Erik Van Looy Regisseur en filmrecensent ‘de laatste show’

‘Ik was twaalf toen ik mijn eigen televisie kreeg, zo’n klein zwartwittoestel dat ik met mijn broer deelde. Donderdagavond was mijn vaste afspraak met Première en met Jo Röpcke. Hij was God voor mij. Als kleine filmverslaafde vond ik bij hem mijn eerste toegang tot film. De andere media brachten nauwelijks informatie over de cinema. Iedere week opnieuw snakte ik naar die donderdagavond. Wat Eddy Merckx voor het wielrennen was en Armand Pien voor het weer, was Jo Röpcke voor de film. Hij was monsieur Cinéma. Ik herinner me nog dat ik op familiefeesten vertelde dat ik iets met film wilde doen. “Ha, gij wilt de nieuwe Jo Röpcke worden”, zeiden ze dan. Röpcke was een begrip, een monument en ik denk niet dat iemand anders hem ooit kan of zal doen vergeten. De eerlijkheid gebiedt wel me te vertellen dat niet alleen de persoon van Röpcke me in de armen van Première dreef. Het was ook het enige programma waarin je nu en dan geheel toevallig een glimp van een blote borst opving. Dat stiekeme genot pikte ik als opschietende puber graag mee.

‘Later ging ik studeren en volgde ik filmgeschiedenis bij Jo Röpcke. Hij was niet langer God, maar werd een mens van vlees en bloed. Het klikte tussen ons. Ik scoorde hoog op zijn vakken, en bovendien was ik de enige jongeman die op de filmschool met pak en das rondliep. De meeste studenten daar zijn wereldverbeteraars die het filmlandschap door elkaar willen schudden. Ik was geen rebel – ben ik nooit geweest -, had respect voor wijze en grijze heren en mijn smaak was meer doorsnee. Röpcke is altijd gevoelig geweest voor netheid en etiquette. Mede daardoor heb ik stage kunnen lopen bij Première en werd ik de assistent van Röpcke: hij voelde dat met mij de vernieuwing niet te drastisch zou zijn. Ik had niet de behoefte het programma dat hij al dertig jaar deed te hertekenen. Het verdwijnen van Première heeft Jo gelukkig niet actief meegemaakt. Op het einde van zijn loopbaan was hij behoorlijk sarcastisch over de evolutie van de televisie. Hij voelde dat er voor een programma als het zijne geen plaats was. Première werd ook niet meer gehonoreerd, er werd mee gesold.’

‘Als mens kon Röpcke behoorlijk cynisch zijn, als filmcriticus was hij de beminnelijkheid zelve. Hij vond weinig films goed, maar toch was hij nooit expliciet in zijn commentaren. “Ik kan een film niet gefundeerd afbreken in dertig seconden”, was zijn motto. Ik kan me daar perfect in vinden. Ik zeg altijd dat ik alles goed vind. Het is een boutade. Ik vind heel veel films slecht, maar als je kritiek levert, moet je dat onderbouwd doen en daar heb ik de tijd niet voor in De Laatste Show. Ik denk soms dat Jo zich omdraait in zijn bed als hij mij daar bezig ziet. De laatste keer dat ik hem tegenkwam, zei zijn charmante vrouw Jackie: “Ik ben een grote fan van jou. ” Jo zei niets en dus heel veel: het is niet zijn ding. Maar als ik hem dan zie op het festival van Cannes, geeft hij me weer hoop: hij huurt er ieder jaar zijn appartement, gaat er films kijken, eet tussendoor een soleke, kortom: hij heeft van zijn beroep zijn hobby gemaakt. Het is plezant om weten dat het kan.’

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content