Maandag 29/03, 20.40 – één
Op 3/4 verschijnt het gelijknamige boek met naast de verhalen uit de reportages ook Juliens eigen verhaal en foto’s.
Neen, dit is niet de haan van de buren die ontregeld in primetime de dageraad afroept. Kukeleku blijkt gewoon de naam van Julien Vrebos’ levendige Jack Russell, een souvenir van zijn reis naar Wallonië – met de haan als symbool, weet u wel. Zo zorgde het beest trouwens ook voor de titel van het nieuwe programma van de sympathieke Brusselaar. In acht afleveringen gaat de man op zoek naar de warmte van Wallonië – ‘al noem ik het liever het mooiste, dichtstbijzijnde buitenland, suske‘.
Verklaar je nader.
Julien Vrebos: Mijn safari begint naast mijn deur. Als je niet eens weet wat er dicht bij je huis te beleven valt, heeft het ook geen zin om naar de Himalaya te trekken. Uiteindelijk kom je toch tot de vaststelling dat mensen overal en altijd dezelfde zijn. De mens is universeel. Het is dus zeker niet mijn bedoeling om in Kukeleku de grote verschillen met Vlaanderen in kaart te brengen, ik bezoek Wallonië zoals ik Turkije zou bezoeken.
Als je niet op zoek gaat naar verschillen, naar wat dan wel?
Vrebos: Oprechte emoties, die je dus evengoed in Vlaanderen zou kunnen vinden. In de eerste aflevering, Gehecht aan de grond, maken we kennis met Andrea, een vrouw gestampt uit de Vlaamse klei, die jaren geleden met haar man een boerderij overnam in Goutroux, op drie kilometer van Charleroi en een plek waar die stad niet eens zo zwart lijkt. Haar man is overleden, maar zij wil er nooit meer weg. Ze was nooit de breeddenkende mens geworden als ze in Vlaanderen was blijven wonen, zegt ze.
Als je Charleroi eens níét als donkere stad toont, ontkrachtje dan nog andere clichés?
Vrebos: Bij Wallonië denken veel Vlamingen aan troosteloze industriële ruïnes. Wel, wij gaan op bezoek bij enkele mensen die er iets mee doen. Trialrijder Fred Crosset bijvoorbeeld, verkent die oude gebouwen met de brommer. Hij vindt het schandalig dat die nu zo verlaten zijn, terwijl daar zoveel arbeiders hun zweet gelaten hebben. Het is ons echt om passies te doen – of die nu van een varkenskweker komt of een Gilles van Binche.
Vanwaar eigenlijk je fascinatie voor Wallonië?
Vrebos: Wel, als klein mannetje werd ik elke zaterdag flink geschrobd met groene Sunlightzeep in het grote zinken bassin in de veranda, waar het zo koud was dat je billen er rood van zagen. Nadien kreeg ik een tas warme chocolademelk en twee Petit Beurkes. Die melk dronk ik uit zo’n ouwe tas met dikke, kronkelende randen en blauwe motieven. Mijn vader las voor mij het sierlijke opschrift. ‘Die komt van bij Boch in de Walen en ze heet Kopenhagen’, zei hij. En vooral dat exotisch klinkende ‘Walen’ is blijven hangen.
Zit er stiekem een pleidooi vóór België in?
Vrebos: Eerlijk gezegd: ik krijg het daar warm noch koud van – een politiek statement wil ik absoluut níét maken. Ik leef graag in een land vol diversiteit, alleen spijtig dat er zoveel anderen daar ruzie over maken. Ik heb altijd al een bloedgrondige hekel gehad aan alle vormen van nationalisme – of ze nu een haan of een leeuw als symbool hebben. Lees er de geschiedenisboeken maar op na: nationalisme heeft niets dan ellende voortgebracht.
Zelf ben je toch een fiere Brusselaar?
Vrebos: Ik zie mezelf inderdaad als een Brusselaar, maar ik heb daar toch geen enkele verdienste aan?! Het is simpel: als ik in Turkije geboren was, was ik een Istanboeleke in plaats van een Brussels boeleke.
Barbara De Coninck
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier