JACCO GARDNERDE SYD BARRETT VAN DE LAGE LANDEN

Een sensatie uit Nederland? Dat was lang geleden. Dankzij Cabinet of Curiosities van Jacco Gardner draait de hypemachine weer op volle toeren. ’s Mans debuut doet de hoogdagen van de Britse psychedelia herleven en geeft je zowaar zin je oude vloeistofdia’s weer boven te halen. ?

Twee singles, Clear the Air en Where Will You Go. Meer was er niet nodig om de Britse krant The Guardian en bakens van al wat hip is, zoals NME en Pitchfork, een lawine van superlatieven te ontfutselen. Niet kwaad voor een kerel uit het Noord-Hollandse Hoorn die tot voor kort op het podium nog anoniem stond te wezen met bandjes als The Skywalkers en Lola Kite.

Jacco Gardner (24) maakt, net als Tame Impala, Ty Segall en Allah-Las, muziek die zo ver teruggaat in de tijd dat ze van de weeromstuit een frisse indruk maakt. The Horrors zijn al zelfverklaarde fans en dezer dagen wordt Cabinet of Curiosities gelijktijdig in de VS en Europa boven de doopvont gehouden. ‘Hoe het voelt jezelf alom als een wonderkind omschreven te zien? Erg raar, want zo zie ik mezelf helemaal niet’, vertelt Gardner, nadat hij een hele dag door het Belgische journaille aan de tand is gevoeld. ‘Door die internationale buzz vragen mensen mij wel eens of ik de druk wel aankan. Waar hebben ze het in godsnaam over? Want telkens wanneer er iets over mij verschijnt in een toonaangevend blad of op een veelgelezen website, denk ik: fijn, hoef ik me weer wat minder te bewijzen. Kijk maar in de krant: daar staat al dat ik goed ben.’

Bij het horen van je cd moest ik meteen aan Syd Barrett denken. De platencollectie van je ouders geplunderd?

JACCO GARDNER: Neen, ik ontdekte die muziek via de vader van een vriend en ik weet nog precies wat me erin aansprak. Barrett creëerde zijn eigen werkelijkheid, een parallel universum dat hem toeliet aan de grauwheid van het dagelijkse leven te ontsnappen. Als vijftienjarige puber was ik volop op zoek naar een eigen identiteit en dat magische, sprookjesachtige van The Piper at the Gates of Dawn kwam op dat moment als geroepen. Het prille Pink Floyd maakte zoveel indruk op mij dat ik prompt alles ging uitpluizen waar Syd Barrett ooit iets mee te maken heeft gehad. Ik raakte dermate opgenomen in die psychedelische bubbel dat wanneer ik nu liedjes schrijf er altijd wel iets van Barrett in zit. Zijn muziek maakt me tot wat ik ben, het is alsof zijn geest in mij blijft voortleven. Dat ik met Syd vergeleken word, vind ik een eer. Tenminste, zo lang ik niet als een carbonnetje van hem word afgedaan. Ik probeer hem zeker niet bewust te kopiëren.

De naam Gardner klinkt me zeer on-Nederlands in de oren.

GARDNER: Klopt. Mijn opa was een Brit die naar Australië was verkast, maar zich na de geboorte van mijn vader in Nederland vestigde. Ik ben niet in het Engels opgevoed, maar een echte Nederlander heb ik me nooit gevoeld. De dingen die Nederland maken tot wat het is, doen me helemaal niks. Tijdens de sixties heerste in Engeland, zowel in de mode als in de muziek, een soort van dandyisme en juist naar dat stijlvolle, dat elegante, ben ik voortdurend op zoek. Alleen: zoiets bestáát niet in Nederland. Het botst met onze cultuur.

Vind je dat je te laat geboren bent?

GARDNER: Neen. De wereld was zoveel kleiner tijdens de sixties en ik zou toen nooit de mogelijkheden hebben gehad waar ik vandaag over beschik. Ik ben een kind van het internet: de undergroundmuziek uit de jaren zestig, cruciale compilaties zoals Nuggets, ik heb het allemaal ontdekt dankzij sites en blogs op het wereldwijde web.

Gaat je belangstelling voor psychedelia gepaard met een hang naar geestesverruimende middelen?

GARDNER: Helemaal niet. Toen ik Pink Floyd en The Soft Machine ontdekte, was ik nog piepjong. Acid? Lsd? Ik had er geen benul van wat dat was. Maar die muziek heeft me dermate geïnspireerd en gevormd dat ze me als vanzelfsprekend in de oren klinkt. Het werd algauw de norm waaraan ik de andere dingen die ik hoorde ging afmeten. En eerlijk gezegd, die vond ik saai. Psychedelisch werd voor mij een synoniem voor ‘zoals het hoort’. Ik denk wel eens: de muzikanten van toen gebruikten drugs, zodat ik het vandaag niet meer hoef te doen.

Je hebt productietechnieken gestudeerd en de sound van Barrett en aanverwanten aan een grondige analyse onderworpen. Daardoor heeft je cd veel weg van een stijloefening.

GARDNER: Ik wilde dat mijn muziek zo authentiek zou klinken dat de luisteraar ze niet langer als iets nieuws herkende. Dus ja, ik heb tot in de kleinste details uitgezocht hoe het destijds allemaal in elkaar zat. Dat heb ik nu wel weer losgelaten: ik wil niet per se de sixties kopiëren. Ik gebruik mijn kennis van het verleden liever om met iets vernieuwends op de proppen te komen. Door oude ingrediënten die je leuk vindt te combineren met de technologie van vandaag kun je óók verrassen.

Had je, toen je aan Cabinet of Curiosities begon, al een auditieve blauwdruk in je hoofd? Of was het een kwestie van trial-and-error?

GARDNER: Voor sommige nummers had ik een duidelijk afgelijnd idee. Van andere heb ik wel vier versies opgenomen, om uit te vissen welk arrangement of welke bezetting het best uit de verf kwam. Net in die periode ontdekte ik ook barokke popplaten als Present Tense van Sagittarius, Would You Believe? van Billy Nicholls en Odessey & Oracle van The Zombies. Die instrumentaties vond ik zo prikkelend dat ik ze op mijn eigen songs ging uitproberen. In de muziek van vandaag hoor je haast geen mellotrons of clavecimbels meer. Voor mij een extra reden om ze weer op te delven.

Voordien had ik al enkele demo’s ingeblikt. Volgens mij klonken ze voor geen meter, maar ik kreeg er wel goede reacties op. Dat deed me beseffen: blijkbaar bestaan er geen regels en kan ik, klanktechnisch gezien, doen wat ik maar wil. Daar putte ik voldoende zelfvertrouwen uit om Cabinet af te werken. Ik voelde dat ik er klaar voor was.

Hoe verdedig je je tegen criticasters die je muziek als anachronistisch bestempelen?

GARDNER: Ik voel me niet beledigd wanneer iemand ze ‘retro’ noemt, hooguit onbegrepen. Want ook al laat ik me inspireren door artiesten uit het verleden, uiteindelijk doe ik mijn eigen ding. Juist omdat je vandaag zoveel verschillende soorten muziek binnen handbereik hebt, kom je vanzelf tot een unieke combinatie, die enkel nu kan bestaan. Je bedient je van middelen en technologieën die vroeger niet bestonden, kunt thuis nu alles in je eentje inspelen en daardoor verschilt wat je doet sowieso van wat in de sixties werd gemaakt. Iedere vorm van nostalgie is mij vreemd. Ik was er 45 jaar geleden nog niet bij, dus wat zou ik dan heimwee naar die tijd hebben?

Door je plaat een ‘rariteitenkabinet’ te noemen, geef je wel toe dat ze niet helemaal past in het hier en nu.

GARDNER: Hmm, dat was precies wat ik wilde. Ik wist dat ze zou opvallen, omdat er momenteel weinig artiesten zijn met hetzelfde referentiekader als ik. En ja, ik wilde graag een van de enigen zijn die een vergeten genre nieuw leven zouden inblazen. Ik heb best wel hedendaagse invloeden, hoor: Yann Tiersen, Andrew Bird, Sufjan Stevens… Maar die hebben me nooit zo diep geraakt als die psychedelische bandjes van weleer.

Toen ik gitaar leerde spelen, deed ik dat aan de hand van Syd Barretts songs. Het bepaalde hoe ik dacht dat een liedje in elkaar moest zitten. Eigenlijk heeft Syd mij leren schrijven: ik bediende me van zijn taal, zijn register, zijn akkoorden, zijn gevoel van ritmiek. Dat verklaart wellicht waarom velen in mijn werk zijn hand menen te herkennen. En op een dag merkte ik: hé, blijkbaar kun je echt iets zeggen met een song. Er iets van jezelf in laten zien. Dat was een sleutelmoment.

Zie je jezelf vooral als muzikant of als producer?

GARDNER: Veeleer als producer. Ik hou meer van de studio dan van het podium. Daar kan ik maken wat ik wil, precies zoals ik het in mijn hoofd heb. Live heb ik toch altijd het gevoel dat ik het publiek moet overtuigen. Een optreden is ook vluchtiger, veel ontsnapt aan je controle. Als bij een punkband het geluid slecht is, kan die door zijn intensiteit het publiek alsnog meeslepen. Wij spelen delicate liedjes, hondsmoeilijk als de omstandigheden niet optimaal zijn. De plaat komt tot leven door de rijke, gelaagde arrangementen en de melodieën die elk hun eigen sfeer hebben. Bij concerten moeten we de songs uitkleden tot op het bot en er vervolgens een nieuwe dynamiek in stoppen zonder dat de essentie verloren gaat. Best spannend.

Je songs vertonen zowel bucolische als sinistere trekjes.

GARDNER: In ieder nummer zit een duister kantje van mezelf, al hoor je dat eerder aan de woorden dan aan de muziek. Een tekst wordt meteen een stuk donkerder als de melodie in majeur is. De frictie tussen die twee vind ik wel boeiend. Of mijn volgende cd een soortgelijke richting zal uitgaan? Geen idee, want die komt sowieso tot stand op een ander moment in mijn leven.

Je gaat een turbulent jaar tegemoet en zult vaak onderweg zijn. Ben je daarop voorbereid?

GARDNER: Ik krijg niet zo gauw heimwee. Ik voel me niet gebonden aan een bepaalde plek en kan heel goed alleen zijn. Ik laat alles maar over me heen komen. Ik hoop wel dat die golf van succes me niet uit mijn evenwicht haalt. Ik ben een controlefreak, wil alles zelf doen, maar heb steeds minder grip op wat er met mijn carrière gebeurt. Dus concentreer ik me maar op de muziek. Ik word gelukkig omringd door mensen die het goed met me menen en die ik kan vertrouwen. Tja, het gaat snel, hé. Nu de aandacht er eenmaal is, moet ik eruit zien te halen wat erin zit. Laat ik er dus maar het beste van maken.

CABINET OF CURIOSITIES

Uit bij Excelsior. Jacco Gardner treedt op in Antwerpen (13/2, Trix) en Brussel (21/2, Madame Moustache).

DOOR DIRK STEENHAUT

Jacco Gardner ‘ACID? LSD? IK HAD ER GEEN BENUL VAN WAT DAT WAS. MAAR PSYCHEDELIA WERD VOOR MIJ WEL DE NORM. ANDERE MUZIEK VOND IK SAAI.’

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content