Oliver Hirschbiegel, Florian Henckel von Donnersmarck, Michael Haneke… Het moet van de jaren twintig en dertig van vorige eeuw geleden zijn dat zoveel Duits(talig)e regisseurs de oversteek richting Hollywood maakten. Of die nieuwe Teutoonse invasie evenveel deining zal veroorzaken als die van de pioniers Murnau, Lang, Wilder en co. valt echter te betwijfelen. In tegenstelling tot de eerste émigrés lijkt de jonge garde immers vooral te worden ingehuurd als weinig originele maar gründliche genreregisseurs, die bovendien veeleer met Hollywoodblockbusters dan met de eigen heimatcinema werden grootgebracht.

Het lijstje Duitse regisseurs die recent hun geluk mochten beproeven in Hollywood is indrukwekkend. Zo bracht Oliver Hirschbiegel ( Der Untergang) enkele maanden geleden zijn Invasion-adaptatie in de bioscoop, terwijl hij bij Universal ondertussen nog een project ( The School) in de steigers heeft staan. En daarnaast wisten ook Robert Schwendtke ( Flightplan), Marcus Nispel ( The Texas Chainsaw Massacre) en Mennan Yapo ( Premonition) de voorbije jaren stuk voor stuk lucratieve thrillers af te leveren. Bovendien gaan de broertjes Weinstein straks zo goed als zeker in zee met Florian Henckel von Donnersmarck, die zich na zijn Oscarwinnende debuut Das Leben des Anderen aan een Amerikaanse studiofilm wil wagen.

‘Duitse regisseurs zijn altijd goed voorbereid en technisch onderlegd’, stelt Lisa Bruce, producente van de nieuwe Renée Zellwegerthriller Case 49, het Amerikaanse debuut van de jonge Duitser Christian Alvart. ‘En bovendien blijven ze steeds binnen het budget, houden ze zich strikt aan de planning en weten ze perfect wat het Amerikaanse publiek graag wil. Dat was eerder trouwens ook al de succesformule van Wolfgang Petersen ( Troy, Poseidon) en Roland Emmerich ( Indepence Day, 10.000 BC), de twee bekendste Hollywood-Duitsers.’

Of de critici even enthousiast zijn over die nieuwe Duitse golf? Gar nicht! In de regel blijkt het om technisch verzorgde maar weinig vernieuwende studioproducten te gaan die volgens vaste formules worden ingeblikt, en niet om stilistisch innoverend ‘auteurswerk’ zoals de topfilms van fortuinzoekers als Erich von Stroheim ( Greed) en F.W. Murnau ( Sunrise) die eind jaren twintig al de plas overstaken. Of die van Fritz Lang ( Fury, The Big Heat), Billy Wilder ( Double Indemnity, Sunset Boulevard) en Otto Preminger ( Laura, Anatomy of a Murder), die in de jaren dertig hun heimat moesten ontvluchten voor het nazisme en met hun expressionistische achtergrond (sterke zwart-witcontrasten, sombere existentiële teneur) de look van Hollywood aanzienlijk grimmiger maakten en daarmee aan de basis lagen van de latere film noir. Yep, ook de Duitsers waren vroeger beter.

(D.M.)

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content