LE FESTIVAL EN ROSE

LA VIE D'ADÈLE. Een terechte Gouden Palm, maar vreemd genoeg pas de eerste voor een film over een homorelatie.

Het regende niet alleen oude wijven tijdens het voorbije festival van Cannes, maar gelukkig ook heel wat prima films. Een terugblik op een bevredigende 66e editie, die gekleurd werd door misantropische folkies, brandende penissen en hartveroverende lesbiennes.

Een schietpartij tijdens een live-uitzending van op de Croisette, spectaculaire juwelendiefstallen in luxehotels, vechtpartijen in persruimtes en bioscoopzalen, plus de nodige stormwinden en plensbuien om de gemoederen te bedaren – of op te hitsen, naargelang het humeur. Nee, de 66e editie van Le Festival de Cannes zal niet de geschiedenisboeken ingaan als de meest rimpelloze, maar gelukkig ook niet als de saaiste of slapste. Au contraire.

Op het gemiddelde niveau van de competitiefilms viel weinig af te dingen, en met de hartverscheurende én -veroverende lesbische liefdesfilm La Vie d’Adèle: Chapitre 1 & 2 kreeg 2013 de Gouden Palmwinnaar waar de meesten op hadden gehoopt. Et non, chers amis: dat heus niet alleen vanwege die ene tien minuten durende seksscène waarin beide sexy hoofdrolspeelsters – de negentienjarige revelatie Adèle Exarchopoulos en it-girl Léa Seydoux – zich zonder gêne en met volle goesting aan elkaar overgeven.

Ook prettig om zien was dat de Aziatische film, die na zijn steile opmars in de jaren negentig wat aan het sputteren was geraakt, een mooie comeback maakte met vier belangrijke nevenprijzen. De Japanner Hirokazu Kore-eda kreeg de juryprijs voor zijn familiedrama Like Father, Like Son. De Singaporees Anthony Chen kreeg voor Ilo Ilo de Camera d’Or voor beste debuut. De Chinees Jia Zhangke werd bekroond voor het politiek gedurfde scenario van A Touch of Sin. En de Zuid-Koreaan Moon Byong-gon won de Gouden Palm voor de beste kortfilm met Safe – en dus niet Gilles Coulier, de enige Belgische kanshebber op een prijs in de officiële selectie dit jaar.

Dat Cannes-habitués Joel en Ethan Coen zich tevreden moesten stellen met de Grand Prix, de officieuze Zilveren Palm, voor hun wrangkomische folkballade Inside Llewyn Davis was dus niet echt een verrassing. Wél verrassend was de keuze voor Bruce Dern als beste acteur. Niet omdat de 76-jarige veteraan in Alexander Paynes matige dramady Nebraska beroerd loopt te acteren, wel omdat zowat alle bookies op Michael Douglas hadden gewed, die in Steven Soderberghs Behind the Candelabra schittert – zelfs letterlijk – in zijn comebackrol als showpianist en oppernicht Liberace. Nog verrassender was dat de Mexicaan Amat Escalante door Steven Spielberg en zijn juryleden werd gehonoreerd als beste regisseur, hoewel zijn grimmige drama Heli – waarin een pik in de fik wordt gestoken en een hondje de nek omgewrongen – eerder op de week meer klappen van de critici had mogen incasseren dan zijn gefolterde personages.

Alles samen leverde dat een verdedigbaar, netjes over de continenten, genres en politiek-sociale gevoeligheden verspreide palmares op, al hadden James Gray (The Immigrant), Paolo Sorrentino (La grande bellezza) en François Ozon (Jeune et jolie) stiekem misschien op meer gehoopt. In elk geval bewijst het palmares dat de films van een juryvoorzitter – Hollywoodmogol Steven Spielberg dus – niet noodzakelijk indicatief zijn voor de smaak en keuzes van diens tienkoppige jury. In afwachting van een hopelijk even artistiek bevredigende maar zonniger editie 67 – mogelijk met nieuw werk van de Dardennes, Bilge Ceylan, Leigh, Kusturica en Cronenberg – zetten we op de volgende pagina’s vijf uitschieters van dit jaar even op een rij.

DOOR DAVE MESTDACH

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content