Het gebeurt niet elke dag dat je tegenover vier levende legendes zit. De Rolling Stones zijn – op Keith Richards na – intussen waardige heren geworden en om hun concertfilm ‘Shine a Light’ te promoten stonden ze uw dienaar gedwee te woord. ‘Het is ons een raadsel wat de jonge generatie nog aan The Stones vindt.’

The Rolling Stones en cinema, het klikt al langer. Voor Martin Scorsese aan Shine a Light begon, richtten onder meer Jean-Luc Godard ( One Plus One / Sympathy for the Devil), de gebroeders Maysles ( Gimme Shelter), Hal Ashby ( Let’s Spend the Night Together), Nigel Finch ( 25×5: The Continuing Story of the Rolling Stones) en Julien Temple ( Stones at the Max) hun camera’s op de band, al dan niet met nadruk op hun optredens.

Mick Jagger houdt er naast zijn muzikale bezigheden ook een carrière als filmproducent en (in mindere mate) acteur op na. Enigma, de oorlogsthriller met Kate Winslet, werd bijvoorbeeld onder Jaggers vleugels uitgebroed, terwijl ‘The Lips’ zelf voor de camera sloop in Tony Richardsons boevenwestern Ned Kelly, de ongelukkige actiefilm Freejack en vooral het vermaarde psychedelische drama Performance (met Jagger als een nauwelijks verhulde versie van zichzelf).

Keith Richards dook vorig jaar dan weer op als Johnny Depps vader in de derde Pirates of the Caribbean. Zelfs de immer flegmatische drummer Charlie Watts heeft een paar rolletjes op zijn cv.

Het hoeft ook niet te verwonderen dat de Stones zich over het algemeen goed voelen voor de camera, want de groep wordt al 45 jaar quasi constant gevolgd door pers en publiek. Dat ze ermee instemden om gezamenlijk de geschreven pers een (relatief) intiem onderonsje te gunnen, is wel eerder uitzonderlijk. Gewoonlijk beperken ze zich tot grote persconferenties waar ze vooral grapjes maken en oneliners afvuren. Voor Shine a Light willen ze echter een effort doen, wat misschien te maken heeft met Scorsese. ‘Oneliners zijn niet aan hem besteed’, merkt Jagger op. ‘Hij voert heel ernstige gesprekken over film met de pers.’ En zo kwam het dat wij zeer recent aan tafel zaten met een halve eeuw muziekgeschiedenis, vier mensen die meer dan wie ook de rock-‘n-roll belichamen en naar hun hand hebben gezet.

Wat meteen opvalt, is dat het kwartet perfect beantwoordt aan de clichés die over hen de ronde doen. Mick Jagger (64) is de zakenman van het gezelschap, de leider en woordvoerder, the man with the plan. Charlie Watts (67) beperkt zich tot kleine ironische opmerkingen, steevast geleverd met uitgestreken gezicht. Ron Wood (60) zit erbij met een ‘Kijk eens wie mijn vrienden zijn’-uitdrukking op zijn gezicht. En Keith Richards is Keith Richards (64), de eeuwige rebel. Het interview vindt plaats in een van de kamers van het chique Regent Hotel in Berlijn, waar net als in de rest van Duitsland een strikt rookverbod geldt. Het belet Keef niet om prompt een sigaret boven te halen. Hij grijpt een zwart rechthoekig ding van de tafel, probeert zijn sigaret aan te steken, merkt dat hij de recorder van de journalist vast heeft, haalt een aansteker uit zijn zak, weet vervolgens geen raad met zijn as, tikt die dan maar op het dure tapijt en wrijft tot slot met zijn voet de peuk uit op datzelfde tapijt. Rock-‘n-roll, dames en heren, rock and roll.

Time is on their side

Jullie houden het nu al 46 jaar uit bij elkaar. Wat is het geheim van jullie huwelijk?

Ron Wood: We blijven uit elkaars buurt als we niet op het podium staan.

Mick Jagger: Dat is volgens mij nog altijd de beste manier om een langdurige relatie in stand te houden. Je geeft elkaar de ruimte en probeert niks te forceren. Ronnie heeft sinds kort een nieuw zwembad, wat betekent dat ik de laatste tijd vaak bij hem over de vloer kom. En hij komt soms langs met de kinderen.

Keith Richards: We weten intussen ook wel wat we aan elkaar hebben. Na al die jaren vraag ik me af wat ik zonder hen zou beginnen. We doen doodgraag wat we doen, zo simpel is het. Ik zou zelfs in een rolstoel blijven spelen.

Charlie Watts: (schudt het hoofd) Oh, God.

In ‘Shine a Light’ zien we hoe Mick in wezen op zijn eentje de set list samenstelt. Gaat het er echt zo toe of heeft de rest van de groep toch wat meer inspraak?

Jagger: Nee, zo gaat het altijd. (grijnst)

Richards: Wij vinden het maar normaal dat de zanger de nummers kiest. En bij ons is dat Mick. Hij moet die songs tenslotte zingen. Als hij zegt: ‘Oh, ik denk niet dat ik die song deftig voor elkaar krijg vanavond want mijn keel voelt een beetje rauw’, dan leggen wij ons daar bij neer. We zullen wel soms vragen om de songs in een andere volgorde te schikken. Kwestie van toch een beetje het gevoel te hebben dat we mee beslissen. Maar finaal beslist hij wat we zullen spelen. Charlie, Ronnie en ik vormen in wezen Micks vangnet. Soms loopt Mick daar ergens aan de rand van het podium en raakt hij het ritme kwijt, en dan is het aan ons om de boel recht te trekken. Het is een spel.

The Stones hebben woelige tijden gekend. Weten jullie hoe het komt dat jullie het overleefd hebben en zoveel anderen niet?

Wood: Daar had ik het gisteravond nog over met Neil Young. Waarom lopen wij hier nog rond? Ik vind het in elk geval geweldig.

Jagger: Ik denk dat de meeste mensen hun apenjaren wel overleven. Alles hangt ervan af in welke toestand je verkeert als je je er eenmaal door geslagen hebt. Op een bepaald moment word je wijzer.

Richards: Ik heb me die vraag alvast nog nooit gesteld. (grijnst) Wat een vreemd concept. Kijk, als ik thuis ben, gaat het er bijzonder weinig rock-‘n-roll toe. Ik ga wandelen met mijn hond, ik ga ergens naartoe met de kinderen. Ik bedoel, ik heb een gezin. Rock-‘n-roll is wat ik doe voor mijn werk en dat komt heel natuurlijk.

Zeg je nu dat je ingezien hebt dat je gezin belangrijk is?

Richards: Oh nee, nee, nee. Iedereen kent zijn plaats. (lacht)

Beter dan seks

Kunnen jullie na bijna een halve eeuw nog genieten van alweer een nieuwe tournee?

Jagger: Het is een combinatie van willen en moeten. Ik heb die voortdurende activiteit nodig om soepel te blijven. Als we na een jaar terug op het podium klimmen, voel ik me altijd roestig en dat wordt alleen maar erger met de jaren. Ik vergeet alles. Ik vergeet om met het publiek te praten. Ik vergeet hoe ik me moet bewegen. Ik was eind vorig jaar op dat eenmalige reünieconcertje van Led Zeppelin en ik kon niet geloven dat het hun eerste 20 minuten samen op een podium waren in 30 jaar. Ik vond het heel moedig wat ze daar deden.

Richards: Ik geniet er nog altijd mateloos van. Het gevoel dat ik krijg als het echt goed gaat, kan ik nergens anders mee vergelijken. Dan is het alsof ik begin te zweven. Mijn voeten raken de grond niet meer, alsof er elektromagneten onder zitten of zo. Het is beter dan seks.

Jagger: Beter dan seks? Ik weet het niet. Er is niet echt een orgiastisch moment als je op een podium staat. Niet dat seks per se een orgasme moet hebben natuurlijk, maar het is anders. Er komt meer planning en strategie aan te pas. Maar het klopt wel dat je soms, sorry voor het grote woord, een soort transcendentaal gevoel krijgt. Ik heb het er al over gehad met andere zangers. Het zijn momenten waarop je niet meer goed weet waar je bent. Nu en dan gebeurt dat, maar zeker niet de hele tijd. Je zou trouwens niet kunnen functioneren als dat zo was. Ik zou in elk geval niet staan waar Marty me wil.

De song in ‘Shine a Light’ met blueszanger Buddy Guy leek me zo’n zweefmoment.

Jagger: Absoluut, en dat zie je ook. Daar gebeurt iets. Maar je ziet ook dat ik alle moeite doe om de trein op de sporen te houden. Zeker met een gastartiest moet je ervoor zorgen dat iedereen zich aan de afspraken houdt. En dan hadden we ook nog eens een song gekozen met ongelijke maatlengtes. (lacht) Ik stond de hele tijd te tellen.

Richards: Daar had ik geen last van. Ik kon me bijna van bij het begin voelen opstijgen. Het tempo klopte, Buddy Guy zat meteen in de sfeer en hop! Het is de enige manier waarop ik zo high kan geraken. (lacht) Aan het eind heb ik hem spontaan mijn gitaar geschonken. ‘ This one’s yours, pal’, fluisterde ik hem toe.

Doe je dat wel vaker?

Richards: Wat, gitaren weggeven? Ik geef bijna nooit iets weg. (lachje) Maar Buddy had het meer dan verdiend.

Rolling Satanists

Vinden jullie het niet bizar als jullie concert ingeleid wordt door iemand als Bill Clinton? Het komt het rock-‘n-rollgehalte van de show niet bepaald ten goede.

Jagger: Hij is toch een rock-‘n-roll-saxofonist? (lacht) Tegenwoordig spelen alle politici wel een of ander instrument. Zelfs die Huckleberry (doelt op de diepgelovige Republikeinse presidentskandidaat Mike Huckabee; nvdr.) speelt naar het schijnt gitaar. Hij gelooft niet in de evolutietheorie, maar hij speelt wel gitaar. Hij doet trouwens niets liever dan verkondigen hoe hij Keith ooit een verkeersboete heeft kwijtgescholden toen hij nog gouverneur van Arkansas was. Mij zegt het eerlijk gezegd niets.

Wood: Dat moet die keer geweest zijn toen we van Memphis naar Dallas reden en gearresteerd werden voor lanterfanten. Keith reed te traag en we werden een dagje in de cel gestopt.

Richards: Ik kon niet sneller rijden. Ik was stoned. (grijnst)

Tussen de songs door zien we clips van The Stones in de vroege jaren 70, op het hoogtepunt van de hetze. Vinden jullie het vreemd om jezelf zoveel jonger te zien?

Jagger: Het is niet alsof ik die beelden nooit eerder had gezien. (lachje) We hebben veel verschillende montages geprobeerd, telkens met andere beelden. Die legden we dan voor aan een testpubliek. Zo zijn we bij de uiteindelijke versie gekomen.

Die oude fragmenten herinneren eraan dat de Stones ooit gezien werden als gevaarlijk en subversief. Weten jullie nog wanneer dat veranderd is?

Jagger: Dat is allemaal het werk van journalisten. Eerst schilderden ze ons af als gevaarlijk en later als respectabel. Als je eenmaal tien of vijftien jaar meedraait, kan je nauwelijks nog nieuw of subversief zijn. Het publiek went aan het idee van wat je doet. Midden jaren 70 konden we moeilijk nog dezelfde impact hebben als voordien. Daarom is punk net dan ontstaan, om weer zo’n subversieve beweging op gang te krijgen binnen de rockmuziek. Het is als een voortdurende maoïstische revolutie of zo. Punk wilde de revolutie verder zetten. Dat hebben ze ook gedaan, maar het is de laatste stuiptrekking gebleken.

Richards: Ik vond het eigenlijk best grappig dat we wegens Sympathy for the Devil bestempeld werden als satanisten. We zagen het natuurlijk wel aankomen. Wij waren de whipping hounds van dat moment, de handige zondebokken. Maar dat is allang voorbij. Nu zijn we de gerimpelde rockers.

Hebben jullie sympathie voor de muzieksterren die vandaag aan de schandpaal worden genageld?

Wood: Je kunt alleen maar hopen dat ze op hun poten terechtkomen, nietwaar?

Jagger: De situatie is vandaag wel helemaal anders. Toen wij onze problemen hadden, wist het grote publiek nauwelijks iets af van drugs en was er nog geen sprake van ontwenningsklinieken.

Wood: Wie drugs nam, werd gezien als een krankzinnige.

Jagger: Er waren geen opvangcentra of andere systemen om op terug te vallen. Je kon enkel rekenen op jezelf. Dat is gelukkig veranderd.

Amy Holiday

Maak je je zorgen als je kinderen naar Amy Winehouse of Pete Doherty luisteren?

Jagger: Als ze naar Pete Doherty luisteren wel, ja.

Wood: Ik zie Amy Winehouse zo’n beetje als een nieuwe Billie Holiday. Geweldige stem, verschrikkelijk probleem.

Jagger: Ze was vorig jaar onze gast tijdens het optreden op het Isle of Wight-festival. Ze heeft toen Ain’t Too Proud to Beg meegespeeld.

Richards: Ze zou beter haar zaken op een rijtje zetten. Voor de rest heb ik niks te zeggen tegen die teef.

Neil Young zei op het filmfestival van Berlijn dat hij niet meer gelooft dat een song kan helpen om de wereld te veranderen.

Richards: Bedoelt hij dat hij dat vroeger wel geloofde? Ach, de dwaasheid van de jeugd… Waarschijnlijk kan een song wel een impact hebben, maar het probleem is dat je onmogelijk kan voorspellen welke song het zal zijn en welke impact hij zal hebben. Eigenlijk denk je daar ook niet aan als je een song schrijft of een plaat uitbrengt. Je gooit het gewoon in het publiek. Als ze het lusten, dan lusten ze het.

Jagger: Ik vind het per definitie een stom idee. Als er al iets een verandering kan teweegbrengen, dan is het een hele beweging, een opeenstapeling van muziek. Je kan je geen wereld voorstellen zonder muziek en aangezien we nu zoveel meer muziek binnen handbereik hebben dan onze grootouders, moet deze wereld wel anders zijn dan vroeger.

Van grootouders gesproken: die zie je tijdens jullie concerten ook in het publiek staan.

Wood: Vier generaties komen naar onze optredens! Ik heb geen idee waarom de jonge garde ons nog goed vindt. Blijkbaar is er een soort magische band die kleinkinderen met de ouders van hun ouders verbindt.

Jagger: Wat telt, is dat er andere bands zijn die de fakkel overgenomen hebben. Zij zijn het die de jongere generaties aanspreken. Dat is onze taak niet.

Richards: Als heel dit circus één doel heeft, dan is het wel om het virus door te geven. Zolang we anderen inspireren zoals ik zelf geïnspireerd werd door bepaalde muzikanten, dan denk ik dat we onze job gedaan hebben.

www.FOCUSknack.be

Vroeger interview met THE ROLLING STONES

‘SHINE A LIGHT’

Vanaf 28/5 in de bioscoop.

Door Ruben Nollet

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content