Mulish, W.F. Hermans, Remco Campert en in 2009 dus ook Hugo Claus, stond vorig jaar het literaire alter ego van Alfons De Ridder centraal. En na de krachttoer van Bert Ostyn een paar jaar geleden waren het vooral Belgische muzikanten die op het werk van Elsschot werden losgelaten: van Luc De Vos en Tom Pintens over Mintzkovzanger Philip Bosschaerts tot Gregory Frateur van Dez Mona en Bram Vanparys alias The Bony King of Nowhere. Alvast twee van hen hielden er – alweer – een song aan over. Bram Vanparys herwerkte Het Huwelijk tot The Poet, zwierde het gelijk op de nieuwe plaat van The Bony King en noemt het zelfs ‘een van de beste songs die ik totnogtoe geschreven heb’. Luc De Vos weerhield op zijn l` aat-ste ep liefst twéé van zijn muzikale Elsschotadaptaties: De klacht van den oude en – très gorkiaans – ‘k Heb in mijn jeugd gelijk een beest gezopen.

‘Vóór Poetracks was ik alleen vertrouwd met het proza van Willem Elsschot’, zegt Luc De Vos. ‘Maar door een paar van zijn gedichten te bewerken, ben ik gaan inzien dat de schaarse poëzie die hij geschreven heeft in feite heel toegankelijk en laagdrempelig is.’ De zanger lacht. ‘Ik moet oppassen wat ik over Dirk van Bastelaere zeg – hij heeft me op de radio eens een idioot genoemd – maar als ik het goed heb, is zijn stelling dat een gedicht alleen goed kan worden begrepen door de dichter zelf. Ik ben in ieder geval de omgekeerde mening toegedaan: een goed gedicht heeft iets universeels. En ik kon me alleszins heel makkelijk in de gedichten van Elsschot verplaatsen. (Neemt zijn gitaar en zingt)‘k Heb in mijn jeugd gelijk een beest gezo-ho-pen / Aan al de passies van een mensenle-he-ven. Ja, ik kan me daar wel in inleven. (Lacht)’

PARIS MATCH

Er zijn er ook die hun literaire inspiratie ver buiten onze lands- en taalgrenzen zoeken. Na de middeleeuwse ballades en kwatrijnen gebruikte Laïs in 2007 het dichtwerk van William Butler Yeats als leidmotief voor The Ladies’ Second Song. De nummers van Customs puilen dan weer uit van verwijzingen naar de plays van William Shakespeare. ‘Ik ben gek op Shake-speare’, bekende Kristof Uittebroek ooit in deze kolommen. ‘Hij kon alledaagse, intermenselijke kwesties vertalen naar grootse, meeslepende drama’s. En dat is iets wat je als songschrijver toch óók probeert te doen.’

En daarmee is het debat over de literaire kwaliteit van gedichten versus die van songteksten voor geopend verklaard. Want als poëzie songmateriaal kan worden, kunnen liedteksten dan op hun beurt ook niet als poëzie worden beschouwd? Of is het toeval dat Bob Dylan sinds 1996 elk jaar opnieuw voor de Nobelprijs Literatuur wordt voorgedragen?

‘Liedjesteksten zijn geen poëzie en ze hoeven het ook niet proberen te zijn’, vindt Luc De Vos. ‘Poëzie heeft een eigen taal en speelt zich in een poëtische werkelijkheid af. Terwijl liedjesteksten juist heel mededelend en anekdotisch zijn.’ Rudy Trouvé, die nog deel uitmaakte van dEUS toen de groep haar cover van Kinderballade opnam en onder de naam Pasmans recent nog de soundtrack schreef bij de theaterbewerking van Elsschots Dwaallicht, is het daar hoegenaamd niet mee eens. ‘Songteksten hoeven misschien niet te proberen om poëzie te zijn, ze hoeven het niet na te streven als een doel op zich, maar in het gunstigste geval zijn ze het wel. Het enige verschil is dat een slecht gedicht sneller door de mand valt dan een slechte songtekst, om de simpele reden dat een gedicht zich niet achter de muziek kan verbergen. (Lacht) Goede teksten werken langs twee kanten: een straffe songtekst blijft ook zonder muziek overeind en een goed gedicht laat zich makkelijk naar een song vertalen. Ik heb al gedichten van Rimbaud en Jules Deelder bewerkt en ik laat me ook graag beïnvloeden door iemand als Leonard Cohen: voor een songschrijver werkt poëzie altijd inspirerend. Al moet ik erbij vertellen dat ik even fel gestimuleerd kan worden door een mooi gedicht als door een artikel in een oude Paris Match over het kapsel van Françoise Hardy. Om niet te zeggen dat ik daar ook écht een song over geschreven heb. (Lacht)

Bram Vanparys aka The Bony King Of Nowhere is sinds zijn muzikale interpretatie van Elsschots Het Huwelijk nóg enthousiaster over de invloed van poëzie op muziek. ‘Ik maak nu ongeveer zeven jaar muziek en pas de laatste twee jaar lees ik intensief proza en poëzie. Ik heb spijt dat ik het al niet veel langer doe. Meer zelfs, nu beschouw ik die eerste vijf jaar als puur tijdverlies. Iets interessants vertellen: dat is het belangrijkste voor een songwriter. En ik zie helaas veel muzikanten die helemaal niets te zeggen hebben en waarvan ik me dus ook afvraag waarom ze in godsnaam op een po-dium staan. We leven in een tijdperk waarin de inhoud van popmuziek totaal onbelangrijk is geworden. Dan denk ik: muzikanten mogen best wat vaker gedichten lezen. Dan zouden ze niet zulke debiele teksten schrijven.’

Muziek en poëzie: klinkt het niet, dan rijmt het tenminste.

NACHT VAN DE POËZIE

2/4 Vooruit, Gent.

(met onder meer Remco Campert, Ramsey Nasr, Benno Barnard, Peter Verhelst, Elvis Peeters, Jules Deelder en – jawel – Dirk van Bastelaere. Voor de muzikale entr’acts zorgen onder andere Admiral Freebee & Roland, Henk Hofstede en Jan De Smet)

DOOR VINCENT BYLOO / ILLUSTRATIE: DEBORA LAUWERS

LUC DE VOS: ‘Een goed gedicht heeft iets universeels. Ik kon me toch vinden in Willem Elsschots werk.’

RUDY TROUVÉ: ‘Een slecht gedicht valt sneller door de mand. Het kan zich niet achter muziek verbergen.’

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content