BRIEVEN VAN EEN MECENAS. Een stuk van de correspondentie van SERGEI DIAGHILEV, DE GROOTSTE ONZICHTBARE KRACHT VAN DE MODERNE CULTUURGESCHIEDENIS, is vertaald. eindelijk!

SERGEI DIAGHILEV

BERT BAKKER, 224 BLZ., a 16 – verschenen ter gelegenheid van de tentoonstelling ‘in dienst van Diaghilev’, tot 28/3 in het Groninger Museum. Meer info: www.groninger-museum.nl

Ik zit vol grootse plannen

‘Ik moet zeggen dat ik ten eerste een enorme charlatan ben, ten tweede een enorme charmeur, ten derde een enorm brutale vlerk, ten vierde een man met een enorme hoeveelheid logica en een gering aantal principes en ten vijfde volstrekt onbegaafd.’ Het korte zelfportret dat Sergei Diaghilev in een brief aan zijn stiefmoeder schetst, is niet alleen dodelijk charmant, maar toont bovenal aan dat Diaghilev alle kwaliteiten bezit om een van de belangrijkste rollen (mogelijk de belangrijkste) in de kunstwereld te spelen: mecenas. Dat beseft de toen 23-jarige aristocratenzoon duivels goed: ‘Je zou kunnen zeggen dat ik mijn ware roeping heb gevonden: het mecenaat. Daarvoor is alles aanwezig, behalve geld, mais ça viendra.’

Sergei Pavlovitch Diaghilev was van 1909 tot aan zijn dood in 1929 de inspirator, de motor en de artistiek leider van de Ballets Russes, zonder meer het meest revolutionaire theatergezelschap uit de vorige eeuw. In zijn hoedanigheid van impresario, algemeen directeur, talentscout en mecenas creëerde hij een legendarisch platform voor de grootste creatieve geesten uit de twintigste eeuw. Een kleine greep uit zijn duizelingwekkende palmares: L’Oiseau de Feu van de door hem ontdekte en beschermde Igor Strawinsky, Tsjaikovski’s Zwanenmeer, Vatslav Nijinsky die in 1912 schittert in L’Après-midi d’un faune, Le Sacre Du Printemps dat in 1913 een schokgolf door blasé Parijs joeg, Histoires Naturelles van Maurice Ravel, en La Parade dat in 1917 uitliep op een glorieuze samenwerking tussen Jean Cocteau, Pablo Picasso en Erik Satie. Niet kwaad voor een charlatan en een onbegaafde brutale vlerk uit Perm.

Een aanzienlijk deel van Diaghilevs correspondentie met zwaargewichten uit de (veelal Russische) cultuurgeschiedenis werd vertaald door Otto Boele en gebundeld in deze fraaie correspondentieverzameling. Van de devote beschrijving van een ontmoeting met Tolstoj, over de hardnekkige – en daarom vaak ook hilarische – pogingen om Anton Tsjechov een artikel te laten schrijven voor zijn cultureel tijdschrift Mir Iskoesstva (Wereld van de kunst), tot de uitgebreide, oprecht tedere briefwisseling met Strawinsky. Diaghilev profileert zich als een onvermoeibare kunstminnaar die bergen verzet om ‘zijn’ kunstenaars te laten creëren. Dat deze bundel noodgedwongen fragmentarisch is (geen woord over de oprichting van de Ballets Russes bijvoorbeeld), zien we graag door de vingers. Bram Van Moorhem

Bram Van Moorhem

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content