Iederéén kent zijn krullenkop, maar zijn naam klinkt (nog) niet als een klok. Misschien komt daar na twintig jaar toch verandering in voor John C. Reilly, nu de karakteracteur vanaf volgende week te zien is in Roman Polanski’s Carnage. ‘Mijn erotisch cv is veel indrukwekkender dan dat van Brad Pitt.’

John C. Reilly – de C staat voor Christopher – heeft noch de looks, noch de status, noch het salaris van George Clooney, Johnny Depp of Brad Pitt, maar zijn palmares is indrukwekkend. Al twee decennia toont de man zijn veelzijdigheid als acteur. Brokkenpiloot, pornoster of countryzanger: hij speelt het even laconiek als overtuigend, zowel in bescheiden independentdrama’s als in populaire Hollywoodkomedies.

Hoewel Reilly zelden de covers van glossy’s siert, moet zijn cv na 22 jaar dienst niet onderdoen voor dat van zijn meer fotogenieke generatiegenoten. Brian de Palma, Neil Jordan, Woody Allen, Paul Thomas Anderson, Martin Scorsese, Terrence Malick en Robert Altman: allen deden ze een beroep op de nu 46-jarige Amerikaan. In tegenstelling tot wat Hollywood schijnt te denken, kan die veel meer dan de grapjurk of sul uithangen.

Dat bewees Reilly, die zijn carrière begon bij het beroemde Steppenwolf Theatre in Chicago, recent nog in We Need to Talk about Kevin, het beklemmende moeder-zoondrama van de Schotse rasregisseuse Lynne Ramsay. Daarin speelt hij een huisvader die niet doorheeft hoezeer zijn vrouw – een imponerende Tilda Swinton – door hun bloedeigen zoon wordt gepest, met alle desastreuze gevolgen van dien.

Intussen mag Reilly alweer een gigant aan zijn imposante regisseurslijstje toevoegen: de Poolse veteraan Roman Polanski. In diens nieuwe film Carnage – een adaptatie van Yasmina Reza’s satirische toneelstuk Le Dieu du Carnage – poogt Reilly met zijn eega Jodie Foster een dispuut met een ander koppel (Kate Winslet en Christoph Waltz) op een beschaafde manier uit te praten. De discussie ontaardt echter in een scheldtirade en beide oh zo fatsoenlijke bourgeoiskoppels tonen alsnog hun ware rancuneuze gelaat.

‘Verdomme, het is heet. Is het goed als we hier zitten?’, vraagt Reilly wanneer hij op een zonovergoten terras in Cannes richting schaduw waggelt. ‘Vragen van journalisten doen me al zweten. Laat staan dat ik een hittegolf nodig heb.’ Zou Reilly een tikje mediaschuw zijn? Of misschien heeft zijn transpiratie iets te maken met het feit dat hij een driedelig pak met das draagt terwijl het buiten een kloeke dertig graden is.

Je hebt gevoel voor stijl.

JOHN C. REILLY: Kleren maken de man. Als je niet de looks van Brad Pitt hebt, moet je compenseren.

Nu je er zelf over begint: heb je nooit het gevoel dat je op basis van je uiterlijk wordt getypecast?

REILLY: Ik zie eruit zoals ik eruitzie en als acteur moet je werken met wat je hebt. Ik snap dat producenten me niet gauw als Superman zullen casten, hoewel ik er geweldig zou uitzien in zo’n strakke maillot. Langs de andere kant heb ik in Boogie Nights een pornoster gespeeld, in Walk Hard zat er een orgie, in Cyrus had ik een seksscène met Marisa Tomei en in The Good Girl mocht ik de lakens delen met Jennifer Aniston. Mijn erotisch cv is een stuk indrukwekkender dan dat van Brad Pitt. (Lacht)

Is het toch niet een tikje frustrerend dat je zelden de romantische held bent, in tegenstelling tot Pitt.

REILLY: Misschien een beetje. Gewoon omdat ik vaststel dat veel mensen zich door Pitt of Clooney niet het best vertegenwoordigd voelen, met alle respect voor hun talent. De zeldzame keren dat ik een romantische hoofdrol heb, krijg ik doorgaans heel veel positieve respons. Niet alleen knappe mensen worden verliefd, ook gewone mensen kunnen romantische momenten beleven.

Toch heb je als karakteracteur een imposant palmares bijeengeacteerd. Wat is je geheim?

REILLY: Een beetje talent en heel veel geluk. In 1988 heeft Brian de Palma me mijn eerste rol gegeven in Casualties of War en op de set van die film heb ik mijn vrouw leren kennen. Van in het begin was ik dus een enorme bofkont. Daarna heb ik altijd geprobeerd om met goede regisseurs te werken en om niet al te vaak hetzelfde te doen. Ik mag dan een bepaalde look hebben: ik doe zowel grote als kleine films, komedies als tragedies. Die kameleonaanpak werkt. De ene dag sta ik op een set van Martin Scorsese, de dag erop mag ik de onnozelaar uithangen in een komedie met Will Ferrell.

Stonden Lynne Ramsay en Roman Polanski op je verlanglijstje?

REILLY: Absoluut – letterlijk zelfs. Ik heb effectief een lijstje met regisseurs die ik meegeef aan mijn manager. Helemaal bovenaan stond Lynne Ramsay omdat ik haar twee vorige films, Ratcatcher en Morvern Callar, geweldig vond. Ik vroeg mijn manager: ‘Tracht eens uit te vissen waarmee ze bezig is en hoor eens of er geen rol voor mij in zit.’ Polanski is een ander verhaal. Dat is zo’n monument dat je die niet op die manier kunt benaderen. Zoals ik zei: in dit vak moet je heel veel geluk hebben. En een goede manager. (Lacht)

De regisseur is dus belangrijker dan het script in je rollenkeuze?

REILLY: Eigenlijk wel. Toen ik het script van We Need to Talk about Kevin las, was dat wel even schrikken. Ik had nog nooit zoiets intens en eerlijks gelezen over de haat die je als ouder voor je eigen kind kunt voelen. Wat doe je als je zoon een moordenaar is? Het is een horrorfilm in de zin dat hij je confronteert met existentiële vragen waarop je onmogelijk een antwoord hebt. Het is Oedipus Rex in Suburbia.

Je hebt zelf twee kinderen. Wordt het niet steeds moeilijker om hen op te voeden?

REILLY: Kinderen opvoeden is nooit eenvoudig geweest, maar als je er een prioriteit van maakt, lukt het wel. Het is hetzelfde met relaties. Soms vragen mensen me: hoe slaag je erin met een gezin een Hollywoodcarrière uit te bouwen? Alsof ik er een Oscar voor verdien. Vijf kinderen opvoeden als alleenstaande moeder: dát is pas een Oscar waard. Misschien ben ik ooit eens een rol misgelopen omdat ik niet te lang van huis weg wilde zijn, maar dat zijn de opofferingen die elke ouder moet maken.

Je hebt ook een pak kleinere films gemaakt. Zit daar een titel tussen die meer aandacht had verdiend?

REILLY:(Denkt na) The Promotion, een offbeatkomedie uit 2008. Die film heeft niet de erkenning gekregen die hij verdiende – Steve Conrad, de regisseur, is een geweldige schrijver. Ook Hard Eight, het debuut van Paul Thomas Anderson uit 1996, had een beter lot verdiend. Die film kreeg geweldige kritieken, maar langer dan twee weken heeft hij niet in de zalen gedraaid. Nog een geluk dat Paul daarna zo veel succes had met Boogie Nights en Magnolia, waardoor Hard Eight alsnog een tweede leven heeft gekregen op tv en dvd. Weet je wat het is? Een film uitbrengen is één ding, hem in de markt zetten een ander. Als er geen grote studio achter zit, wordt het verdomd lastig – hoe goed hij ook is. Wat me ook opvalt, is dat critici vaak harder zijn voor kleine films dan voor blockbusters, zeker in Amerika. Daar durven ze geen kwaad woord over een grote film te schrijven omdat ze bang zijn dat ze als straf geen grote sterren meer mogen interviewen of in een luxehotel verblijven. Durven ze het toch, dan moeten ze mij bevragen in de Holiday Inn. (Lacht)

Met films als ‘Step Brothers’, ‘Cyrus’ en ‘Walk Hard’ heb je jezelf wel enigszins omgeschoold van karakteracteur tot komische leading man. Nochtans worden die komische hits nooit vermeld als hoogtepunten uit je carrière. Worden komedies onder- en regisseursfilms overschat?

Reilly: Komedie hoeft niet gerespecteerd te worden. Dat is niet haar sociale rol. Een goede komiek is een hofnar, iemand die het establishment uitlacht en een satirische spiegel voorhoudt. Dat betekent niet dat komedies niet subtiel, ontroerend of subversief kunnen zijn. Step Brothers is misschien wel de meest subversieve film uit mijn carrière, meer nog dan We Need to Talk about Kevin of Carnage. Alleen wordt die subversieve, antiautoritaire boodschap op een grappige en toegankelijke manier verpakt. Je hoeft niet ernstig te zijn om ernstig te zijn.

CARNAGE

Vanaf 14/12 in de bioscoop.

DAVE MESTDACH – FOTO KRIS DEWITTE

JOHN C. REILLY ‘AMERIKAANSE CRITICI DURVEN OVER EEN GROTE FILM GEEN SLECHT WOORD TE SCHRIJVEN – UIT SCHRIK DAN ACTEURS ALS MIJ TE MOETEN INTERVIEWEN.’

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content