Kallocaïne

Eerste zin Het boek dat ik op het punt sta te gaan schrijven moet velen zinloos overkomen.

Chemicus Leo Kall is in zijn element: eindelijk mag hij zijn waarheidsserum op mensen uittesten. Als het werkt, dan zal dat de Wereldstaat zeker ten goede komen. Nu is het juridisch apparaat namelijk overbelast: kameraden verklikken elkaar en al die klachten moeten onderzocht worden via tijdrovende ondervragingen en foltersessies.

De resultaten zijn bemoedigend én verontrustend: verdachten spreken plots de waarheid, maar die bekentenissen brengen ook complotten aan het licht. Kall en zijn toezichthouders vrezen dat er een netwerk van dissenten bestaat – mensen die er ouderwetse ‘gevoelens’ op na houden en openhartig met elkaar communiceren. Kortom: mensen die hunkeren naar vrijheid, een walgelijk ouderwets concept dat uitgeroeid moet worden. Maar nu Kallo een glimp van een andere wereld heeft opgevangen, begint hij zelf de Staat in vraag te stellen. Wat als híj onderworpen wordt aan zijn uitvinding?

Een dystopie met alomtegenwoordige ‘politieogen’ doet meteen aan George Orwell denken, maar de Zweedse Karin Boye publiceerde haar Kallocaïne al in 1940 – negen jaar voor 1984 – en dankzij deze opgefriste vertaling blijkt opnieuw hoe visionair literatuur kan zijn. De gruwelroman kent wat losse eindjes en het slot lijkt een noodoplossing, maar Boye biedt een scherp beeld van de machtshonger van de staat.

Kallocaïne ***

Karin Boye, Koppernik (oorspronkelijke titel: Kallocain), 236 blz., ? 19,50.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content