‘JAMBERS IS GOD, DIE KUN JE NIET ZOMAAR OPVOLGEN’

LUK ALLOO bij BENJAMIN FEYS in een Boliviaanse gevangenis. 'Zijn ouders hebben ringmappen vol nietszeggende e-mails die Buitenlandse Zaken klasseert als 'contact met de betrokkenen'. Dat is geen contact, dat is een todolijst.'

Voor Alloo in de buitenlandse gevangenis zocht hij Belgen in vreemde cellen, hij vond vooral bitter weinig interesse van ons eigen ministerie van Buitenlandse Zaken. ‘Eens langsgaan met een tube tandpasta, dat is nu toch geen moeite?’ Een Belg achter buitenlandse tralies, ontdekte Luk Alloo, is zoveel waard als de zeepresten in het afvoerputje.

Tegen het grote keukenraam ligt een voetbal. Alloo geeft er droog drie, vier tikjes tegen terwijl hij vraagt of ik koffie wil. Als hij moet nadenken, dribbelt hij. Tik-tak-tak. Zo nerveus de mens, zo nerveus de voetballer. Ik wijs naar de collectie camera’s en polaroidtoestellen op de vensterbank, herinneringen aan vroeger. Ze gebruiken kan niet meer, legt hij uit, want filmrolletjes zijn onvindbaar geworden. Maar als hij zijn ogen sluit, hoort hij zo het zachte ratelen van de Super 8-camera weer. Hij wrijft wijsvingers en duimen over elkaar en spant een denkbeeldige filmstrook in de lucht om te tonen hoe hij op zondag de stukjes aan elkaar monteerde. ‘Dat tastbare,’ zegt hij terwijl hij zich in de eenzit aan het raam zet, ‘we gaan dat nog missen.’ Smartphones, Facebook, Twitter? Hij zucht. Hij moet er niet van weten. ‘Het liefst’, en hij maakt een wegwerpgebaar, ‘zou ik het bij een telefoon en een antwoordapparaat houden. Eén keer per dag luisteren naar wie je iets te melden heeft en één keer per dag die stroom van e-mails checken. Maar kom, daarvoor ben je niet gekomen.’

Nee. Daarvoor was ik niet gekomen. De dag ervoor had ik hem op tv in Alloo in de buitenlandse gevangenis met zijn vuist op het loket van het ministerie van Buitenlandse Zaken zien bonken, ik had hem achter Didier Reynders zien hollen, ‘Meneer de volksvertegenwoordiger’, had hij tegen de rug van de minister geroepen, alsof hij de man eraan wilde herinneren aan wie hij het te danken had dat hij zo hoog op de ladder van het leven was geklommen. Straffe televisie, omdat Alloo gewild of ongewild had getoond hoe dik de muren zijn geworden die de macht rond zich heeft opgetrokken. Muren waar je niet door raakt als je zoon als veroordeelde drugssmokkelaar in de Boliviaanse gevangenis zit of als je man ergens in een cel in Peru al jaren op een proces wacht. Alloo wilde een reactie van Buitenlandse Zaken. De laatste keer dat hij een sms had gekregen van de woordvoerder van Reynders, vroeg die om er alstublieft mee op te houden. ‘Gelieve me met rust te laten’, schreef de man. De deuren van buitenlandse gevangenissen kreeg Alloo – met of zonder smeergeld – opengewrikt. Die van het ministerie bleven en blijven potdicht.

LUK ALLOO:(veert recht) Ik heb mezelf gecensureerd en ik heb het geminimaliseerd, maar eerlijk? De desinteresse is hallucinant. Het enige wat ik tot nu van Buitenlandse Zaken heb gekregen, is een lijst met alle landen waar Belgen in de cel zitten, met een standaardbeschrijving van de feiten waarvoor ze gestraft zijn. Verdovende middelen, moord, diefstal. Statistieken. Meer niet. Er zitten tussen de vier- en vijfhonderd Belgen in buitenlandse cellen. Om privacyredenen konden ze me bij Buitenlandse Zaken niet verder helpen. Dat is normaal. Ik heb dan alle registers opengetrokken om mensen te vinden, via gevangenen die ik hier had leren kennen, via mensen in Azië, familieleden, krantenartikels. Onderweg hoorde ik steeds meer klachten, over het gebrek aan communicatie met het ministerie, over de verontrusting, de angst – kleine mensen die met een administratieve pletwals geconfronteerd worden. Ik heb het niet getoond, maar de ouders van Benjamin Feys, de jongeman die ik in de eerste drie afleveringen volg, hebben ringmappen vol nietszeggende e-mails van het ministerie, die daar geklasseerd worden als ‘contact met de betrokkenen’. Dat is geen contact. Dat is een todolijst administratief afvinken.

Ik wil niet cynisch zijn, maar er zijn al zoveel klachten over Belgische gevangenissen. Waarom zouden Belgen in het buitenland dan een betere begeleiding krijgen?

ALLOO: Het meest cynische is dat Buitenlandse Zaken een brochure heeft gemaakt – je kunt die online raadplegen: ‘Bijstand aan Belgen in buitenlandse gevangenissen’. Daar staat duidelijk in: we kunnen niet voor rechtshulp zorgen, we kunnen geen advocaat betalen. Maar ze schrijven ook: we moeten ervoor zorgen dat landgenoten even goed worden behandeld als in eigen land. Niemand vraagt een luxecel voor die mensen. Het gaat over een minimum aan menslievendheid. Op een kilometer van de gevangenis van La Paz ligt een consulaat. Als je weet dat er twee Belgen in die gevangenis zitten, is het dan zoveel moeite om je chauffeur er eens langs te sturen met een krant of een tube tandpasta? Een mens wil niet cynisch zijn, zeker niet, maar soms is het toch moeilijk om het niet te worden.

Ooit – in een ver en ongetwijfeld rooskleurig verleden – studeerde je af met een thesis over ‘cultuur in de gevangenissen’.

ALLOO: 28 jaar geleden, ja.

Ondertussen heb je de mannen in Leuven-Centraal bezocht, de vrouwen in de vrouwengevangenis en Belgen in verschillende buitenlandse cellen.

ALLOO: En ik kan enkel besluiten dat er in al die jaren nauwelijks iets veranderd is. Ook de reeksen die ik tot nu heb gedraaid, doen niets bewegen. Niets. Nul. Je moet blijkbaar op die nagel blijven kloppen. En blijven kloppen. Politici weten perfect hoe de pers werkt. Er steekt een storm op, er is even een schandaal en na een paar dagen is dat alweer vergeten. Ze rekenen er niet op dat je op hetzelfde blijft hameren. Dat je blijft zeggen: er zijn betere manieren om met gevangenen om te gaan.

Voor deze reeks ben ik met een Belg die voor moord 25 jaar in de bak heeft gezeten naar mijn favoriete gevangenis, in het Noorse Halden, gereisd. Ze werken daar met drie niveaus. Er is een zwaarbeveiligde gevangenis, een open afdeling en een wijk met huizen waar gevangenen met vier, zes of acht samenwonen. Als je het op een van die niveaus verknalt, zet je een stap terug. Maar op de verschillende niveaus wordt wel aan je problemen gewerkt. Drugsproblemen worden behandeld, diploma’s worden bijgespijkerd. Het systeem, zo is gebleken, werkt perfect. En nee, het is niet duurder. Wat houdt ons tegen om het eens te proberen?

Ik wacht echt op de minister van Justitie die in een ouderwetse regeringsmededeling het volk toespreekt en uitlegt: ‘Dames en heren, we hebben twaalfduizend gevangenen, dat kost ons zoveel. Vindt u het goed – en gaat u mij daar electoraal niet voor afstraffen, zoals ik constant vrees – dat ik daarin investeer en de putten in het wegdek even laat voor wat ze zijn?’ Nu ja, het hart van je land is maar zo groot als de manier waarop gevangenen worden behandeld, zeker? Al vrees ik dat de sociale sector altijd het kind van de rekening is. Gehandicaptenzorg, psychiatrie, overal zit je met ellenlange wachtlijsten.

Over psychiatrie gesproken: je laat je sinds september regelmatig een maand opnemen.

ALLOO: Niet voor mezelf, hé, voor mijn werk. Met mijn mentale gezondheid is alles in orde. Ik ben een evenwichtige mens. Het wordt mijn volgende reeks. Het doel is hetzelfde: vergeten mensen in beeld brengen, ze uit die donkere kamer van de samenleving halen. We kunnen wel beweren dat we openstaan voor psychische problemen, maar dat je zoon, dochter, man of vrouw in de psychiatrie zit, daar hebben mensen het nog steeds moeilijk mee. Het is iets om zich voor te schamen, om stil te houden. Ik wil de nuance opzoeken, tonen wat het betekent om gevangen te zitten in een ziektebeeld. Om eerlijk te zijn: ik ben de voorbije maanden ontzettend ontroerd door de inzet van psychologen en verplegend personeel. Als je je knie bezeert, weet je: na een maand revalideren kan ik er weer tegen. Maar in zo’n instelling gaat dat proces zo tergend langzaam, met vallen en opstaan, en nooit is er de zekerheid dat het ooit echt goed komt. Dat is heftig. Maar ook mooi.

Wat heb je toch met de rand van de samenleving dat je die telkens weer opzoekt?

ALLOO: Het gaat niet zozeer over de rand, maar ik hou ervan gesloten werelden open te breken. Heb ik altijd al gehad. Toen ik voor Paul Jambers begon te werken, was mijn eerste voorstel iets over priesters te doen, om dat seminarie binnen te dringen, om te weten wat er in de hoofden van zulke jonge, godsgetrouwe mannen omgaat. Ik vermoed dat het altijd daarop neerkomt. Ik wil weten waar mensen mee bezig zijn, wat ze denken, waarom ze doen wat ze doen. Als kind had ik dat al. Dan legde mijn vader op restaurant een fooi op tafel en dan vroeg ik de ober wat hij met dat geld deed. Of hij misschien voor een auto spaarde? Of wilde hij het onmiddellijk uitgeven?

Zo’n ober snauwde je niet af?

ALLOO: Vreemd genoeg niet. Nu ik erover nadenk: ik deed het overal. Ik heb altijd vreemden aangesproken. Ik was achttien en trok alleen naar Amsterdam of naar Berlijn. ‘Hoe is het met u?’ vroeg ik dan aan de man of vrouw naast mij aan de bar van het café waar ik die avond was beland. ‘Waar ben je mee bezig? Wat brengt je hier?’ Op net dezelfde manier stap ik nu gevangenissen of een psychiatrische instelling binnen. Daar gaat geen voorbereiding aan vooraf. De eerste handdruk die je in beeld ziet, is de eerste handdruk in het echt. ‘Cut the crap‘ is mijn devies. Ik heb er een gloeiende hekel aan dat we niet meer met elkaar durven te praten. Of dat we minstens vijf pinten nodig hebben om een vreemde een vraag te stellen. Altijd dat voorzichtig rond elkaar heen draaien. Die angst voor de ander. Praat gewoon met elkaar! Stel vragen! Het is het enige waar ik soms spijt van heb: ik ben net iets te bekend geworden om zomaar onbekenden aan te spreken.

Je was dan ook jarenlang de lolsmurf die met een te grote microfoon rondliep. Is met Alloo in allerlei gevangenissen de nouveau Alloo gearriveerd?

ALLOO: Ik heb de twee nodig. De ernst en het entertainment. Zolang Jambers deed waar hij zo verdomd goed in is, had het geen zin dat ik me daartussen wrong. Die man heeft human interest heruitgevonden, wat zeg ik: uitgevonden. Bakken kritiek hebben we over ons heen gekregen omdat we mensen aan het woord lieten zonder dat we er specialisten en psychologen en dokters bij sleepten. Het hoorde niet. Het kon niet. Nu doet iedereen het op die manier. Maar ook nadat Jambers gestopt was, heb ik tijd nodig gehad. Eric Claeys, de voormalige baas van VTM, had het nochtans gesuggereerd. ‘Alloo,’ zei hij, ‘als Jambers vertrekt, moet jij in dat gat springen.’ Ik kon dat niet, ik wilde dat niet. Jambers, moet je weten, is God. Je treedt niet zomaar in zijn voetsporen.

Omdat iedereen je toch alleen maar met hem zou vergelijken?

ALLOO: Nee, omdat je dat niet doet. Het hoort niet. Punt. Ik voelde dat ik er niet rijp voor was, ook al wist ik dat ik het zou kunnen. Op mijn manier. Niet als een tweedehandse Jambers. Ik heb talkshows gepresenteerd, voetbalprogramma’s, maar na een tijd val je toch terug op wat je altijd al heeft geïntrigeerd of op de onderwerpen waar je het thuis over hebt. De gevangenis, de psychiatrie. Ik heb er als student nog stage gelopen. Dat zat onder mijn huid. Maar ik wist: ik wil geen one-trick pony zijn. Ik wil er lange reeksen over maken. Het beeld moet zo volledig mogelijk zijn.

Mag ik, tot slot, een totaal irrelevante vraag stellen? De gemeenteraadsleden van Blankenberge waren onlangs boos op Tom Waes omdat hij een pokdalig strand in Albanië het Blankenberge van Albanië heeft genoemd. Jij bent in Blankenberge geboren. Komt daar – en ik hoop dat de gemeenteraad het me niet kwalijk neemt – de liefde voor de marge vandaan?

ALLOO: Ach, Blankenberge heeft zijn imago niet mee, maar voor een jongen van acht was er geen betere plek denkbaar om op te groeien. Blankenberge was fijn, rustig en veilig. Mijn vader heeft volgens mij nooit onze auto op slot gedaan. Het marginale, vonden wij, kwam van de toeristen. Wij lachten daarmee, hé, met die mannen en vrouwen in hun fluotraining en veel te witte benen. Er was een straat waar al eens iets ‘gebeurde’. Op weg naar school liep ik er soms door. Dan zag je links een caféruit die aan diggelen lag omdat er ’s nachts een man door was gemept en rechts hoorde je geroep en getier. Maar dat was niets in vergelijking met de gevechten in de Langestraat in Oostende. Wandelen door de Langestraat was mijn assertiviteitstraining. Als ik die straat aankon, dacht ik, dan kon ik de wereld aan. Het intrigeerde me ook. ‘Wat gebeurt er allemaal achter die gevels?’ Je ziet het: ik ben misschien ouder geworden, de vragen zijn dezelfde gebleven.

Hij loopt naar de keuken en speelt met de bal tussen zijn voeten. Links, rechts, een dribbel naar voren. ‘Soms vraag ik me af: als ik daar nu met een veel te grote microfoon had gestaan of hem een cd had gegeven van Adele – naar het schijnt zijn favoriete zangeres – was hij dan wel blijven staan?’

‘Reynders?’

‘Reynders, ja.’

‘Het zit je hoog, hé.’

‘Omdat ik het niet snap. En ik wil begrijpen waarom een mens iets doet. Of niet doet.’

ALLOO IN DE BUITENLANDSE GEVANGENIS

Elke donderdag om 21.15 op VTM.

DOOR TINE HENS

LUK ALLOO – ‘IK HEB ER EEN HEKEL AAN DAT WE NIET MEER MET ELKAAR DURVEN TE PRATEN, OF TOCH MINSTENS VIJF PINTEN NODIG HEBBEN OM EEN VREEMDE EEN VRAAG TE STELLEN.’

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content