Regisseur Taylor Hackford moest vijftien jaar geduld oefenen om de financiering van ‘Ray’ rond te krijgen, maar bloed kruipt waar het niet stromen kan. ‘De rokkenjagerij, de drugsverslaving, het feit dat veel mensen hem een klootzak noemden: ik wou het allemaal tonen. En Ray was het daar volledig mee eens.’

Regisseur Taylor Hackford is niet over één nacht ijs gegaan om het levensverhaal van Ray Charles te verfilmen. Muziek is altijd al een van zijn grote passies geweest. In de jaren ’60 werkte hij mee aan tv-uitzendingen van rock-‘n-roll-concerten, hij begon zijn filmcarrière met de musical The Idolmaker én hij was producent van de Ritchie Valens’ biografie La Bamba. Toen hij pas klaar was met zijn Chuck Berry-documentaire Hail! Hail! Rock ’n Roll besloot hij achter de rechten op Ray Charles’ biografie aan te gaan. Dat was 1987. Vijftien jaar lang heeft hij samen met de muziek- legende aan de film gesleuteld, maar het project geraakte maar niet gefinancierd. Nu heeft Hackford wel vaker moeten afrekenen met tegenslag en lastige producties. Om maar één voorbeeld te noemen: tijdens de opnames van zijn ontvoeringsdrama Proof of Life kreeg hij te maken met een staatsgreep in het land waar hij wou draaien, twee vulkaanuitbarstingen, een uitzonderlijk zwaar regenseizoen, een dodelijk ongeval op de set én een affaire tussen hoofdrolspelers Russell Crowe en Meg Ryan, die breed werd uitgesmeerd in de pers. De man die naam maakte met An Officer and a Gentleman en The Devil’s Advocate weet dus goed genoeg dat het in het filmvak maar op één ding aankomt: blijven doorbijten. Misschien niet toevallig ook een van de karaktertrekken van Ray Charles.

Volgens uw film werd heel het leven van Ray Charles bepaald door één groot trauma: de dood van zijn broertje. Is dat niet al te simplistisch?

Hackford: Toch niet. Dat trauma is het begin van zijn hele reis. Laat ik het zo stellen: ik heb 15 jaar kunnen praten met de man. Ik heb zijn autobiografie gelezen, wat volgens mij maar een deel van het verhaal is. Ik heb hem letterlijk gevraagd of hij zonder zijn blindheid evenveel bereikt zou hebben. ‘Waarschijnlijk niet’, antwoordde hij. De sleutels van dit verhaal heb ik dus van Ray Charles zelf. Ik heb inderdaad bepaalde keuzes moeten maken, om me op dat deel van zijn leven te concentreren en een verhaal te vertellen over de strijd die hij geleverd heeft. De laatste 40 jaar van Ray Charles’ leven vond ik minder interessant omdat het één grote succes-story is. Daarom heb ik de nadruk gelegd op de dood van zijn broertje, omdat het volgens mij het keerpunt in zijn leven is geweest. Vanaf dat moment leed hij aan het syndroom van de overlevende broer en moest hij voor twee leven om zijn schuldgevoel te verwerken.

Had Ray Charles geen probleem met die invalshoek?

Hackford: Nee, hij heeft elke versie van het script gelezen en ik heb hem stap voor stap op de hoogte gehouden van alles wat ik wou doen. Geloof me vrij, als Ray Charles ook maar ergens niet mee akkoord was gegaan, zou deze film er nooit gekomen zijn. Hij was een enorme controlefreak. Bovendien beheerde hij de rechten op de muziek, en zonder de songs stond ik nergens. Ik heb hem dus van bij het begin gezegd dat ik een film wou maken die niet altijd een even sympathiek beeld zou schetsen van hem. De rokkenjagerij, de drugsverslaving, het feit dat hij allesbehalve een makkelijke mens was en door veel mensen beschreven werd als een klootzak, het zou er allemaal in komen. Maar Ray Charles had zo’n sterke persoonlijkheid dat hij er geen graten in zag. Zolang we maar de waarheid vertelden.

Wat voor persoon was Ray Charles volgens u?

Hackford: Onoverwinnelijk. De eerste keer dat ik hem ontmoette, kwam hij opdagen zonder begeleider, wandelstok of hond. Hij liep rond vier stoelen en een tafel, liep naar me toe, stak zijn hand uit en zei: ‘Hey Taylor, put some skin in the pocket.’ Zo praatte hij. Vervolgens ontweek hij nog vier stoelen, ging zitten en zei: ‘Heb je de Lakers gezien gisterenavond? Niet te geloven hoe Magic Johnson die driepunter nog scoorde!’ (lacht) Ik dacht ‘Shit, hij kan wel zien! Dit is oplichterij!’ De waarheid is dat Ray Charles geen oogballen meer had, maar die anekdote zegt wel alles over hem. Hij was geen klager. De pijn, het trauma, de moeilijkheden, hij zei dat het niks voorstelde en dat veel mensen het nog veel zwaarder hadden gehad dan hij. Maar die pijn was net waar ik naartoe wou in mijn film, tonen waar de emoties die je in zijn songs kon horen vandaan kwamen. Ik heb mijn conclusie getrokken nadat ik met 30 tot 40 mensen uit zijn omgeving had gepraat. Ray had op elk moment ‘bullshit!’ kunnen roepen, maar dat heeft hij niet gedaan.

U had hem nodig voor de muziek, zegt u. Ging dat verder dan enkel het vrijgeven van de rechten?

Hackford: O ja. Ik zei hem dat ik niet van plan was om Jamie Foxx de songs opnieuw te laten inzingen. Jamie is een erg goeie muzikant, maar er is maar één Ray Charles. Ik vroeg hem wel of hij liveregistraties had liggen, en hij haalde een fantastisch concert uit zijn kluis, een optreden uit 1964 in het Shrine Auditorium in Los Angeles. De liveversies van What’d I Say en Hallelujah I Love Her So die je in de film hoort, komen daaruit. Maar in Ray gaat het niet enkel om optredens. Hier en daar zie je hem tokkelen op de piano: Ray heeft die improvisaties zelf ingespeeld. Zoals het moment in de bar, wanneer alle anderen ervandoor zijn met meisjes en zijn baas hem in de zak heeft gezet. De pijn van het leven on the road, als hij niet wist waar hij was en compleet alleen in het donker zat: die wou ik ook horen. Heroïne was niet alleen iets cools wat al zijn helden deden – Charlie Parker, Miles Davis, Billie Holiday – het was ook een manier om ergens bij te horen, om hem af te schermen van die pijn.

Gelooft u in het cliché dat je moet lijden om grote kunst te maken?

Hackford: Ik wou in elk geval een film draaien over welke impact iemands leven heeft op de kunst die hij maakt. Iedereen op deze wereld zal Ray Charles al wel eens gehoord hebben. Hij heeft het talent om universeel te communiceren. Maar wat mij vooral interesseerde, was het leven dat die kunst hielp creëren. Het talent had hij al, maar hij was ook een van de hardst werkende mensen die ik ooit ontmoet heb. Hij had een enorme gedrevenheid om zichzelf te bewijzen, niet alleen wegens zijn handicap, maar ook omdat hij zwart was. Die ambitie heeft hij tot zijn dood gehad.

Weet u nog welke Ray Charles-song u voor het eerst gehoord heeft?

Hackford:I Got a Woman. Ik was 9. Ik hoorde de song bij een vriend thuis, op een radiostation uit Los Angeles. In Santa Barbara, waar ik woonde, kon je geen zwarte radiostations ontvangen. Toen ik dat hoorde, was het alsof ik drugs nam. (lacht) Ik wist dat het iets was waar ik eigenlijk niet naar hoorde te luisteren. Het was zo sexy en cool en rauw en taboe. Het was zwart, right? Opeens ging Amerika voor me open. Ik leefde in een racistische samenleving die blank en zwart gescheiden wou houden, maar die muziek haalde dat onderscheid moeiteloos onderuit. Daarom hou ik ook zoveel van muziek. Het is iets chemisch, emotie. Je reageert op een manier die je niet onder controle hebt. Ik maak working class cinema, want dat is mijn achtergrond. Mensen als Ray Charles hebben niets als ze beginnen, maar dan scheppen ze iets wat zo aanslaat dat ook de rijkste mensen er wild van zijn. Toen ik in het derde middelbaar zat, hoorde ik What’d I Say voor het eerst, en dat was pure seks! Ik had al eerder songs ontdekt die naar seks verwezen, maar What’d I Say liet er geen enkele twijfel over bestaan. Je kon iemand horen klaarkomen! Voor mij zijn die songs meesterwerken en daarom wou ik absoluut zijn verhaal leren kennen.

Heeft hij de film nog ‘gezien’ voor hij stierf?

Hackford: Ja, ik heb hem een eerste ruwe montage laten horen, in de herfst van 2003. In februari van dat jaar, toen we de muziek voor de intieme scènes opnamen, was hij nog energiek en lastig, maar op amper enkele maanden tijd was hij fel verzwakt. Het was schokkend om hem te zien. We ontmoetten elkaar in zijn kantoor. Hij had er geen televisie, dus moest ik een oud toestel uit de jaren ’70 gaan halen dat een paar kamers verder stond. (lachje) Na twintig minuten had hij nog altijd geen spier verroerd. Ik dacht: ‘Jezus, hij vindt het rommel!’ Maar toen begon hij tegen het scherm te praten. Hij zei: ‘Ik wil mijn mama horen.’ Toen wist ik dat het goed zat: zijn moeder was de belangrijkste persoon uit zijn leven. En achteraf zei hij dat hij heel blij was.

Door Ruben Nollet

‘Veel van Ray Charles’ songs zijn pure seks. In What’d I Say kan je iemand horen klaarkomen.’

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content