Begin volgende maand gaat op Vier Callboys van start, de langverwachte nieuwe fictiereeks van Jan Eelen over de lotgevallen van vier gigolo’s – vier idioten eigenlijk. De helft van de hoofdrollen wordt vertolkt door gezworen vrienden Matteo Simoni en Bart Hollanders, die voor het eerst samenwerkten met Eelen. ‘Ik heb op de set dikwijls gedacht: waar gáát dit eigenlijk over?’

Callboys – we hebben drie afleveringen mogen zien – is én grappig én pijnlijk én herkenbaar tegelijk. Zelfs wanneer ze een lavement krijgen leef je mee met de personages. Omdat je het onheil van ver ziet aankomen en denkt: ‘Néé, niet doen!’ – en het dan toch gebeurt. Gokje: de strontscène in aflevering drie wordt een YouTube-hit.

‘Iedereen vond die scène zó moeilijk om te spelen’, zegt Bart Hollanders, die Randy Paret vertolkt. ‘Er wordt veel in gepraat, het ritme was moeilijk en we voelden niet meteen waar we naartoe moesten werken. De avond voordien had Jakke (regisseur Jan Eelen, nvdr.) ons bij hem thuis uitgenodigd om de scène nog eens aan tafel te oefenen, zodat we die dag onmiddellijk konden beginnen te draaien.’

Ook Matteo Simoni had zijn twijfels. ‘Ik vreesde dat de mensen het niet zouden snappen. Wes (rol van Stef Aerts, nvdr.) gebruikt, om Jay (rol van Rik Verheye, nvdr.) iets uit te leggen, een metafoor die ik op dat moment met de beste wil van de wereld niet snapte. Pas toen ik tijdens de première het publiek in de zaal hoorde lachen en applaudisseren, wist ik dat het goed zat.’

Klopt het dat Jan Eelen jullie van in het begin heeft betrokken bij de creatie van de personages?

MATTEO SIMONI: Toen Jakke de eerste scènes had geschreven, hebben we die onmiddellijk mogen lezen – weliswaar met de waarschuwing dat het ‘echt niet goed’ was. Voor ons was het moeilijk om die scènes meteen juist in te schatten. Soms stond er aangeduid dat iets om te lachen was, maar ik vond het geen humor. Ik moet toegeven dat ik de scenario’s lang heb gewantrouwd. Achteraf werd duidelijk dat Jakke ons bepaalde dingen wilde horen zeggen om daarop voort te werken. Personages bedenken is één ding, maar ze tot leven brengen en uitwerken hoe ze zich tot elkaar verhouden, dat wordt vaak pas duidelijk als je op de set staat. Jakke is tijdens het schrijven ook altijd blijven schrijven en herschrijven. Op de eerste draaidag waren de laatste drie afleveringen zelfs nog niet klaar.

BART HOLLANDERS: Jakke had ons ook niet verteld hoe het verhaal zou eindigen – misschien wist hij dat zelf niet eens. Maar door de manier waarop wij speelden en hoe onze personages zich ontwikkelden, is hij bij zo’n geniale plotwending uitgekomen dat ik er nog altijd van sta te kijken.

SIMONI: Met de humor is het ook goed gekomen. Veel grappen zitten in dingen die níét worden gezegd, of in een blik van iemand die zich gekwetst voelt. Maar dat stond dus nergens op papier. Ons enige houvast was het vertrouwen in Jakkes vorige werk.

HOLLANDERS: Ik heb dikwijls gedacht: waar gáát dit eigenlijk over? Neem nu die scène waarin een eind weg wordt geluld over het videospelletje Mario Bros...

Een héél goede scène. Omdat ze zo herkenbaar is.

HOLLANDERS: (knikt) Ze lijkt banaal, maar ze is cruciaal om de personages de juiste vorm en kleur te geven. Net zoals de kostuums en de pruiken: heel jaren negentig, maar toch gaat het over vandaag. De Callboys zijn duidelijk ergens blijven hangen en leven in hun eigen universum. Hun uiterlijk past ook goed bij de splitscreens en de funky muziek.

Hoe bereid je je voor op een rol als prostitué? Jan Eelen heeft met twee mannelijke escorts gesproken en voor de rest zijn fantasie het werk laten doen.

HOLLANDERS: We hebben Jakke nog gevraagd of hij vond dat we research moesten doen, maar dat vond hij niet nodig.

SIMONI: Het gaat ook niet zozeer over gigolo’s. Het gaat over dromen, over iets beginnen, mee willen doen met de grote mannen. Leiderschap tonen en daarin falen.

HOLLANDERS: Ik denk ook niet dat er gigolo’s zijn die zich verenigen en overdag rondhangen in een soort van mancave.

SIMONI: Als je erover nadenkt, bestaat dit niet. Maar toch komen we ermee weg omdat de menselijkheid en de vriendschap vooropstaan. De seksindustrie is slechts de arena waarin dat gebeurt.

Er zitten veel naaktscènes in Callboys. Denk je dan tijdens de opnames: another day at the office? Of moet je je daar toch elke keer weer over zetten om eraan te beginnen?

SIMONI: Stef, Rik, Bart en ik hebben samen aan de toneelschool (Studio Herman Teirlinck, nvdr.) gezeten. Daar zijn we zo veel keer naakt gegaan dat dat voor mij geen issue meer is. Je moet er ook niet bij nadenken hoe dat in beeld komt. Als je Jakke kent, weet je dat hij van elke scène kunst probeert te maken, of het nu met seks te maken heeft of niet.

Maar zo’n filmset is toch een totaal andere omgeving dan een theaterpodium?

HOLLANDERS: Dat we met vier waren, heeft ons snel bij het theatergevoel gebracht. Jakke was ondertussen een goede vriend geworden en de mensen op de set vormden een echte familie. Er was geen gêne meer.

SIMONI: De eerste twee dagen was er een gesloten set, maar dat hebben we snel laten varen. De deuren stonden open, of je nu naakt rondliep of niet.

HOLLANDERS: (imiteert Jan Eelen) ‘Mannen, laat die onderbroek maar uit want dat aan- en uitdoen duurt te lang. Kom, erop!’ Tegenover de vrouwen, die ook vaak ver moesten gaan, was Jakke altijd respectvol, maar bij ons was er snel een sfeertje van mannen onder elkaar.

SIMONI: Zulke scenes spelen is natuurlijk nooit fijn: het is altijd wiskundiger dan je denkt. Seksscènes doe je meestal met mensen die je goed kent of met een tegenspeelster met wie je iets opbouwt. In dit geval waren het vaak figuranten die aankwamen en meteen naakt moesten gaan – om eerlijk te zijn vond ik dat een beetje vies. Voor die figurantes moet dat ook raar geweest zijn: (imiteert Jan Eelen) ‘Aangenaam, welkom op onze set. U wordt zo dadelijk zwaar langs achteren genomen door deze acteur.’ Stef heeft er zo drie op een dag moeten doen, ik kan me niet voorstellen dat hij met die figurantes goede gesprekken heeft gevoerd.

Matteo, hoeveel van Smos uit Safety First zit er in Devon?

SIMONI: Best veel. Maar voor verschillende rollen spreek je andere dingen van je persoonlijkheid aan of vergroot je andere dingen uit. Zo zijn de timing en het tempo van Smos en Devon toch behoorlijk verschillend. Devon praat bijvoorbeeld veel trager dan Smos. In Devons hoofd gebeurt ook niet echt veel. ’t Is een goeie kerel, maar hij leeft vooral in het nu en is enorm naïef. Smos leeft met meer angsten.

Je zet een erg geloofwaardige Noord-Limburger neer: op een slepende manier ‘Kouwe Lil’ zeggen wanneer je het dorp Kaulille bedoelt – en je bent niet eens van daar.

SIMONI: Ik heb een vriendin uit die streek mijn teksten laten inlezen. Daar heb ik een paar keer naar geluisterd en er mijn eigen ding van gemaakt. Je kunt op voorhand je rugzak wel vullen, maar het is belangrijk dat je een zekere vrijheid behoudt.

Bart, ik vind Randy, als de ultieme underdog, de slimste van het kwartet. Hij heeft ook een geslepenheid die je niet van hem verwacht.

HOLLANDERS: Ik vind het zot dat iedereen dat zegt en ik ben erg blij dat ik erin geslaagd ben dat over te brengen. Jakke had dat graag gewild, maar ik wist niet goed hoe ik dat gespeeld moest krijgen. Randy is de goedheid zelve, maar wacht maar: hij wordt in de latere afleveringen nog geslepener. Hij heeft een enorm rechtvaardigheidsgevoel en hij maakt verregaande keuzes om zijn vrienden te beschermen.

Heb jij ondertussen al een televisie?

HOLLANDERS: Ja, hoezo?

In de gespecialiseerde pers las ik dat je er een half jaar geleden nog geen had, terwijl je toch al verschillende tv-rollen hebt gespeeld. Ik vroeg me af hoe jij jezelf evalueert.

HOLLANDERS: Ik moet toegeven dat ik amper naar mezelf kijk. Ik hecht meer belang aan de mening van mijn vrienden die ook acteurs zijn. Daar leer ik meer van dan mezelf bezig te zien.

Zijn jullie streng voor elkaar?

SIMONI: Dat verwacht ik wel.

HOLLANDERS: Ik vond dat vroeger moeilijk. Maar Matteo heeft me geleerd te zeggen wat ik vind: ‘Je moet dat doen, Bart, want jij bent mijn beste vriend!’

SIMONI: We zijn alle vier vrienden.

HOLLANDERS: (tegen Simoni) Jij staat nochtans helemaal bovenaan in mijn telefoonlijst.

SIMONI: (gespeeld betrapt) Shit, Bart. Bij mij sta jij pas tweede! Nee, serieus: na een voorstelling wil ik mijn vrienden in de ogen kunnen kijken en hen vragen wat ze écht denken.

Als jullie elkaar voortdurend evalueren, waar zouden jullie elkaar dan voor waarschuwen?

HOLLANDERS: Jakke heeft het ook gezegd: Matteo moet oppassen met zijn puppy-ogen. Het klinkt raar, maar sinds hij dat niet meer doet, vind ik Matteo compleet anders spelen.

SIMONI: Dat is een erfenis van Smos. Toen Jakke mij daar de eerste weken attent op maakte, wist ik niet wat hij bedoelde. Maar hij heeft dat goed gezien: het was in mijn lichaam blijven zitten. Toen ik na Safety First meespeelde in Amateurs trok ik nog altijd zo’n zielige, smekend-vragende blik.

En omgekeerd, Matteo: waar kan Bart nog verbeteren?

SIMONI: Wat Bart nu doet, kan niet beter omdat Jakke dat zo juist heeft geregisseerd. We hebben tijdens de opnames veel gebabbeld over wat acteren, spelen inhoudt. Ik zeg altijd: ‘Niet te veel nadenken, in het moment zitten en vooral met de anderen bezig zijn.’ En vertrouwen geven. Bart heeft tijdens het spelen maar een knipoog nodig om hem te laten aanvoelen dat hij goed bezig is. Dan kan hij weer voort.

HOLLANDERS: Van ons vieren ben ik degene die altijd alles in twijfel trekt.

SIMONI: Soms doe jij takes die van de eerste keer goed zijn, maar dan wil je nog eens. Wat ik wel begrijp: soms klopt je gevoel niet met wat er op het scherm te zien is.

Veel van dat onderlinge vertrouwen heeft ermee te maken dat jullie in FC Bergman zitten, het theatergezelschap dat jullie oprichtten nadat jullie in 2009 waren afgestudeerd bij Studio Herman Teirlinck. Maar Bart, jij bent van 1984, terwijl Matteo geboren is in 1987. Hoe kwamen jullie bij elkaar in de klas terecht?

HOLLANDERS: Ik ben een jaar blijven hangen op de toneelschool.

SIMONI: Ik zat in het eerste jaar met Stef en Rik. Toen we naar het tweede gingen, kwam Bart bij ons in de klas. (tegen Hollanders) Misschien moet jij maar vertellen hoe we elkaar hebben leren kennen?

HOLLANDERS: Schaam je je daar niet voor?

SIMONI: Nee, gij! (tot ons) Ik keek op naar Bart, want hij was een tweedejaars.

HOLLANDERS: Het is raar, maar zodra je op de toneelschool in het tweede jaar zit – en dan heb ik het niet eens over die van het derde of het vierde, dat zijn topacteurs in wording – is dat heel wat. Ik zat als tweedejaars op café met een klasgenoot. We hadden bewust een ander café uitgekozen dan De Pallieter (het café van de Antwerpse theaterstudenten, nvdr.) omdat we wat dingen over school wilden bespreken. Ineens kwamen we die pipo daar (wijst op Matteo) tegen. ‘O nee,’ dachten we, ‘géén eerstejaars!’

SIMONI: Ik zat te wachten op een vriend maar die belde plots af. Toen ik Bart zag zitten, dacht ik: ‘Fijn, toch iemand om mee te praten.’

HOLLANDERS: “Maar daar hadden wij geen zin in. Mijn klasgenoot en ik rekenden af en deden alsof we naar huis vertrokken. Toen we op de fiets zaten, kwam Matteo ineens naast ons rijden, met zo’n johnnybrommertje. Mijn klasgenoot en ik keken elkaar aan: ‘Daar heb je die onnozelaar weer.’

SIMONI: (fier) Toen ik op kot ging, heb ik mijn Booster van Hasselt naar Antwerpen gereden!

HOLLANDERS: Uiteindelijk hebben mijn klasgenoot en ik afscheid genomen op de Groenplaats. Matteo vroeg of we nog iets gingen drinken, maar we zeiden dat we naar huis gingen. We zijn weggefietst en stiekem iets gaan drinken zonder hem.

Wanneer is de klik dan gekomen?

HOLLANDERS: In het tweede jaar zijn we naar elkaar toe gegroeid, maar toen we naar het derde gingen, bleven we maar met vier over: Rik Verheye, Stef Aerts, Matteo en ik. Die nacht zijn we dat gaan vieren in De Pallieter. Ineens was het er: de euforie, de vriendschap.

Hoe belangrijk is tv-werk voor jullie als theateracteurs?

SIMONI: Ik vind het onwaarschijnlijk belangrijk om elk jaar naar het theater terug te gaan, omdat je daar geconfronteerd wordt met het feit dat je het met niks moet doen. Dat je je fantasie moet openzetten en dat je je wereld op de scène maakt. Maar na drie maanden theater kun je helemaal kapot zijn: na de première val je dood van de vermoeidheid van de repetities. En dan moet je nog eens veertig keer gaan spelen. De helderheid van filmen is een aangename afwisseling: je werkt drie maanden lang elke dag van ’s morgens tot ’s avonds, je gaat naar huis en die draaidag moet je nooit meer opnieuw doen. De scènes en dialogen zijn ook meteen weg. Dat zorgt voor rust. Veertig keer dezelfde monoloog in het theater kan vermoeiend zijn.

HOLLANDERS: Dat is toch veertig keer anders?

SIMONI: Ja, maar het frustreert me dat er van die veertig keer twintig heel goed, tien goed en tien ondermaats zijn. Daar kun je niks aan doen, zo werkt theater. Bij film ben je niet alleen verantwoordelijk voor het eindresultaat. Weten dat ik maar een klein onderdeel ben van een groter geheel geeft me rust.

In Callboys wordt verwezen naar In de gloria en Het eiland. Er zit zelfs een cameo in van Lucas Van den Eynde en Tania Van der Sanden, die nog eens in hun rol van dagtrippers Geert en Hilde kruipen. Ook Frank Focketyn en Ann Miller duiken even op. Kijken jullie op naar die vorige generatie acteurs?

SIMONI: Ja, maar in een acteeropleiding verdwijnt dat snel. Je mag iemand bewonderen, maar het zijn ook maar mensen. Al moet ik daar niet flauw over doen: het is een cadeau om met die mensen te mogen spelen, omdat je daar zelf ook beter van wordt.

Die acteurs zijn mee groot gemaakt door Jan Eelen. Hopen jullie op hetzelfde effect?

SIMONI: Ik heb me al afgevraagd hoe de mensen ons gaan zien: als een nieuw stuk aan de stijgende lijn van Jakke, met Vaneigens, In de gloria, Het eiland en De Ronde? Of wordt Callboys voor hen iets volledig nieuws?

HOLLANDERS: Ik wil daar niet over nadenken. Wij spelen soms scènes na uit In de gloria en Het eiland. Het idee dat dat in de toekomst ook met Callboys zou kunnen gebeuren…

SIMONI: (tot Hollanders) Je mag er wel van uitgaan dat mensen zinnen van jouw personage vanbuiten zullen kennen.

Jullie volgden dezelfde opleiding als de acteurs van In de gloria en Het eiland, waar jullie onder meer door de handen van Dora van der Groen zijn gegaan. Speelt dat mee?

SIMONI: Dora heeft bij veel mensen liefde voor het vak gecreëerd. Bij haar ging het niet over techniek, want die komt met de jaren wel. Als ik aan haar denk, denk ik aan je fantasie die je moet openzetten. Dan kun je iedereen zijn. Als je daarin gelooft, hoef je niet te spelen, dan bén je je rol.

HOLLANDERS: Ik ben zo blij dat ik Dora heb leren kennen, ik draag haar diep in mijn hart. Toen ik naar de toneelschool ging, kwam ik van een kunsthumaniora waar iedereen binnen de lijntjes kleurde en iedereen dezelfde weinig geïnspireerde basisopleiding volgde. Dora heeft me de ogen geopend, mij anders naar de wereld en naar mezelf leren kijken.

SIMONI: Het cliché dat ze je aan een toneelopleiding met de grond gelijkmaken: dat is waar en niet waar. Voor sommigen is dat heel hard waar, omdat ze al gevormd zijn, en dat willen de docenten daar niet. Ze vragen dat je een onbeschreven blad bent. Het coole aan Dora vond ik dat ze in het begin van het jaar zei dat we een boekje moesten nemen en opschrijven wat we nodig dachten te hebben. Uiteraard schreef ik alles op, maar ik begreep niets van wat ze zei – het ging over toelaten en demonen en gelaagdheid. Maar nu doe ik dat boekje soms nog open en besef ik: ‘Dát bedoelde ze!’

Is het niet verschrikkelijk kleinerend om als beginnende theaterstudent voor een klas met leeftijdgenoten te worden afgebroken?

HOLLANDERS: Ik heb moeilijke periodes gehad met Dora, maar ik heb niet het gevoel dat ze mij heeft afgekraakt. Dora gaf alleen les aan de eerstejaars, die ze elk jaar Vondels Lucifer liet spelen. Aartsmoeilijk als je net achttien jaar bent.

SIMONI: Met twee pagina’s was je snel drie maanden zoet. Maar Dora leerde je om het verhaal persoonlijk en concreet te maken, zodat je het begreep. Ik heb tijdens mijn opleiding heel lang vraagtekens gekregen bij mijn beoordeling. Blijkbaar wisten ze niet wat ze met me moesten aanvangen. Ze vonden dat ik te gemakkelijk speelde, ik moest het mezelf moeilijker maken.

‘Waar is je pijn?’

SIMONI: Letterlijk dat! En ieder trimester maar proberen om te blèten. Want je denkt: als ik op de scène kan breken, dan zullen ze eindelijk mijn pijn zien. Maar dat is onzin. Op een dag besloot ik niet langer moeite te doen. Ik kwam het podium op, ben mezelf gebleven en heb me geweldig geamuseerd. We zijn allemaal mensen, we hebben allemaal onze pijnen. Maar als je dat gaat spelen, geloven ze je niet. Als je dicht bij jezelf blijft, zien de mensen je gelaagdheid ook wel.

Over gelaagdheid gesproken: volgens Jonas Van Geel is het een stigma om als komisch acteur bestempeld te worden, want je raakt er nooit meer af.

HOLLANDERS: Je moet op tijd tegengas kunnen geven. Ik speel veel de brave, lieve teddybeer – in Callboys heb ik zelfs de grootste teddybeer gespeeld die ik kan neerzetten. Dat is nu wel even uitgeput. Als ik nog eens voor zo’n rol gevraagd word, ga ik daar toch eens goed over nadenken. Tenzij Jakke belt voor een tweede seizoen. (lacht)

SIMONI: We leven in een tijd waarin zo veel mogelijk is, ook voor acteurs. Je moet gewoon zuinig en kieskeurig zijn en niet te lang in een rol blijven hangen.

Zegt de acteur die de lach aan zijn kont heeft hangen.

SIMONI: Ik vind dat ook niet erg. Als mijn grappige rollen ervoor zorgen dat mensen ook naar mijn andere stukken komen kijken en ik ze dan kan verrassen met iets nieuws, dan voel ik me als acteur pas écht geslaagd.

CALLBOYS Vanaf 8/9 op Vier.

door Sue Somers – foto’s Guy Kokken

‘Jan Eelen heeft ons toen we begonnen te draaien niet verteld hoe het verhaal zou eindigen – misschien wist hij dat toen zelf nog niet eens. Maar de plotwending waarop hij is uitgekomen, daar sta ik nog altijd van te kijken.’ Bart Hollanders

‘In Callboys zijn er veel seksscènes met figuranten die aankwamen en meteen naakt moesten gaan. Om eerlijk te zijn: dat vond ik toch een beetje vies.’ Matteo Simoni

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content