‘LEVE DE HYPOCRISIE!’

Met zijn nieuwe roman In ballingschap keert Charles Palliser terug naar zijn favoriete periode: de victoriaanse negentiende eeuw. ‘Engeland was toen in de ban van seks. In de boeken van Charles Dickens lees je daar niets over.’ Maar wel in die van Charles ‘Quincunx’ Palliser.

Charles Palliser studeerde Engelse literatuur in Oxford en doceerde datzelfde vak twintig jaar lang aan de universiteit van Glasgow. Ondertussen werkte hij in alle stilte ’twaalf jaar lang, elke avond, elk weekend en elke vrije dag’ aan een roman. Toen zijn debuut De quincunx in 1989 eindelijk verscheen, was het uitgedijd tot een boek van meer dan 800 bladzijden. Het verhaal van de negentiende-eeuwse jongen John Huffam die op zoek gaat naar zijn verdwenen vader, groeide uit tot een internationale bestseller en Palliser werd door de literaire kritiek ingehaald als de hedendaagse Dickens. Op het eerste gezicht leek De quincunx inderdaad een ouderwetse dickensiaanse roman, maar daaronder gingen vele andere lagen schuil.

Pallisers nieuwste roman In ballingschap telt de helft minder bladzijden, maar is even dickensiaans als zijn debuut. ‘De spelletjes heb ik deze keer zo veel mogelijk achterwege gelaten.’ In ballingschap is het met geheimen en moord en doodslag doorweven dagboek van de zeventienjarige, door seks geobsedeerde Richard Shenstone. In december 1863 wordt hij door de universiteit van Cambridge als student geschorst. Met schulden overladen keert hij terug naar huis. Richards vader is net in verdachte omstandigheden gestorven en zijn moeder en zus leven in een tochtig krot in een dorp in het zuiden van Engeland. ‘Niet iedereen is even enthousiast over In ballingschap‘, klaagt Palliser. ‘De recensenten meestal wel, maar een paar van mijn beste vrienden hielden helemaal niet van Richard.’

Ik vind hem een vrij authentieke zeventienjarige.

CHARLES PALLISER: Dat vind ik ook. Hij gedraagt zich vaak niet al te koosjer, maar hij is niet slecht. Lagen we op die leeftijd niet allemaal in de knoop met onszelf? Ik zeker wel. Een van mijn belangrijkste motieven om In ballingschap te schrijven, is net die innerlijke strijd die in elke adolescent woedt. Ik denk niet dat het zo anders was om een tiener te zijn in de jaren 1860 dan in de jaren 1960 of nu. Zeker, de victoriaanse tijd was preuts, autoritair en repressief. Maar ik denk dat veel hedendaagse pubers ook vinden dat ze in een autoritaire en repressieve tijd leven. Een tiener zal ouderlijk gezag altijd als onrechtvaardig en onredelijk zien.

Toch denk ik dat het generatieconflict vandaag minder voorstelt dan toen jij een adolescent was.

PALLISER: Dat is misschien wel zo, net zoals het in mijn tijd al minder erg was dan toen Richard Shenstone leefde. Ik wilde dat ik zeventien had kunnen zijn in een periode zoals nu, waarin ouders openlijk met hun kinderen over seks praten. Want seks is het enige waaraan je denkt als je zeventien bent. De pubers van nu mogen zich gelukkig prijzen, al hebben ze natuurlijk ook nog redenen om ongelukkig te zijn. Doordat porno via het internet zo toegankelijk geworden is, is bijna alle ‘mysterie’ verdwenen. Daarnaast móéten tieners op Facebook en Twitter hun statussen blijven updaten, hun vriendencirkel uitbouwen en informatie delen. De druk om de ‘juiste’ dingen te volgen, te zeggen en te bezitten is immens.

Jij had in jouw tijd waarschijnlijk dan weer heel wat te lijden onder de druk van de kerk. Die is nu totaal verdwenen.

PALLISER: Zelf heb ik daar niet zoveel last van gehad, ook al ben ik opgegroeid in een familie die zichzelf christelijk noemde. Ik herinner me wel dat de anglicaanse kerk voor een algemeen heersende drukkende atmosfeer zorgde waarin er niet over seks gesproken mocht worden. Ik kan me nog perfect voor de geest halen hoe ik me voelde toen ik als jongen van veertien biechtte dat ik gemasturbeerd had. Een verschrikking.

Zonder stotteren vertelde je dat tegen de dominee?

PALLISER: We hadden geen keuze. Natuurlijk zei ik niet vlakaf: ‘Vader, ik heb gemasturbeerd’, maar meer iets in de zin van: ‘Vader, ik heb mezelf misbruikt.’ (lacht) Vreselijk gênant, temeer omdat die man een familievriend was.

Richard pent in zijn dagboek zijn seksuele fantasieën neer, en die klinken zeer hedendaags.

PALLISER: Een victoriaan had nooit een expliciet seksuele roman kunnen schrijven, maar in een dagboek kon dat wel. Zo is er het beruchte My Secret Life van een gentleman die zichzelf ‘Walter’ noemde, geschreven in de jaren 1870. Hij vertelt open en bloot over zijn losbandige leven. Het boek werd op een beperkte oplage gedrukt – er bestaan nu van die eerste druk nog zes exemplaren. Voor wie zoals ik in het victoriaanse tijdperk geïnteresseerd is, is het fascinerend, want het toont het échte leven. Je leest er al die interessante zaken in die Dickens en George Eliot je in hun romans niet vertellen. De victoriaanse tijd bulkte van de seks. Er gaapte een verschrikkelijk grote inkomenskloof tussen de armen en de middenklasse. Die Walter pikte op straat willekeurig vrouwen op met wie hij van bil wilde gaan. Hij zag een mooi meisje, sprak haar aan en betaalde om met haar te vrijen. Het zou net zijn alsof je straks op straat tegen het eerste het beste meisje zou zeggen: ‘Hier is duizend pond, in ruil wil ik een blowjob.’ Veel meisjes zouden dat misschien nu ook nog doen.

Denk je?

PALLISER: Voor vijfduizend pond? Of tienduizend? Wie weet. (lacht) Die meisjes hadden honger toen en thuis zaten nog hongerige broertjes en zusjes te wachten, dus waren ze zo’n geile, met geld zwaaiende Walter graag ter wille.

Maar toch was er ook bijzonder veel hypocrisie?

PALLISER: Er was veel meer mogelijk dan wij nu denken, alleen mocht niemand het zien. Je mocht zelfs als getrouwde vrouw affaires hebben, alleen moest je er altijd discreet over zijn. Keeping up appearances was de grondregel. Het is het oeroude thema van Jekyll en Hyde: het ‘slechte’ en het ‘kwade’ is iets dat je bij voorkeur in het verborgene en in het donker doet. Elke samenleving die waarden hoog in het vaandel voert, heeft een bepaalde vorm van hypocrisie. Wij, 21e-eeuwse westerlingen, zijn er ons in onze permissieve samenleving misschien niet meer zo van bewust. Hoeveel mensen die tegen de uitbuiting van de derde wereld protesteren, kopen altijd en overal fairtradeproducten? De meesten winkelen gewoon in de supermarkt. Ook dat is hypocrisie.

Misschien hebben we een bepaalde mate van hypocrisie nodig om onze samenleving gezond te houden?

PALLISER: Leve de hypocrisie! Een samenleving moet hoogstaande waarden nastreven, maar mensen zullen altijd tekortkomingen hebben en die kloof wordt gevuld door hypocrisie. Ik wil niet leven in een land waar mensen niet meer mogen geloven dat ze beter zijn dan hun werkelijke zelf. De victoriaanse samenleving is niet meer dan een uitvergroting van onze eigen maatschappij met haar onderdrukking, preutsheid, snobisme, sociale klassenverschillen en exploitatie van de armen.

Richard droomt ervan om een literair journalist te worden. Droomde jij als puber ook al van het schrijverschap?

PALLISER: O ja, ik wilde een schrijver worden van toen ik een jaar of tien was. Van heel vroeg had ik een tweesporenplan: ik wilde literatuur doceren aan de universiteit en die zelf ook schrijven. Twintig jaar lang heb ik dat gecombineerd. Ik heb er nu wel een beetje spijt van dat ik niet eerder voltijds schrijver geworden ben, maar er waren allerlei praktische bezwaren, want je moet kunnen overleven in die jaren dat je aan je debuut schrijft. En dat debuut moet dan nog succesvol zijn ook.

Aan In ballingschap heb je zeven jaar gewerkt, wat een behoorlijk lange tijd is voor een boek van ruim 300 bladzijden.

PALLISER: Ja, en dan had ik nog geluk dat ik kon terugvallen op de research die ik in de jaren tachtig voor De quincunx gevoerd had. Lezers zullen het niet merken, maar dit boek zit vrij ingewikkeld ineen. Wat Richard denkt dat er gebeurt of gebeurd is, blijkt in de realiteit meer niet dan wel te kloppen. Voor mij als schrijver was het een hels karwei om niet in mijn eigen verhaal verdwaald te raken.

Een lezer moet er ook zijn aandacht bij houden. Het boek een paar dagen opzijleggen is niet zo verstandig.

PALLISER: Ik ben bang dat al mijn boeken zo zijn. Ik vind dat niet erg, want dat is het soort boeken dat ik zelf graag lees. Toen De quincunx verscheen, zei een van mijn beste vrienden: ‘Sorry Charles, ik begin daar niet aan, want ik ben een luie lezer.’

Dat was in 1989. Zou het kunnen dat er nu nog meer luie lezers zijn dan toen?

PALLISER: Ik hoop van niet, maar ik vrees van wel. Ik heb het gevoel dat mensen op alle vlakken steeds meer op zoek zijn naar hapklare brokken en instantplezier. Lezers houden niet meer van boeken die complex zijn en uitdagend. Ik ben bang dat dat voor mezelf bijzonder slecht nieuws is.

IN BALLINGSCHAP

Uit bij Prometheus.

DOOR JAN STEVENS

Charles Palliser ‘IK HAD ZEVENTIEN WILLEN ZIJN IN EEN PERIODE ZOALS NU, WAARIN OUDERS OPENLIJK MET HUN KINDEREN OVER SEKS PRATEN. WANT SEKS IS HET ENIGE WAARAAN JE DENKT ALS JE ZEVENTIEN BENT.’

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content