Het album Liquid Spirit en de remixes die erop volgden maakten van jazzman Gregory Porter een popster. Met TakeMe to the Alley sleurt hij zijn publiek de smerige steegjes van de soul in.’Het leven is rauw, hè. Dat moet je durven te zingen.’

Na Water en Be Good betekende Liquid Spirit, het derde album van de toen toch al frisse veertiger Gregory Porter (°1971), in 2013 de grote doorbraak. Dat het legendarische jazzlabel Blue Note die plaat uitbracht, was daar niet vreemd aan. Maar de écht bepalende factor was tijd: Porter kreeg de kans om te rijpen. Hij werd opgevoed met gospel, ging als American football-talent naar de universiteit van San Diego en werd door een zware blessure verplicht om zijn leven over een andere boeg te gooien. Wachtend op beterschap zong hij een lied.

Na stomende passages in de AB en de Roma is er nu zijn langverwachte nieuwe album, TakeMe to the Alley. Voor de reus die hij is, staat de zanger scherp. Hij bestelt een cognac om de strot op te warmen en gromt tevreden.

Trek je het nog? Liquid Spirit en alles wat daarop volgde, moet een rollercoasterrit geweest zijn. Niet iedereen kan daartegen.

GREGORY PORTER:I’ve been good, ook al leven we in een waanzinnig tempo. Het is een rollercoaster, maar dan een van de goede soort. Liquid Spirit brengt me nog altijd op interessante plekken. Zoals België.

Je repertoire is nog niet zo groot, en toch speel je de song When Love Was King, een pleidooi voor mededogen voor de onderdrukten, nooit. Waarom niet?

PORTER: Het hangt ervan af of de sfeer me ertoe uitnodigt. Ik heb die song gespeeld in Los Angeles, in Israël, in Bahrein, in Libanon, in St. Louis, waar er net rellen waren geweest. Ik moet uitkijken met die song. Het emotionele gewicht ervan moet kloppen. Hij herinnert me zo sterk aan mijn moeder. Nu pas kom ik in het reine met de energie die ervan uitgaat.

Je moeder moet een monumentale persoonlijkheid zijn geweest. Een song als More than a Woman lijkt zelfs iets hogers dan het liefdevolle moederschap te suggereren.

PORTER: Tja, wat doe je als je moeder ook de predikant van je gemeenschap is? Als ze je vader en moeder tegelijk is? Je raadsvrouw, je lerares? Dan wordt ze zoveel meer.

De tijdgeest speelde natuurlijk ook een rol. Ik weet niet of ze in de wereld van nu dezelfde vrouw had kunnen zijn. In heikele omstandigheden, met bendes die de buurt runnen. Ze was een heel gulle vrouw, er waren altijd mensen die haar hulp nodig hadden – of misschien was ze gewoon goed in het aantrekken van zulke mensen. (lachje) Ze verrichtte geen mirakels, maar ze deed je tenminste zo naar de wereld kijken dat je geloofde dat simpele dingen de uitwerking van een mirakel konden hebben.

Ook jij lijkt soms te prediken, maar dan zonder dat je je als luisteraar betutteld voelt. En dat doe je in de gebiedende wijs: doe dit, laat dat… Direct en persoonlijk.

PORTER: (lacht) Veel gospelsongs hanteren de imperatief: de typische soort take action-songs die ik in mijn kindertijd hoorde. Het is interessant dat je dat aspect eruit haalt. Zoiets merk je als songschrijver pas achteraf. Maar inderdaad: Don’t Lose Your Sting, geschreven voor mijn zoon, bevat woorden die ik graag van mijn vader gehoord zou hebben.

Als het gaat over vergissingen in de liefde heb je het vaak over gekte en waanzin. Echt romantisch ben je niet, hè?

PORTER: Ik heb de neiging om de dingen waarvoor we wegvluchten bij hun naam te noemen. We vermommen ons zo vaak in het leven, om onszelf te beschermen. Ik heb het bijvoorbeeld vaak over mannelijke kwetsbaarheid. Om daartoe door te dringen, moeten er enkele lagen afgepeld worden: ‘Ik ben de slimste, lekkerste vent van de buurt en omstreken’, ‘Ik heb het allemaal goed voor elkaar’, ‘Ik maak geen vergissingen’… (lacht luid) Dat masker moet eraf.

Op het grootste deel van de plaat lijk je zorgvuldig te vermijden dat je al te zeer als jazz zou klinken. Is dat ook een manier om een soort machismo af te gooien? Het is vooral hogere pop en onderkoelde soul.

PORTER: Nou, die ‘koele’ soul men hebben heel wat van de jazz geleend. En dan nog: ik wil me niet verantwoorden tegenover de klassieke jazz. Ik noem mezelf een jazz-zanger. Zeker, ik probeer onbevangen muziek te maken, maar niemand die mijn werk in zijn geheel bekijkt, kan eromheen dat ik fundamenteel een jazzmuzikant ben. Oké, op een album zal ik niemand platslaan met (beatboxt een ingewikkeld ritme). Maar het is niet omdat ik niet probeer zo geleerd mogelijk te doen, dat ik geen jazz zou spelen.

Live speel je veel nadrukkelijker jazz. Leidt dat niet tot verkeerde verwachtingen bij je publiek?

PORTER: Nee, eerder omgekeerd. Mensen komen me vertellen: hé, ik wist niet dat ik van jazz hield. Ze staan open voor iets nieuws. Daar ben ik blij om. Het is heel anders dan naar een concert gaan om precíés te krijgen wat je je had voorgesteld.

Waar moest je vroeger naartoe om een r&b-radiohit live te horen? Op een festival zoals Budweiser Super Fest in Californië. Je ging om het nummertje van drie minuten te horen dat je op de radio zo leuk vond, en je kreeg een uitgesponnen versie van een kwartier. Hoe doe je zoiets? Met jazzvolk, natuurlijk! Negentig procent van de muzikanten in die branche zijn jazz men. Die jazzsolos’s spelen. (lacht) Ik breng mijn nummers live ook opened up and stretched. Je krijgt niet wat je van de radio kent, evenmin als bij Miles Davis. Wie dat wel verwacht, zal teleurgesteld worden.

De ballads op Take Me to the Alley zijn niet alleen kwetsbaar, ze zijn vaak intriest en genadeloos verwoord.

PORTER: Rauw, hè. De ups en downs van het leven zijn rauw. Don’t Be a Fool is zowel een schuldbekentenis als een voorstel om het opnieuw en beter te proberen. In één en dezelfde adem. Ik heb het verkeerd aangepakt, ik zal het niet meer doen, laten we weer verliefd worden. Zo is de liefde. Je kunt ze wel voorstellen als een perfecte bloem, maar dat is gelogen. Ik hou van ballads die de dingen direct benoemen, zonder omwegen.

Tot slot: waar gaat In Fashion over? Het klinkt als een haatsong.

PORTER: Het gaat over lui die in materiële dingen geïnteresseerd zijn in plaats van in mensen. Of liever: mensen die geobsedeerd zijn door dingen die geen obsessie verdienen. Facebook en Twitter, bijvoorbeeld. Vroeger draaide je de bak in als je honderd keer voorbij iemands huis reed, nu check je alles gewoon op je smartphone. Bij wie ben je nú, wat ben je nú aan het eten, wat heb je nú aan? (op dreef) De generatie die nu zo leeft, die zo met haar telefoon bezig is dat ze het gezelschap niet ziet, dáár richt ik me op. Kijk eens op van je schermpje, kids.

TAKE ME TO THE ALLEY

Uit op Blue Note/Universal. Gregory Porter concerteert op 9/7 op Cactus Festival, Brugge.

DOOR RUDY TAMBUYSER

‘HET IS NIET OMDAT IK NIET GELEERD PROBEER TE DOEN, DAT IK GEEN JAZZ ZOU SPELEN.’

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content