‘LINKS HEEFT DE BESTE GRAPPEN’
Of Jimmy’s Hall, over de Ierse communist Jimmy Gralton, die in de jaren dertig al swingend het establishment uitdaagde, nu echt zijn laatste fictiefilm wordt? Daarover is Ken Loach voorlopig nog even in conclaaf, maar één ding is zeker: aan engagement mangelt het de Britse veteraan zelfs op zijn 78e nog altijd niet. ‘Maar ik snap ook waarom de kranten vol staan met nieuws over rechts.’
Het conservatieve establishment over je heen krijgen vanwege heupzwaaien en kontschudden: nee, Beyoncé was niet de eerste die het overkwam. In het Ierland van de jaren dertig kreeg de linkse activist James Gralton (1886-1945) het ook al met de toenmalige moraalridders aan de stok. En dat nadat hij in een dorp in het graafschap Leitrum een dance hall had opgericht waar lokale jongens en meisjes hun lendenen los konden gooien op swingende deuntjes, en waar tussen het fuiven en dansen door ook culturele activiteiten, educatieve cursussen en politieke meetings werden georganiseerd.
Het leverde Gralton bonje met de katholieke kerk en de lokale ordediensten op, die zijn dance hall zagen als een broeihaard voor goddeloze, subversieve geesten. In 1933 werd hij na rellen opgepakt en aangezien hij ook een Amerikaans paspoort had op een boot richting Verenigde Staten gezet, wat Gralton meteen de dubieuze eer opleverde om als enige Ier ooit uit eigen land te worden gedeporteerd.
Gelukkig is er de onvermoeibare kameraad Ken Loach om de verbannen en vergeten communist nu te rehabiliteren. In de biopic Jimmy’s Hall, met Barry Ward in de rol van de swingende linkse rakker, brengt de Britse veteraan namelijk een geromantiseerde lezing van de feiten van toen, waarbij Loach als vanouds zijn aversie voor alles wat rechts en/of religieus kleurt niet onder stoelen of banken steekt.
Het resultaat is niet enkel een sociaal-realistische, rood getinte en historisch verpakte variant op Footloose, zo je wilt; het is in zekere zin ook een luchtiger encore op Loach’ in 2006 met de Gouden Palm bekroonde The Wind That Shakes the Barley, over de Ierse volksopstand tegen de Britse bezetter tijdens de jaren twintig. Bovendien is het logistiek wellicht zijn grootste productie, een slopende onderneming die bij de inmiddels 78-jarige maker van uppercuts als Kes (1969), Raining Stones (1993), Land and Freedom (1995) en Sweet Sixteen (2002) de vraag deed rijzen of het, na precies een halve eeuw lang de barricades te hebben opgeworpen – Loach begon als tv-regisseur te werken in 1964 -, geen tijd wordt om de camera aan de haak te hangen.
‘Ik heb inderdaad aan stoppen gedacht en dat ook on the record gezegd, maar dat was nog vóór de opnames, toen het allemaal een te grote klus leek om te klaren’, nuanceerde Loach achteraf. ‘Ik hoop nog een documentaire te kunnen maken. Of misschien een fictiefilm, maar zeker niet meer op dezelfde schaal als Jimmy’s Hall. Het is fysiek te vermoeiend geworden. Ik weet dat er regisseurs zijn die kunnen regisseren vanuit een stoel achter een monitor, op meters afstand van de actie, maar dat kan ik niet. Ik heb niks voorlopig gepland maar blijf me bezighouden, tot ik de emotionele energie weer voel. Die klik heb je nodig, anders heeft het weinig zin.’
Jimmy’s Hall speelt zich tien jaar na The Wind that Shakes the Barley af. Waarom wilde je terugkeren naar dat land en die plek in de geschiedenis?
KEN LOACH: Wat me aansprak, was de eenvoud van het verhaal. Het idee dat een veilige ruimte als een dance hall, waar mensen zich konden uitleven en zichzelf zijn, een bedreiging kon vormen voor de machthebbers. Het was ook interessant om te laten zien wat er tien jaar na de Ierse Onafhankelijkheidsoorlog met het land gebeurd was. Van de idealen die men na de oorlog had, was maar weinig geconcretiseerd. Een van de vrouwen in de film zegt: ‘De grootgrondbezitters en de kerk, die met de Britten collaboreerden, hebben het nog steeds voor het zeggen.’
De vraag blijft wel: in welke mate is het verhaal van een dance hall uit de jaren dertig nu nog relevant en actueel?
LOACH: Terwijl we zitten te praten (tijdens het recentste festival van Cannes, waar Jimmy’s Hall in competitie zat, nvdr.) zijn er tweehonderd meisjes in Nigeria ontvoerd omdat ze onderwijs willen. Er is in Pakistan dat meisje dat door het hoofd geschoten werd omdat ze op school zat. De kunstenaar Ai Weiwei wordt in China vervolgd vanwege zijn kritiek op het regime. En Chelsea Manning staat terecht omdat ze de martelpraktijken van het Amerikaanse leger naar buiten bracht. Het willen beheersen van onderwijs en het in de kiem smoren van kritisch denken bestaat dus nog steeds. Dissidenten en vrijdenkers worden nog altijd de mond gesnoerd. Bovendien zijn er nog meer parallellen tussen de jaren dertig en nu. Ook toen was er een wereldwijde, economische crisis, massale werkloosheid en de opkomst van extreemrechts. Genoeg overeenkomsten met nu dus.
Je vorige film was de documentaire The Spirit of ’45, een hommage aan de eerste Labourregering van kort na de Tweede Wereldoorlog. Toen werden veel van Graltons ideeën voor het eerst in de praktijk gebracht, maar uiteindelijk doofde het socialistische sprookje wel uit.
LOACH:(knikt) Voor elke ideologie komt het erop aan om voeling te houden met de noden van de tijd en zich soepel op te stellen. Na de oorlog kwamen de grote industrieën en nutsvoorzieningen in het Verenigd Koninkrijk in publieke handen terecht. Dat waren zaken waar Jimmy in de jaren twintig en dertig ook al aan dacht. Het gaat erom die ideeën weer eigentijds en modern te maken, en dat kan absoluut.
Je staat al decennialang op de barricades met geëngageerde films, maar kunnen die wel een verschil maken in dat kritische debat?
LOACH: Nauwelijks. Het publieke debat wordt bepaald door de grote kranten, politici en de nationale zenders. Anderen hebben het lastig om daar tussen te komen. Maar ik grijp de kansen die ik krijg. Deze film kan bepaalde mensen doen nadenken over bepaalde topics, en het rechts gekleurde beeld nuanceren, maar het is slechts een fractie van het publiek en het politieke debat. De kranten staan vol met nieuws over rechts. Ik snap dat ook. Hun ideeën zijn makkelijk te verkopen en klinken sensationeler. Links heeft het lastiger want moet uitleggen waarom het economische systeem onrecht en ongelijkheid produceert. Dat is lastiger te begrijpen dan rechtse onzin roepen en zeggen dat het allemaal de schuld is van de immigranten.
Dus de Rupert Murdochs van deze wereld zijn meer verantwoordelijk voor sociale ongelijkheid dan de David Camerons?
LOACH: Vind ik wel. Rechts is simpel. Dat zegt: je bent immigrant, je hebt mijn werk afgepakt en nu oprotten. Links moet uitleggen dat kapitalisme altijd werkeloosheid zal produceren, dat het altijd een agressief buitenlands beleid zal voeren en dat het altijd lonen zal verlagen. Dat is stukken ingewikkelder.
Word je dat politieke debat nooit moe? Wil je nooit eens gewoon een romantische komedie maken?
LOACH:(lacht) Niet echt, nee. Omdat ik de hele tijd mensen tegenkom die erg geëngageerd zijn en ergens voor vechten. Bij het protesteren tegen de sloop van een ziekenhuis bijvoorbeeld, bij het openhouden van een bibliotheek of tijdens een staking. Het barst er van het optimisme. Het zit vol leven. Dat inspireert mij. Dat houdt me gaande. Het zijn de mensen die me energie geven.
Ben je niettemin niet verbaasd dat links niet sterker geworden is door de huidige economische crisis, maar wel rechts?
LOACH: Toch wel, ja. En het is belangrijk om dat te onderzoeken. We hebben altijd geroepen dat links sterker zou worden wanneer het kapitalisme in crisis komt, maar dat is niet gebeurd. Net als in de jaren dertig is het rechts dat van de crisis profiteert. De vraag is: hoe kan dat? En weer komt het op hetzelfde neer. Er zijn wel linkse politici die een goed verhaal hebben maar er is nauwelijks media-aandacht voor. We leven in een cultuur van slogans en soundbites.
Hoe sta je dan tegenover het communisme dat in China en de Sovjet-Unie ook jarenlang mensen heeft uitgebuit en onderdrukt?
LOACH: Jimmy Gralton was een communist voordat Stalin en Mao aan de macht kwamen, dus dat was niet zijn ideologie. Het was ook belangrijk om de jonge priester in de film een paar goede argumenten tegen het communisme te geven. Want Gralton heeft geen antwoorden op de strafkampen van Stalin. Land and Freedom ging over de Spaanse Burgeroorlog, waar de communisten overheerst werden door de Sovjet-Unie. Dus ik ben me zeer bewust van de repressieve kanten ervan. Ik ben ook opgegroeid met anticommunistische gevoelens. Ik herinner me nog een slogan uit die tijd. ‘Geen Washington en geen Moskou.’ Wel, Jimmy zou het daarmee eens zijn. Hij was een Ier en had een ander communisme voor ogen.
Je behoort, met Mike Leigh en Stephen Frears, tot een sterke generatie van Britse sociaal bewogen filmmakers. Maar jullie zijn allen wel de zeventig voorbij. Voel je een band met jongere regisseurs als Clio Barnard (The Selfish Giant) en Andrea Arnold (Fish Tank, Wuthering Heights), die ook niet bang zijn om sociale en politieke thema’s te tackelen?
LOACH: Zeker, er zijn goeie jonge filmmakers. Ze zien politiek wel anders is mijn indruk. Toen ik opgroeide, in de jaren veertig en vijftig, was er meer respect voor politieke theorie. Er bestond zoiets als een politieke rots, een coherente ideologie. Je las er boeken over, je discussieerde erover en je absorbeerde een bepaalde wereldvisie. Ik merk dat dat verdwenen is. Jonge kunstenaars en activisten willen de walvissen redden, bibliotheken voor iedereen en rechten voor arbeiders, maar het ontbreekt hen vaak aan een politieke analyse die al die dingen met elkaar verbindt. Maar goed, het is een andere generatie, en het is een andere tijd. Ik wil geen oude zeur zijn. Ik ben blij dat jongeren geëngageerd zijn.
Slotvraag: Heeft links de beste dansers?
LOACH: Sowieso. En de beste muziek en de beste grappen. (lacht)
JIMMY’S HALL
Vanaf 27/8 in de bioscoop.
DOOR DAVE MESTDACH – FOTO FILIP VAN ROE
Ken Loach ‘WAT ME AANSPRAK, WAS DE EENVOUD VAN JIMMY GRALTONS VERHAAL: DAT EEN DANCE HALL, EEN PLEK WAAR MENSEN ZICH KONDEN UITLEVEN EN ZICHZELF ZIJN, EEN BEDREIGING KON VORMEN VOOR DE MACHTHEBBERS.’
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier