Misschien wel dé verrassing van het televisienajaar: Goed volk, de nieuwe reeks van Jeroen Meus. Met dank, zo meldt Meus in zowat elk interview, aan ene Kat Steppe: regisseur van die reeks, maar tevens documentairemaakster, ex-model, vrouw van Frank Vander linden, schilder en bedenker van het concept ‘vispeignoir’. ‘Misschien ben ik anaal gefixeerd.’

Frank Vander linden, man des huizes, lepelt in de keuken een pot kant-en-klare bolognaisesaus in een steelpannetje. Op het andere vuur staat gezouten water op. Een pak spaghetti ligt klaar.

‘Hoeveel seizoenen Dagelijkse kost heb jij gedraaid?’ vraag ik aan Kat Steppe (39), vrouw des huizes. We zitten in de aanpalende eetkamer, een seventiesachtige balkonveranda in glas en witte planché met panoramisch zicht over de landelijke kant van Asse.

‘Drie.’

‘Hoeveel afleveringen zijn dat? 450?’

‘Zoiets, ja.’

‘Je weet dat je die dingen ook zelf kunt maken. Ik bedoel: daar bestaan recepten van.’

‘Daar ben ik me bewust van. Het gebeurt wel: de simpele pasta uit Dagelijkse kost, het eerste recept uit Jeroens eerste boek, heb ik ooit gemaakt. ‘

‘Die met pancetta en kerstomaten?’

‘Die, ja. Zeer lekker. Maar veel meer heb ik niet geprobeerd. Ik vrees dat ik gewoon niet zo graag kook.’

Als je Goed volk, de nieuwe reeks van Jeroen Meus, mag geloven, is het de manier om bij mensen binnen te raken: de keuken. Meus doet het zes afleveringen lang met Texaanse cowboys, Japanse sumoworstelaars en Berchemse bejaarden. Eten als glijmiddel voor een portret. En dat werkt: Goed volk komt op plekken waar zelden een camera binnen is geweest en toont de ene fascinerende wereld na de andere. Binnen een week of twee zult u bijvoorbeeld nooit meer vergeten wat er achter het eufemistische mountain oysters schuilgaat – en waarom het bestaan als cowboy niet alleen culinair zwaar is. Maar probeer hetzelfde ten huize van de regisseur van de reeks en je krijgt: Mama Miracoli.

Geen idee wat dat over iemand zegt.

Nu, als je er lang genoeg over nadenkt, klopt het wel dat ze weinig met koken heeft. Goed volk is het beste programma dat Jeroen Meus presenteert, net omdat het veel meer is dan een kookprogramma. Met dank aan Kat Steppe, die met fraaie kaders, een eigen verteltempo, een reeks prachtige kleinmenselijke scènes en een matige interesse in het eten zelf een stukje documentaire cinema binnensmokkelt, tijdens primetime op één. Eenzame cowboys die toegeven dat ze voor het slapengaan naar Abba’s Fernando luisteren: veel schoner wordt tv niet dit najaar.

Het water kookt. Vander linden – tevens verantwoordelijk voor de fijne soundtrack van Goed volk, met aardig wat José Gonzalez en Richard Hawley – laat de pasta in de pot glijden. De saus begint ondertussen te pruttelen. Iets te hard, denk ik, maar ik durf mijn mond niet open te doen.

‘Even ter nuancering: normaal eten we wel degelijk vers’, zegt Steppe. ‘Het is alleen op chaotische dagen als deze dat we maken wat het minste tijd kost.’

De reden voor de chaos ligt vredig te slapen in een wieg in een hoek van de kamer, binnen oogafstand van Kat Steppe. Polly, hun tweede kind, minder dan twee weken geleden geboren.

‘Excuses dat ik de idylle kom verstoren.’

‘Het is kind nummer twee. Van idylle is geen sprake meer’, zegt ze, lachend.

Als om haar punt kracht bij te zetten, komt kind nummer één, de driejarige John, roepend de keuken binnengestormd, laat zich dramatisch op de grond vallen en meldt dat hij een piramide heeft gestolen die nu in de living ligt – jonge ouders herkennen zowel de schreeuw om aandacht als de plotlijn uit Despicable Me. Kind nummer twee begint te huilen.

‘Geen sprake van idylle’, herhaalt ze, terwijl ze naar de wieg stapt.

‘Ik snap wat je bedoelt.’

KAT STEPPE: Daarbij: binnen enkele dagen moet ik al opnieuw aan het werk. De laatste aflevering, gedraaid bij Noorse vissers, moet nog gemonteerd worden. Kan van thuis uit, gelukkig. Maar het blijft wel werk. Je hebt regisseurs die vijf shots in gedachten hebben en die draaien. Ik heb vijf shots in gedachten, draai die en maak er dan nog eens vijfennegentig andere. De camera loopt constant. Niet dat ik niet weet wat ik wil, maar ik wil ook altijd een plan b voorhanden hebben. Anders heb je alleen maar je eerste gedacht. En je eerste gedacht is nooit goed genoeg.

Nu, tijdens het draaien valt dat wel mee, maar in de montage is het niet de makkelijkste manier van werken. Ik laat altijd alle opnames op papier uittikken: naast mijn computer ligt nu een kloefer van 500 pagina’s met alle scènes die gedraaid zijn. Die blok ik dan vanbuiten. Het moet allemaal eerst in mijn hoofd zitten om vervolgens te kunnen jongleren met het materiaal. Geen makkelijke manier van werken in de naweeën van je zwangerschapsdementie. (lacht)

Niet ’s werelds best geplande geboorte.

STEPPE: Niet meteen, nee. Het was ook niet meteen ’s werelds best geplande zwangerschap. Als je na een 38 uur durende autotrip in Siberië in een groezelig barakje tussen de autowrakken aankomt, de enige plek in zes uur rijden waar je eten kunt vinden, om vervolgens vast te stellen dat de enige wc buiten is, dan vloek je wel even dat je zwanger bent. (lacht)

Als het een geruststelling kan zijn: Jeroen Meus laat in geen enkel interview de kans onbenut om jouw aandeel in de reeks te bewieroken.

STEPPE: Hij is een loyale vriend, Jeroen.

Hij heeft een punt. Goed volk is de verrassing van dit televisionele najaar. En meer nog dan die van hem draagt de reeks jouw stempel, zo lijkt het wel.

STEPPE: Het idee voor Goed volk komt van Jeroen, voor alle duidelijkheid. Hij was het die drie jaar geleden zijn bucket list bedacht van plekken waar hij ooit nog naartoe wilde. Maar ik heb wel geprobeerd om er, samen met de rest van de ploeg, mijn manier van vertellen in te steken.

Ik denk dat ik niet de traditionele tv-regisseur ben. Ik stuur Jeroen nauwelijks – ik hou er niet van als je voelt dat de interviewer het geheel aan elkaar aan het praten is. Ik werk zonder scenario. Pas als we op de locatie toekwamen, begon ik na te denken over hoe we het verhaal zouden vertellen. Ik wilde niet dat alles op voorhand al vastlag. Het mocht geen onemanshow rond Jeroen worden – dat wilde hij zelf ook niet. Het moest op maat gemaakt zijn van de gemeenschappen die we bezochten.

Er zit iets heel eerlijks in de reeks. Durf ook. Zelden zoveel ongemakkelijkheid gezien in primetime – en dat is als een compliment bedoeld.

STEPPE: Het was ook vaak heel ongemakkelijk. Als je naar een hechte gemeenschap trekt, ben je de eerste dagen een buitenstaander. Ik vind dat je dat dan ook moet tonen. Het heeft geen nut om te doen alsof Jeroen meteen op zijn gemak was tussen de cowboys of de sumoworstelaars als dat niet zo is. Dan voel je dat het niet echt is.

Was het jouw idee om zonder voice-overs te werken?

STEPPE: Ik hou niet van voice-overs. Het is bijna een vast gegeven in televisiedocumentaires, maar ik vind het zelden een surplus. Als je programma het nodig heeft dat er een stem, opgenomen in een of ander kot, uitlegt wat er in beeld gebeurt, is er iets mis met de vertelling. Als Goed volk voice-overs nodig had, heb ik mijn werk niet goed gedaan. In de aflevering in Texas zit bijvoorbeeld een shot van Tom, de baas van de cowboys, die zijn hoed afzet, zijn botten uittrekt en in bed kruipt. Die stoere man van wie zoveel ontzag uitgaat, verandert in enkele seconden in een oud, fragiel peetje. Dat heeft helemaal geen stem van Jeroen nodig die dat ook nog eens letterlijk zegt. Dat zou knullig zijn. Ik ga niet zeggen dat er van bovenaf geen voorzichtige vrees is geuit, maar een echt punt is het nooit geweest.

De kijker wordt te vaak onderschat?

STEPPE: Er is vooral te veel bezorgdheid dat de kijker al dan niet zal afhaken. Ik ben daar niet zo bang voor. Nu ja, dat is makkelijk voor mij om te zeggen: ik maak nooit de grote box-officefilms.

Je lijkt de reeks heel filmisch te benaderen. In de aflevering in Zuid-Afrika volgde de camera een kip die over straat liep. Een knipoog naar Cidade de Deus?

STEPPE: Zeer zeker. Het was niet dat er in elke aflevering een filmverwijzing moest zitten, maar waar het zich aandiende, heb ik er dankbaar gebruik van gemaakt. In die townships smijten ze zowat met kippen naar je hoofd: Cidade de Deus was een logische link. In de aflevering rond de sumo’s zat een montage à la Lost in Translation, maar die heb ik er uiteindelijk uit geknipt – het lag iets te veel voor de hand. En het begin van de Texas-episode is gemodelleerd naar No Country for Old Men. Een Tommy Lee Jones-achtige stem, een zwart openingsbeeld en dan beelden van de natuur. Ergens zit ook een shot van een grasmaaier verborgen: mijn verwijzing naar The Straight Story.

KIND NUMMER TWEE BEGINT OPNIEUW TE WENEN.

‘Ik ga heel even kijken. Mijn moederhart kan dit niet aan’, zegt ze, terwijl ze uit de eetkamer verdwijnt.

Naast de voorraadkasten in de keuken hangt een metersgroot schilderij in olieverf. Een familieportret van een gezin met twee kinderen, dat vaag bekend voorkomt. De oudste van de twee zit me al het hele interview lang aan te staren door de deuropening.

‘Dat jongetje is gestorven’, zegt Steppe, als ze me terug ziet staren. ‘Hij was familie van mijn grootouders. Het werkt niet bij iedereen, maar de meeste mensen die hier komen, vragen zich wel af wat er met hem is. Zo hebben we het ook proberen te schilderen.’

‘Het is van jouw hand?’

‘Mijn vader, Dirk Steppe, en ik hebben het geschilderd. We schilderen al tien jaar samen.’

‘Ik realiseer me net waarvan ik het denk te herkennen: het is dezelfde stijl als het schilderij dat in het decor van Dagelijkse kost hangt.’

‘Dat is ook een schilderij van ons. Gebaseerd op een foto van mijn vader, trouwens, toen hij nog een klein mannetje was. Hij had toen net een voetbalpakje van Eendracht Aalst gekregen, dat mijn grootmoeder voor hem gemaakt had. Maar ze was vergeten een kroontje op het embleem te naaien – daarom kijkt hij zo treurig.’

Heb je ambities in die richting?

STEPPE: Vroeger wel. Ik heb drie jaar vrije grafiek gestudeerd aan het Kask in Gent. Het laatste jaar ben ik gestopt om film te doen aan het Rits in Brussel. Vanuit de naïeve gedachte dat je in film samen aan iets werkt. Schilderen doe je alleen. Ik kon daar niet zo goed tegen, in die eenzaamheid worstelen.

Er staat wel wat op je cv ondertussen. Je hebt geschilderd, als model in Parijs gewerkt, voor Vlaanderen vakantieland gedraaid, afleveringen van Belpop en Verloren land voor Canvas gemaakt, geregisseerd voor Radio Donna en langspeeldocumentaires gedraaid, maar pas de laatste jaren kom je met je eigen ding naar buiten. Ben jij een laatbloeier?

STEPPE: Absoluut. Toen ik afstudeerde aan het Rits, wist ik dat ik ooit wel iets wilde maken, maar het moest niet meteen. Ik wilde het eerst nog wat uithangen. Ik dacht toch dat ik zeeën van tijd had. Ik dacht ook – oprecht – dat ik nooit zou verouderen. Ik ben er pas heel laat achter gekomen dat dat niet zo is. (lacht) Ik heb geluk gehad dat Willem Wallyn zes jaar geleden zei dat ik eens een dossier moest schrijven voor het VAF – dat is dan later Bedankt & merci geworden. Als hij dat niet had gezegd, weet ik niet of die eerste film er ooit van was gekomen.

Nu, er zal ook wel wat faalangst bij hebben gezeten. Ik heb lang moeite gehad om mijn innerlijke redacteur af te zetten. Zat ik vijftig pagina’s ver in mijn scenario – fictie of documentaire – dan was ik mijn personages beu. Wie zit hierop te wachten? Met het ouder worden begint dat beter te gaan. Die innerlijke redacteur komt alleen nog piepen wanneer ik de dingen aan het afwerken ben.

Heeft dat ook voordelen, de trage weg?

STEPPE: Traag is nooit een voordeel. Behalve als je een lief, oud vrouwtje filmt dat haar trottoir veegt en langzaam uit het kader stapt. Dan wel. Maar anders nooit.

EEN VERBRANDE GEUR BEREIKT ONS VANUIT DE keuken, niet veel later gevolgd door enig voorzichtig gevloek.

‘Ik denk dat ik er net in geslaagd ben kant-en-klare pastasaus te verbranden’, zegt Vander linden door de deuropening.

‘Dit begint stilaan een soort sketch te worden.’

‘Toen ik zei dat we geen koks waren, meende ik dat’, zegt Steppe.

‘En hóé ben jij precies de lievelingsregisseur van Jeroen Meus geworden?’

‘Het is zelfs erger. Je moet weten: ik word heel ambetant van de geuren in een keuken. Als kind had ik een vispeignoir: als mijn moeder vis maakte, at ik in een badjas en daarna trok ik mijn kleren weer aan. En dan ben je plots drie seizoenen lang regisseur van een kookprogramma waarin geen dampkap is. De draaidagen waren bij momenten een verkleedfeest. Ik had kleren voor op de set, kleren voor in de auto en kleren voor thuis.’

‘Kleren voor in de auto?’

‘Die lucht van de set neem je toch mee in de auto, ook al heb je andere kleren aan. En tegen dat je thuis bent, ruik je er weer helemaal naar. Of klink ik nu te obsessief?’

‘Jij hebt echt niks met koken, hé.’

‘Niks.’

Ligt het aan mij of gaat Goed volk ook helemaal niet over koken?

STEPPE: In de eerste aflevering, bij de sumo’s, maakt Jeroen mosselen met frieten. Dat paste binnen die cultuur, waarin iedereen zijn eigen functie had in de gemeenschap. Maar verder kookt hij nauwelijks. Het is zoals Jeroen in de interviews zei: koken is het glijmiddel. Als je aan een cowboygemeenschap vraagt of je mag kijken hoe ze leven, krijg je een neen. Maar als je vraagt om te mogen kijken hoe ze hun eten klaarmaken, kan het plots wel. Het is een manier om op plekken te komen waar je anders moeilijk binnen raakt. En dat werkt. We hebben net de sumo-aflevering aan de Japanse tolk laten zien voor de vertalingen: die snapt niet hoe we ooit in die gemeenschap hebben mogen filmen.

‘Als wij niet op deze manier leven, doet niemand het’, zegt een van de cowboys in Texas. Is dat waar Goed volk voor jou om draait: een traditie vastleggen die op het punt staat te verdwijnen?

STEPPE: Niet alle afleveringen, maar een flink aantal wel, ja. Texas en Japan gaan over het stug verderzetten van eeuwenoude gewoontes in een poging die te bewaren. Maar ook Siberië, waarin we het koudste dorp ter wereld hebben bezocht, gaat over een manier van leven die dreigt te verdwijnen. In een poging te overleven wordt daar nu zwaar ingezet op toerisme – je kunt er als bezoeker een diploma krijgen, als bewijs dat je in het koudste dorp ter wereld bent geweest – maar je voelt dat dat hun samenleving gaat veranderen. Veel van de gemeenschappen die we gefilmd hebben zijn een eindig verhaal.

Je eerste langspeeldocumentaire, Bedankt & merci, ging over verdwijnende volkscafés in de Westhoek. Voor je tweede, Ik vergeet u nooit, trok je naar een wegkwijnende begraafplaats in je geboortedorp Menen.

STEPPE: En vorig jaar heb ik scenariosteun gekregen voor een docureeks over sluipend afscheid. Ik ga proberen in kaart te brengen hoeveel emoties er in afscheid zitten. Je hebt een punt: het begint stilaan een obsessie te worden.

Dingen die op het punt staan te verdwijnen: ik kan daar niet tegen. Dat mijn kinderen geen West-Vlaams meer zullen spreken: ik heb het daar moeilijk mee. Ik vind het erg dat de steenrat – of een ander dier – straks zijn kop niet meer uit het gras zal steken. En als ik op doorreis in Warschau in een groezelige kamer overnacht, denk ik ’s anderendaags, wanneer ik de deur achter me dichttrek: ik ga dat vochtige behang nooit meer zien. Ik kan geen afscheid nemen van dingen. Iedereen heeft dat wel een beetje, maar de meeste mensen kunnen zich daarover zetten. Ik dus niet.

Enig idee waar dat vandaan komt?

STEPPE: Misschien ben ik gewoon anaal gefixeerd.

Ten behoeve van het goede verstaan ga ik je die laatste twee woorden laten uitleggen.

STEPPE: Verzamelwoede en zo, bedoel ik dan. (lacht) Niet dat ik maniakaal objecten verzamel, maar ik snap het mechanisme dat daarachter zit.

Café Corsari heeft me ooit gevraagd om een rubriek te testen met mijn goede vriendin Cath Luyten. Kat en Cath, allebei getrouwd met een Frank: dat was hun idee – ik zag het uiteindelijk niet zitten. Soit, ik ben met Cath naar het huis van mijn grootmoeder gegaan. Een van de plekken uit mijn jeugd die dreigde te verdwijnen – niet veel later is mijn grootmoeder naar een serviceflat moeten verhuizen. ‘De laatste benen’, had ik de rubriek genoemd. Mijn idee was: als ik dat filmpje maak, kan ik het huis van mijn grootmoeder filmen met een goede camera. Dan heb ik dat voor de rest van mijn dagen. Misschien is dat wel waarom dat onderwerp me zo aantrekt. Omdat ik die dingen die verdwijnen dan tenminste op beeld kan bewaren. Noem het mijn hoogstpersoonlijke verzamelwoede.

GOED VOLK

Elke maandag, 20.40 uur op één.

DOOR GEERT ZAGERS

Kat Steppe ‘ALS KIND HAD IK EEN VISPEIGNOIR: ALS MIJN MOEDER VIS MAAKTE, AT IK IN EEN BADJAS EN TROK IK DAARNA MIJN KLEREN WEER AAN. EN DAN BEN JE PLOTS DRIE SEIZOENEN REGISSEUR VAN EEN KOOKPROGRAMMA ZONDER DAMPKAP.’

Kat Steppe ‘DIE COWBOYS, DIE SUMOWORSTELAARS, HET KOUDSTE DORP TER WERELD, DAT MIJN KINDEREN GEEN WEST-VLAAMS MEER ZULLEN SPREKEN: DINGEN DIE OP HET PUNT STAAN TE VERDWIJNEN, IK KAN DAAR NIET TEGEN. DE MEESTE MENSEN KUNNEN ZICH OVER DAT GEVOEL ZETTEN. IK DUS NIET.’

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content