‘MISSCHIEN MOET IK EENS EEN BOEK SCHRIJVEN’
Als ik hem de hand schud, denk ik spontaan aan J’veux de l’amour van Raymond van het Groenewoud: ‘Ik heb zalen doen vollopen. Ik heb zalen doen leeglopen.’ Bart De Pauw haalt de schouders op: ‘Eén ding kunnen ze me nooit verwijten: dat ik er mijn voeten aan heb geveegd. Ik heb altijd voor mijn programma’s geleefd.’ En met De biker boys, later dit najaar op één, toont hij dat hij dat nog steeds doet.
Alsof het in scène is gezet. Drie meisjes van een jaar of twintig springen giechelend recht als Bart De Pauw langs hun terrastafeltje loopt. Of ze een foto mogen nemen? Omdat ik er als een toevallige voorbijganger uitzie, krijg ik een smartphone in mijn handen geduwd. Bart De Pauw met zijn buik strak klikt zijn kin in de juiste stand. Drie stralende meisjes rond een onwennig grijnzende Bart De Pauw. Wat zou er met zo’n foto gebeuren?
We lopen de trappen op van het café. De Pauw monkelt. De ijzeren wet van de bescheidenheid gebiedt hem er luchtig over te doen. Hij heeft er net de opnames van één-quiz Twee tot de zesde macht voor dit najaar op zitten. Ook De biker boys, het fictieve reisprogramma, waarin hij met Jonas Van Geel en Ben Segers op de Vespa naar Vespa-town Pontedera, in de buurt van Pisa, tuft, is min of meer gemonteerd. Het voorbije weekend heeft hij zichzelf op een marathon van acht films getrakteerd. Zeven waren slecht, één vond hij subliem: Her van Spike Jonze, waarin Joaquin Phoenix in het hart van de eenzaamheid peutert en verliefd wordt op de vrouw in zijn computer. ‘Mijn voedsel voor de geest’, noemt hij het. ‘Ik moet veel lezen en zien. Ik moet bevrucht worden, geïnspireerd worden door wat anderen doen. Daar maak ik tijd voor. Heel bewust. Het zorgt ervoor dat ik zelf weer nieuwe ideeën krijg om op voort te borduren. Uiteindelijk wil ik maken wat ik zelf graag zie. Loft was mijn The Usual Suspects, Het geslacht De Pauw mijn The Office.
Hoe zit het met de inspiratie voor Biker Boys? Je pendelt zelf met de Vespa tussen Lier en Brussel.
BART DE PAUW: Ooit waren we van plan met een bende naar Italië te reizen. Op de Vespa. Door omstandigheden is het er nooit van gekomen, maar het idee bleef hangen. Wat als, dacht ik, je een reisprogramma maakt, maar dan een reisprogramma from hell, waarin alles wat kan fout lopen fout loopt, waarin de presentatoren als de beste vrienden vertrekken, maar voor de ogen van verbaasde gidsen ruzie krijgen. Ik zag prompt een dertigtal mogelijke scenario’s voor mij. Het gaat over vrienden, over mensen op reis. Je moet elkaar kunnen verdragen. Ik heb dat vaak genoeg zien gebeuren. Bij De mol, De kinderpuzzel: mensen komen aan, ze zien elkaar voor het eerst, ze omhelzen elkaar, kussen elkaar, iedereen blij, alles is fijn. Drie dagen duurt het. En dan begint het: er ontstaan groepjes, ergernissen. Voor een scenarioschrijver is dat dankbaar materiaal.
Balanceren op het slappe koord tussen fictie en realiteit: in Buiten de zone zat het er al in, Schalkse ruiters ging erop door en Het geslacht De Pauw vergrootte het uit. Het is wat je graag doet. Het is ook waar je het sterkst in bent.
DE PAUW: Het is mijn sound, ja. Ik ben een heel grote wat-alsmens. Stel dat? Daar hou ik me het gros van de dag mee bezig. Zelfs als ik om een blik tomaten naar de winkel ga. Wat als hier drie mannen binnenkomen met een kalasjnikov. Wat zou ik doen? Op de rekken klimmen? Met mijn blik gooien? Nee, waarschijnlijk zou ik gewoon op de grond gaan liggen en net als de rest getraumatiseerd zijn. Misschien dat ik er achteraf wel een straf verhaal over zou verzinnen. Er is een gouden regel in het scenarioschrijven die ik graag respecteer: je leert een personage niet kennen door wat het zegt, maar door wat het doet. Beslissingen, daar draait het om. Wat doen mensen en waarom doen ze het? Of net niet? Hoe ouder je wordt, hoe dieper je kunt snijden in al die mogelijke scenario’s. Omdat je meer gezien hebt. En meegemaakt. Je weet al wat beter tot wat een mens in staat is.
Ben je niet zo’n fan van de mens en zijn menselijkheid?
DE PAUW: Ik hou niet van massa’s, maar ik vind de mens ongemeen boeiend. Mijn liefde gaat uit naar de mens die het verschil wil maken, die heel hard probeert, die niet altijd slaagt, maar die op het einde toch een beetje zijn gram haalt. Op zijn manier. En op een andere manier dan waarop hij het hoopte of verwachtte.
Je bedoelt: op je bek durven te gaan, weer rechtkrabbelen, doorgaan en toch in jezelf blijven geloven. Kun je dat leren?
DE PAUW: De kwetsbaarheid wordt er niet minder op, als je dat bedoelt. Altijd als je iets toont, doet of voorstelt, is het wachten op de reacties. Het blijft een beetje sterven. Ik herinner me de eerste keer dat ik met Erik Van Looy naar de grote Jan Decleir ging om te vragen of hij mee wilde spelen in Loft. ‘Ach,’ zei hij, ‘voor jou wil ik het doen, Erik, maar ik heb niets met het scenario. Waar zijn die kerels mee bezig? Al dat oppervlakkige gedoe.’ Ik piepte: ‘Dat is wat ik wil vertellen.’ Hij wuifde het weg als een vervelend insect. Dan ben je wel even van de kaart. Maar naarmate ik ouder word, denk ik: ik maak waar ik zelf achter sta. Niemand zal kunnen zeggen dat ik er mijn voeten aan geveegd heb. Dat is het belangrijkste. Ik heb wisselend succes gehad, geen succes. Willy’s en Marjetten was de grootste flop die Woestijnvis tot dan gemaakt had. Geert Hostehaalde toen een miljoen kijkers, Witse 1,7 miljoen. Wij zaten daartussen met vijfhonderdduizend kijkers. Meer dan een miljoen mensen liepen weg van ons. De kinderpuzzel: ik vind dat nog altijd een mooi programma, maar het bleek te ingewikkeld. ‘Je bent je tijd ver vooruit’, zegt mijn vrouw dan. ‘Drie maanden om precies te zijn.’ Als de mensen doorhebben wat je wilt maken, is het programma voorbij.
KNAK. HIJ TREKT MET ZIJN NEK. HET IS ZIJN TIC nerveux. Drie uur interviews heeft hij er al op zitten. ‘Wat vind je het mooiste aan jezelf?’ was een van de vragen waarop hij verondersteld werd een zinnig antwoord te formuleren. ‘Wat zeg je dan? Mijn dikke teen? Mijn geslachtsorgaan? Mijn karakter?’ Hij blaast. ‘Ik heb nog steeds geen idee. Of er komt een journalist bij jou die zegt: “De pers schreef: het is erop of eronder voor Bart De Pauw.” De pers, denk ik bij mezelf, jij rukker, jij hebt dat geschreven. Perceptie is iets vreemds. Plots val je in ongenade. Ik ging weg bij Woestijnvis, en iemand suggereerde – voorzichtig of enigszins vilein? -: hij kan het niet alleen. Mensen beginnen dat dan te geloven en het uitblijven van een onmiddellijk succesprogramma lijkt dat te bevestigen. Je hebt daar totaal geen vat op. Met Quiz Me Quick merkten we ineens: het is gekeerd. Stilaan heb ik wel bewezen dat ik het alleen kan, niet?’ Knak.
En Woestijnvis loopt ondertussen leeg.
DE PAUW: Ik kijk er niet met leedvermaak naar, als je dat wilt weten.
Ik moet de laatste tijd wel vaker aan De Parelvissers denken, de fictiereeks van Tom Lenaerts over de op- en ondergang van een niet nader bepaald productiehuis.
DE PAUW: Jaja, visionair was het. Visionair. Het is het verhaal van te hoog willen springen, van te snel willen groeien, en het hart van je business uit het oog verliezen. Woestijnvis heeft de swing naar het commerciële gemaakt, maar dat zat niet in hun DNA. Ik voelde de bui al hangen toen ze het hadden over het ‘opleuken’ van reclame. Kijk, ofwel ga je voor het commerciële, ofwel niet, maar kies je liefde en bemin je keuze. Je kunt niet schamper doen over de mensen die voor je inkomen zorgen. Anderzijds: het merk één is sterker gebleken dan het merk Woestijnvis. Eén en VIER zitten vier millimeter van elkaar op de afstandsbediening en toch heeft het niet gepakt. Je mag niet vergeten: dat was enorm, hé, wie en wat er ineens allemaal vertrok. Erik Van Looy, Tom Lenaerts, Philippe Geubels. Toen ik die foto’s van De Kruitfabriek zag, man, dat was schoon, dat was sexy. ‘We mogen ons niet laten doen’, heb ik toen gezegd. ‘We zijn ook sexy.’
‘Als Lenaerts vertrekt, pak ik hem binnen’, heb je altijd gezegd. Lenaerts is vertrokken…
DE PAUW: Het was al een tijd duidelijk dat hij ongelukkig was. Hij voelde zich niet meer gewaardeerd voor de inspanningen die hij leverde. Ik heb hem gezegd: ‘Tom, als je onderdak zoekt, je bent altijd welkom.’ Hij zou erover nadenken. Maar ik begrijp dat hij nu de behoefte heeft zijn eigen koers te varen. Ik kan het hem enkel aanraden. Na zes jaar durf ik eindelijk te zeggen: het was een goede beslissing om op eigen benen te willen staan.
Maar je hebt wel getwijfeld?
DE PAUW: Ik heb een manier moeten vinden om creativiteit te koppelen aan de verantwoordelijkheid voor een eigen bedrijf. Ondertussen ben ik blij dat ik weet wat een cameraman kost. Ik ga mee naar de VRT om te onderhandelen. Vroeger zou ik dat nooit gedaan hebben. Dat was niets voor mij. Van het zondagskind dat zich niets moest aantrekken van budgetten ben ik moeten evolueren naar iemand die toch wat meer in de wereld staat. Het is fijn toeven in een cocon, maar het is soms ook wat te makkelijk om enkel te creëren en verder aan niets te hoeven denken. Dat was lange tijd het idee van Woestijnvis: creatieven zijn creatief en die moet je niet lastigvallen met cijfers. Het nadeel was dat ik geen flauw idee had hoe het zat met de boekhouding van mijn programma’s. Daar is het uiteindelijk fout gelopen. Plots stond ik in de krant met een foto waarop ik breed lachend beide duimen in de lucht stak. ‘De man van 160.000 euro’, stond erboven. Bleek dat Woestijnvis zo veel factureerde per aflevering van Het geslacht De Pauw, terwijl ik te horen kreeg: ‘Bart, we scheuren onze broek aan het programma, maar we geloven erin en daarom maken we het.’ Vertrouwen en eerlijkheid zijn voor mij essentieel. Die basis viel plots weg. Ze hebben geprobeerd om dat te herstellen, maar altijd met geld. Voor mij ging het niet over geld, wel over openheid en respect. Ik ben naar de VRT gestapt – toen nog bij Mieke Berendsen – en ik heb gezegd: ‘Ik ga weg bij Woestijnvis. Vang me op.’ Ik ben ook met andere productiehuizen gaan praten, maar het klikte nooit helemaal. De enige uitweg was zelf iets opstarten. Dat is heel erg zoeken geweest. Ook omdat ik niemand kon meenemen van de mensen met wie ik altijd gewerkt had.
Bewust? Uit moraliteitsbesef?
DE PAUW: Wie wilde er met mij vertrekken? In 2008 was Woestijnvis de grote steamer, ik hoogstens een losgekoppeld roeibootje. Je moest wel gek zijn. Nu is het anders.
Nu bellen ze je?
DE PAUW: Mensen zijn er niet altijd even gelukkig, nee. Ze worden er steeds meer concurrenten van elkaar. Het is jouw project tegen dat van je collega’s.
Ondertussen zit jij wel als kandidaat in het nieuwe seizoen van De slimste mens, een quiz die je nog zelf mee hebt vormgegeven.
DE PAUW: Drie maanden voor de eerste aflevering van De slimste mens op antenne zou gaan, werden we gevraagd het volledig om te gooien. Het uitgangspunt was toen nog de homo universalis, iemand die zowel olie kon verversen als alle hoofdsteden van de wereld op een blinde kaart aanduiden. Maar het klopte niet, het liep niet zoals het moest. Iedereen heeft toen iets bijgedragen. Jan Eelen, Tom Lenaerts, Michel Vanhove… De ronde waar je de vier woorden moet invullen, kwam uit een quiz die ik aan het voorbereiden was. In het eerste seizoen heb ik er trouwens al eens in gezeten. Na een aflevering lag ik eruit. Tegen Frank Vander linden. We dachten helemaal niet strategisch. Je laten zakken? Daar kwamen we niet op. We quizden gewoon zo lang mogelijk. Maar nu wil ik er wel eens voor gaan. Het blijft een goede quiz.
En jij bent een fervent quizzer.
DE PAUW: Als deel van een ploeg, ja. Alleen ben ik maar een vijfde van die verzamelde kennis waard. Dat is een groot verschil.
EIGENLIJK IS HIJ EEN SELFMADE MAN, BEDENK IK ME. Volgend jaar zal het dertig jaar geleden zijn dat hij een ‘grappige brief met leuke tekeningen’ naar Frank Dingenen stuurde om te figureren in Meester, hij begint weer. Hij mocht dan al een gewone jongen uit Wachtebeke zijn, hij droomde van een groots en meeslepend leven. Toen hij Dingenen op televisie hoorde zeggen dat hij jongens en meisjes zocht om in zijn klas te zitten, twijfelde De Pauw geen seconde. Hij belde zijn neef op. ‘Jan, dit is onze kans.’ Een paar maanden later stonden ze om zes uur ’s ochtends aan de bushalte te wachten op de bus naar Gent, en daarna de trein naar Brussel. Twee jaar later – De Pauw was negentien – was hij thuis weg. Hij werkte als scenarioschrijver voor Frank Dingenen, was redacteur, interviewer, researcher voor een dierenprogramma van Bea Van der Maat en hij kluste bij als ober. Soms had hij geld. Soms niet. Tot Pietje Horsten hem aanporde: we moeten een jongerenprogramma maken. Dat werd Buiten de zone.
Hij glimlacht. ‘Ken je die boeken van De Vijf van Enid Blyton? Altijd begonnen ze met de zin: Sommige kinderen overkomt nooit iets, maar de Vijf komen altijd iets tegen. Oprecht droevig werd ik ervan. Mij gebeurde nooit iets. Ik kon echt wenen om de absolute normaliteit van mijn leven. De spannendste dag was de dag toen iemand de bloempotten van mijn grootmoeder kapot had gemaakt. Samen met mijn buurjongen leidde ik het onderzoek naar de dader, om uiteindelijk mijn buurjongen te moeten ontmaskeren. Watson had het gedaan. Bij gebrek aan verder avontuur verzon ik vooral mijn eigen verhalen. Toen ik tien was, tekende ik van ’s morgens tot ’s avonds stripverhalen. Mijn zussen waren mijn publiek. Ik genoot altijd weer van dat moment waarop ik het voorlopig laatste blad van een verhaal omsloeg en ik hen smekend zag uitkijken naar een vervolg. Dat was wat ik wilde: verhalen vertellen. En dat is voor een groot stuk wat ik doe.
Denk je dat het beste nog moet komen of vrees je soms dat het beste achter je ligt?
DE PAUW: Het is een vraag die ik vermijd door verschillende dingen te maken en zo veel mogelijk te variëren. Ik ga niet onmiddellijk aan een nieuwe film beginnen. En als ik eraan begin, moet hij zo anders zijn dat vergelijken bijna niet mogelijk is. Soms wil ik echt iets vertellen. Zoals met Quiz Me Quick. ‘Een serie over quizzers?’ De VRT zette er een pak vraagtekens bij. De jury van het Vlaams Audiovisueel Fonds zag er niet veel in. Er zat een Hollander bij. ‘Quizzers? Dat is werkelijk niets.’ Jos Geysels, een van de medelezers, heeft hem toen meegenomen naar een quizavond. ‘Wonderlijk’, zei hij. Dat was het. Dat wilde ik overbrengen. En soms is het veel minder dan dat. Zoals met De kazakkendraaiers. Dan zijn het negen afleveringen entertainment.
Hij zwijgt, zakt onderuit op zijn stoel en laat zijn armen over de leuning hangen. ‘Weet je wat ik voor het eerst in mijn leven denk of durf te denken? Misschien moet ik eens een boek schrijven.’ Hij leunt voorover. ‘Ik zit met een mooi verhaal in mijn hoofd, maar ik weet nu al dat het te duur is om ooit te verfilmen. Het is zo’n mooi verhaal. Het laat me niet los. Maar ik ben bang dat mijn pen alleen niet straf genoeg is om het te vatten. Ik ben een man van het beeld. Misschien is dat wel een goed antwoord op de vorige vraag: als je je beperkingen kent, doet het er niet toe of het beste voor of achter je ligt.’
TWEE TOT DE ZESDE MACHT
Vanaf 7/9 elke zondag, 20.30 uur, één.
DE BIKER BOYS
Later dit najaar op zondag, één.
DE SLIMSTE MENS
Vanaf 14/10, VIER.
DOOR TINE HENS
Bart De Pauw ‘WAT ALS JE EEN REISPROGRAMMA FROM HELL MAAKT, WAARIN DE PRESENTATOREN VOOR DE OGEN VAN VERBAASDE GIDSEN RUZIE KRIJGEN? IK ZAG PROMPT EEN DERTIGTAL MOGELIJKE SCENARIO’S VOOR WAT DE BIKER BOYS IS GEWORDEN.’
Bart De Pauw ‘PLOTS STOND IK IN DE KRANT: ‘DE MAN VAN 160.000 EURO.’ BLEEK DAT WOESTIJNVIS ZO VEEL FACTUREERDE PER AFLEVERING VAN HET GESLACHT DE PAUW, TERWIJL IK TE HOREN KREEG: WE SCHEUREN ONZE BROEK ERAAN.’
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier