Het loopt opnieuw lekker, met de nederpop in ons land. Onder meer de Utrechtse singer-songwriter Blaudzun veroverde met zijn krullige folkrock de hearts and minds van muziekminnend Vlaanderen. En dat dus zonder polonaise. Promises of No Man’s Land heet zijn nieuwste album. ‘Ik schrijf liedjes zoals ik mijn tanden poets: het houdt me gezond.’

Het moet van de hoogdagen van The Scene geleden zijn dat een Nederlandse muzikant nog op zo veel bijval kon rekenen in ons land. Sinds de release van zijn derde album Heavy Flowers twee jaar geleden is Blaudzun, het alter ego van de 39-jarige Johannes Sigmond, niet alleen sant in eigen land, maar ook bij ons goed voor uitverkochte zalen en opgemerkte festivalpassages, grijsgedraaide singles op de radio, en talloze pagina’s interviews en portretten in bladen en kranten. Wij doen er nog eentje bij, want deze week verschijnt zijn nieuwe langspeler Promises of No Man’s Land, en voor die gelegenheid staken we onze noordergrens over.

Plaats van afspraak is Kafé België, een kroeg langs de Utrechtse Oudegracht, waar al dertig jaar geen Belgenmoppen worden getapt, maar wel een indrukwekkende keur Belgisch gerstenat: onder meer Duvel, Chimay, Westmalle, Tongerlo, zelfs Sloeber en Gentse Tripel pronken er trots op de kaart. Een locatie die Blaudzun niet willekeurig heeft gekozen, zo zal later blijken.

Wanneer Johannes Sigmond arriveert, kunnen de fotograaf en ik er onmogelijk naast kijken: hij steekt letterlijk met kop en schouders boven het overige cliënteel uit. Boomlang, in vol zwart ornaat, inclusief muts, brilmontuur uit de seventies, baard en andere haren. Hij is pas terug uit Thailand, waar de videoclip voor Promises of No Man’s Land, de eerste single uit de nieuwe plaat, werd ingeblikt. ‘De makers van de clip hadden er een scenario over een kinderhoertje rond bedacht’, vertelt de zanger terwijl hij aanschuift met een kop koffie – voor schuimende kragen is het te vroeg. ‘Dus trokken we naar het Thaise Pattaya, ook wel de prostitutiehoofdstad van de wereld genoemd. Vreselijk was het. Niet alleen de soms schrijnende toestanden die je er aantreft, maar ook onze werkomstandigheden waren allesbehalve ideaal. Corruptie tiert er welig, op alle niveaus, en halverwege de shoot wilde de halve crew al opstappen. Leuke ervaring, hoor.’ Een simultane zucht en lach. Sigmond is blij opnieuw de vertrouwde bodem van Utrecht onder zich te voelen, hoofdkwartier annex uitvalsbasis van Blaudzun, waar hij ons vandaag met plezier rondleidt. ‘Ik ben geboren in Arnhem, een heel fijne stad met een levendige kunst- en modescene, maar als muzikant is dit de ideale plek om te werken en uit te gaan. Jullie hebben Antwerpen en Gent, Nederland heeft Utrecht. Amsterdam is goed voor electro en dance, maar de singer-songwriters en gitaargroepjes in Nederland komen hier terecht. Het is een levendige studentenstad, in het midden van het land, en met heel veel podia op zijn grondgebied. Van heel klein tot heel groot. Wie hier als bandje lang genoeg blijft spelen, komt vroeg of laat automatisch in Tivoli terecht.’

Tivoli, een concertzaal vergelijkbaar met Vooruit of AB, is al dertig jaar een muziekrots in de Utrechtse branding. Maar in juni gaat de zaal dicht en wordt er uitgeweken naar het Muziekpaleis, een gloednieuw concertgebouw dat verschillende lokale promotors zal huisvesten. Johannes wil ons straks Tivoli voor de verhuizing graag nog eens laten zien. ‘Ik ga er op 7 maart mijn nieuwe album officieel presenteren, als onderdeel van een reeks afscheidsconcerten. Onder meer dEUS heeft speciaal verzocht om nog een keertje op het podium van de ‘oude’ Tivoli te mogen spelen’, klinkt het met enige fierheid.

En zo komt de aap uit de mouw, hier in Kafé België. Johannes is een belpopkenner en -liefhebber. De erkenning in ons land doet hem deugd, zegt hij, terwijl hij glimlachend een recente tweet uit zijn smartphone oprakelt, van iemand die zijn nieuwe single prijst: ‘Die Belgen kunnen er toch wat van! #blaudzun’, staat er te lezen. Een compliment, verzekert hij ons. ‘Jazeker, ik ben erg trots dat mijn platen het zo goed doen en de liveshows uitverkopen bij jullie. Het is een verwezenlijking, succes in België, zeker toch voor een Hollander! (lacht) Voor mij en een pak van mijn generatiegenoten kwam alle goede muziek een tijdlang uit België. dEUS bijvoorbeeld, en alles daaromheen, is lang een voorbeeld geweest voor de bandjes in Utrecht en Amsterdam. Er werd wat jaloers gekeken naar hoe over de grens muziek werd gemaakt, en terecht, vind ik. Belgische groepen deden het ook goed in Nederland, maar omgekeerd wilde het lang niet lukken. Frans Bauer, ja, dat wel. Maar nu zijn er opnieuw enkele goede acts die aanslaan bij de zuiderburen, en daar kunnen we trots op zijn. Want ik weet het wel, hoor, hoe de pers bij jullie kijkt naar sommige Nederlandse artiesten.’ Van krommenaas gebaren heeft geen zin, en Sigmond somt op: ‘Bot, hoekig, weinig spannend, niet avontuurlijk… Ik heb het dan niet over de Hollanders die uitgaan in Antwerpen, maar over artiesten zoals Anouk en Kane, bijvoorbeeld. Het is vreemd, want Hollandse rappers worden bij jullie wel positief onthaald door publiek én pers.’

Argumenten als de té Amerikaanse oriëntering van de muzikale capriolen van voornoemde artiesten en de bijbehorende – vanuit het standpunt van de nuchtere, underdogs minnende Belg bekeken – wat opgeklopte ambities vallen niet in dovemansoren, maar toch heeft Blaudzun daar zo zijn bedenkingen bij: ‘Ik heb veel bewondering voor iemand als Anouk, los van of ik er muzikaal wat mee heb, wat niet het geval is. Maar ze werkt wel ontzettend – zeg maar on-Nederlands – hard. En dat doen die groepjes bij jullie toch ook? De jongens van School Is Cool, The Van Jets of Balthazar, bijvoorbeeld. Dat zijn toch geen koekenbakkers? Zij gaan hard, en dat is mooi om zien. Oké, Kane brengt natuurlijk wel een soort van Ikea-achtige rock, maar er zijn nu eenmaal mensen die daarvan houden. Ik lig er in elk geval niet wakker van. Maar genoeg daarover, kom op, tijd voor een rondleiding!’

TERWIJL FOTOGRAAF WOUTER VAN VAERENBERGH en ik moeite moeten doen om de zevenmijlspassen van Sigmond bij te benen, wordt snel duidelijk hoezeer Blaudzun leeft in Utrecht. In twee betekenissen: hij wordt nagewezen, zoals het een lokale held betaamt, en met de bevlogenheid en bagage van een professionele stadsgids geeft hij tekst en uitleg bij de lokale fauna en flora. Van het overdekte winkelcentrum (‘een van de oudste in zijn soort in Nederland’) tot de door de politie weggewerkte rosse buurt (‘alle hoertjes staan nu gewoon op straat – Nederlandse struisvogelpolitiek’) en de vele theatertjes en kleine clubs die de binnenstad rijk is. Helemaal fleurt hij op wanneer we de Dom kruisen, de gotische kerk vanwaar de renners die deelnemen aan de Tour de France 2015 zullen vertrekken voor de eerste echte etappe. De stad vormt de dag voordien ook het decor voor de proloog, een individuele tijdrit. ‘Dat wordt een heel mooie dag’, weet Johannes nu al. Want wie Blaudzun niet kent als muzikant, heeft hem misschien wel gezien als een van de gasten van Karl Vannieuwkerke, vorig jaar in Vive le vélo. Na de muziek is de wielrennerij dan ook zijn tweede grootste passie. In 2006 bedacht Johannes Sigmond zijn alter ego dankzij Verner Blaudzun, een Deens coureur uit de jaren zeventig, en in 2011 regisseerde de voormalige student journalistiek Il Lombardia, een documentaire over de Ronde van Lombardije, zeg gerust een liefdesbrief aan ‘een van de zwaarste maar mooiste koersen ter wereld’, waar hij ook muziek bij schreef.

De parallel die ik – toegegeven, nogal onhandig – probeer te trekken tussen de koers als een ploegsport die individueel gewonnen wordt, een discipline waarin de belangen van vriendschap, nationaliteit en sponsors elkaar soms voor de wielen rijden enerzijds, en anderzijds de popmuziek, een wereld waarin de grenzen van de collegialiteit continu op de proef worden gesteld, boort Johannes snel de grond in. ‘Neen, man, muziek is geen competitie. Althans, voor mij toch niet. Concurrentie, daar ben ik niet mee bezig.’ Ook niet wanneer hij andere artiesten hoger op een festivalaffiche ziet staan, enkel en alleen omdat ze uit het buitenland komen? ‘Je kijkt natuurlijk wel eens met een schuin oog naar de grotere podia, maar niet omdat je een ander de spotlight niet gunt. Ik voel me vereerd, niet afgunstig, als ik tussen internationale namen als Arcade Fire en Nick Cave mag staan. Ik gun iedereen het allerbeste en heb niks te klagen, het gaat supergoed.’

KOFFIEPAUZE IN THE VILLAGE, EEN ‘NET-IETS-TE-veel-hipstertent’, volgens Johannes, maar hij kent er iedere barista bij naam en ze serveren er excellente bakjes troost, als ik fotograaf Wouter mag geloven. Terwijl die erop los klikt en Ill Communication van de Beastie Boys door de boxen blèrt, bomen we nog even door over succes en ambitie: ‘De schrijver Joost Zwagerman vertelde eens dat hij het jammer voor me vond dat ik in Nederland ben geboren. Hij bedoelde het goed, suggereerde dat ik het als Amerikaan of Brit al veel verder geschopt zou hebben, maar persoonlijk zit ik daar niet mee. Ik ben ook niet heel erg gehecht aan Nederland. Ik trek er bijvoorbeeld vaak opuit om aan mijn songs te werken, naar Zuid-Frankrijk of naar Barcelona, mijn lievelingsstad. Mooier weer, mooiere mensen, lekker eten, een goed glas wijn. Dat helpt.

Promises of No Man’s Land heb ik in het grootste geheim gemaakt. Niet als stunt, maar omdat ik geen zin had om constant vragen te beantwoorden als ‘hoe vlot het met de nieuwe plaat?’. Ik heb een bubbel gecreëerd, om me af te sluiten voor de verwachtingen. Die zijn hoog nu, dat voel ik wel. Ooit zat niemand op mijn debuutalbum te wachten, en die rust is heerlijk. Toen mensen vragen begonnen te stellen, antwoordde ik gewoon dat ik liedjes aan het schrijven wa0s. Dat was niet eens gelogen, want ik schrijf liedjes zoals ik mijn tanden poets. Het houdt me gezond, het houdt mijn hoofd bij elkaar.’ Blaudzun slurpt van zijn espresso, alsof hij de radartjes onder zijn muts wil smeren. ‘Daar moet het om gaan, om de liedjes. Succes is mooi, maar succes kan ook de kunst opvreten. Het mag geen doel zijn. Want alle kunst is beter als ze blijft groeien, je moet die spanning en de noodzaak blijven voelen. Een schilder moet schilderen omdat hij moet schilderen, niet om schilderijen te verkopen. Bij popmuziek geldt net hetzelfde. Je merkt het, wanneer een artiest de scheidingslijn tussen kunst en entertainment heeft overschreden. U2, bijvoorbeeld, die zijn zo ver afgedreven, ik herken ze niet meer als het bandje waar ik ooit fan van was. Of Coldplay, van wie ik de eerste plaat waanzinnig tof vond, maar nu dringt het niet meer tot me door.

‘Tijdens de opnames van deze plaat heb ik elke dag naar de blauwe verzamelaar van The Beatles geluisterd’, zegt Sigmond – inmiddels zijn we binnengewipt bij Plato, een van de weinige kleine platenzaken die in Utrecht zijn overgebleven. ‘Richting studio luisterde ik naar de linkerkant van de mix, op de terugweg naar de rechterkant. Studie is dat, om iets bij te leren.’

JOHANNES SIGMOND WAS EEN LAATBLOEIER IN DE popmuziek. Hij is opgegroeid in de Pinksterbeweging, een streng religieuze en conservatieve christelijke stroming waar ook artiesten als Katy Perry, John Legend, Kings of Leon en d’Angelo hun wortels hebben. ‘The Beatles waren uit den boze, want die namen drugs’, vertelt Sigmond, wanneer we opnieuw langs de grachten wandelen. ‘Maar ik heb er geen trauma’s aan overgehouden, hoor. Pop en rock waren dan wel des duivels, maar muziek speelt een erg grote rol in de Pinkstergemeenschap, vooral tijdens de misvieringen. Je krijgt er dus een gedegen muzikale opvoeding, wat in het algemeen onderwijs van Nederland absoluut niet het geval is.’

Wat voor een familienaam is Sigmond eigenlijk, wil ik nog weten, terwijl Tivoli in zicht komt. Geen Hollandse, lijkt me. ‘Ik heb me laten vertellen dat de naam een Hongaarse of Duitse geschiedenis heeft. De Hongaarse clan zou zelfs Joodse vertakkingen hebben. Daarnaast heb ik ook Indisch bloed, via mijn oma en opa langs vaderskant. Ik ben een Indo, zoals ze in Nederland zeggen.’

Dat Sigmond best een goede artiestennaam zou zijn, opper ik. ‘Ja, akkoord. Maar ik wilde een naam met een b. Iets met een b vind ik altijd mooi.’ Iets zoals België? ‘Precies’, lacht hij.

En dan komt Blaudzun – de Sporza kijkende Hollander met Deense artiestennaam die zich thuis voelt in Vlaanderen, de Utrechtenaar uit Arnhem met Indisch bloed die graag Catalaanse wijn drinkt in Barcelona – opnieuw ergens thuis, in Poppodium Tivoli. Er staat een halve fotostudio geïmproviseerd in de mooie concertzaal en er wacht al een volgende journalist. De fotograaf is een ingeweken Ier, een wat onbehouwen en onverstaanbaar figuur, die Johannes enkele beelden uit zijn portfolio laat zien. Zwart-witportretten zonder veel diepte of contrast. Maar Johannes knikt en steekt zijn duim op. Geen reden tot klagen. Gaat supergoed. Met een warme handdruk zeggen we merci, bedankt, doei en salut. Op weg naar de uitgang zie ik de affiche hangen voor de passage van dEUS, op 15 mei. Blaudzun hangt er vlak naast. Over beide posters kleeft een witte sticker met het woord ‘uitverkocht’. Hij gaat hard, en dat is mooi om zien.

PROMISES OF NO MAN’S LAND

Verschijnt op 7 maart via V2. Het concert in de AB op 6 maart is uitverkocht.

DOOR JONAS BOEL FOTO’S WOUTER VAN VAERENBERGH

Blaudzun ‘POP EN ROCK ZIJN DAN WEL DES DUIVELS IN DE PINKSTERGEMEENSCHAP, WAARIN IK BEN OPGEGROEID, MAAR JE KRIJGT ER DUS EEN GEDEGEN MUZIKALE OPVOEDING, WAT IN HET ALGEMEEN ONDERWIJS IN NEDERLAND ABSOLUUT NIET HET GEVAL IS.’

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content