Hoe voelt het om als Israëlisch tanksoldaat het Libanese front binnente denderen? Ex-soldaat Samuel Maoz verwerkte zijn ervaringen tot het claustrofobische oorlogsdrama Lebanon en won er meteen de Gouden Leeuw mee. ‘Ik kon de geur van brandend vlees nog ruiken.’
‘ Das Boot in een tank.’ De omschrijving komt de Israëlische regisseur Samuel Maoz onderhand wellicht de strot uit, maar ze past wel bij ’s mans benauwende regiedebuut. Negentig minuten lang volgt Maoz de lotgevallen van een vierkoppige Israëlische tankeenheid die op 6 juni 1982 het commando krijgt om Zuid- Libanon binnen te vallen. De falangisten hebben daar pas een bloedbad aangericht in de Palestijnse vluchtelingenkampen.
Verwacht geen potje heroïsche oorlogsporno, wel een grotendeels vanuit point of view geschoten getuigenverslag vanuit een Israëlische legertank. Dat je de angst en verwarring van de vier jonge soldaten haast kunt voelen en ruiken, hoeft dus niet te verwonderen. Al heeft dat niet enkel met Maoz’ gestileerdesemidocumentaire stijl te maken.
Als ex-soldaat die in 1982 zelf de grens met Libanon werd overgestuurd, wéét de regisseur waarover hij het heeft. Sterker nog: de oorlog liet bij Maoz – toen twintig en filmstudent- zelfs zo’n verpletterende indruk na dat hij er 28 jaar voor nodig had om de trauma’s van zich afte filmen. Het pakkende staaltje verwerkingscinema werd in Venetië bekroond met de Gouden Leeuw.
Welke taak had je als twintigjarige tanksoldaat?
Samuel Maoz: Ik was de schutter, diegene die de trekker moest overhalen. Niet dat ik daarom gevraagd had, maar in het leger word je sowieso niets gevraagd.Bovendien moest ik mijn verantwoordelijkheid nemen tegenover mijn medesoldaten. Als ik schoot, was ik een moordenaar. Als ik niet schoot ook. Dat is het afschuwelijke aan oorlog. Het laat je geen enkele keuze en degradeert je tot een beest dat drijft op zijn instinct. Het is vreten of opgevreten worden. Dat wilde ik met deze film duidelijk maken. Mijn personages gaan geen morele of politieke debatten aan met elkaar, zoals in de meeste oorlogsfilms uit Hollywood. Als je onder vuur ligt en je leven op het spel staat, denk je maar aan één ding: jezelf redden. Denk je aan het ‘moreel juiste’ doen, dan overleef je het niet.’
Is de film dan een mea culpa?
Maoz: Deels wel. Ik heb mensen gedood, al vind ik niet dat ik toen een keuze had. Ik was nog nooit buiten Israël geweest toen we naar Libanon gestuurd werden. Net als de personages in de film hadden we geen idee wat ons te wachten stond. We hadden tevoren wel op vaten en poppen geschoten, maar plots krijg je granaten naar je hoofd geslingerd door een vent die een meisje als levend schild gebruikt. De legerdienst is een speeltuin voor volwassen pubers in vergelijking met een echte oorlog. Dat heb ik mijn acteurs – die alleen hun dienstplicht hebben gedaan – ook proberen duidelijk te maken. Zelfs fysiek.
Hoe bedoel je?
Maoz: Om hen de claustrofobie van een tank te laten voelen, heb ik hen één voor één urenlang opgesloten in een volledig verduisterde en snikhete container. Daarna ramde ik om het kwartier met een ijzeren staaf op de container om een aanval te simuleren. Dat is nog altijd niet hetzelfde als wat ik meemaakte, maar het is wel duidelijker dan woorden.
Uiteindelijk heb je er 28 jaar over gedaan om die ervaringen tot een film te verwerken.
Maoz: (Knikt) Ik heb wel al tv-films en commercials gemaakt, maar dit is inderdaad pas mijn eerste bioscoopfilm. Ik wilde het materiaal als regisseur benaderen, niet als getuige. En dus was er tijd nodig om afstand te creëren. Vier jaar na de oorlog was ik al eens aan het scenario begonnen, maar toen lagen de gebeurtenissen nog te vers in mijn geheugen. Ik rook meteen weer de geur van brandend vlees. Later heb ik het nog een paar keer geprobeerd, maar de finale versie heb ik pas in 2006 geschreven, toen de Tweede Libanese Oorlog net uitgebroken was. Ik vond dat ik niet langer mocht zwijgen. Niet dat ik geloofde dat ik de regering op andere gedachten kon brengen, maar wat ik op tv zag, verafschuwde me.Eerst vreselijke beelden van lijken en stukgeschoten gebouwen, daarna een blokje reclame. Men verkocht producten met soldatenbloed.
Met ‘Waltz With Bashir’ maakte je collega Ari Folman eerder al een film over zijn ervaringen tijdens de Libanese Oorlog. Houden jullie contact?
Maoz: Ja, we gaan wel eens samen een koffie drinken in Tel Aviv. Maar we hebben nog nooit oorlogservaringen uitgewisseld, als je dat bedoelt. Zo werkt het niet. Die dingen zitten zo diep dat je ze amper op papier krijgt, laat staan dat je er ongedwongen met anderen over kunt praten. Je laat elkaar met rust. Ik heb ter voorbereiding van de film bijvoorbeeld ook maar met één van mijn drie soldatenmakkers van weleer gesproken.
Je film won al de Gouden Leeuw en wordt wel eens de nieuwe ‘Das Boot’ genoemd’. Verrast?
Maoz: Aangenaam verrast. Ik heb de film gemaakt uit noodzaak. Omdat ik mensen wilde tonen dat er in een oorlog geen helden of lafaards zijn, alleen slachtoffers. Zij die doden. En zij die gedwongen worden om te doden. Alsje merkt dat die boodschap overkomt, doet dat geweldig veel deugd.
Naar verluidt heb je inmiddels verschillende Hollywoodaanbiedingen op zak?
Maoz: Klopt. Maar je weet hoe Hollywood denkt: ‘Die kerel kan met bescheiden middelen een pakkende film maken in een tank, laat hem dan eens hetzelfde doen in een ruimteschip.’ Alleen heb ik geen zin in Alien 5. Ik wil eerst proberen om weer een persoonlijk verhaal te vertellen. Als dat mislukt, kan ik nog Alien 8 regisseren. (Lacht)
LEBANON
Vanaf 17/3 in de bioscoop.
Door Dave Mestdach
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier