‘IK WIL DE NAR ZIJN’

Ze heeft een talent voor humor en voor uitzonderlijke normaliteit. Het is die combinatie die Ruth Beeckmans in Safety First injecteert en die haar de zeldzame status van grappige vrouw heeft opgeleverd. ‘Wat ik daar persoonlijk van vind? We moeten allemaal een beetje meer op onze bek gaan.’

‘Welkom in ons stinkhol.’ Ruth Beeckmans zwaait de glazen deur van het kale clublokaal open waar de vrouwen van theatercollectief Compagnie Barbarie elke dag samen komen om het eens te hebben over de dingen waar ze het al zo lang over wilden hebben maar waarvoor ze nooit de tijd hadden. De geur is een mengeling van stookolie, muurschimmel en keldervocht. Buiten mag het dan opvallend warm zijn voor de tijd van het jaar, binnen hangt het klamme van een late novemberdag. ‘Gezellig kun je het hier niet noemen, maar het gaat dan ook niet om de gezelligheid’, zegt Beeckmans terwijl ze haar muts van de tafel grist. ‘Ik ben weg. Tot zo.’ ‘Dag Rudi.’ De Rudi, zo noemen ze haar.

Onderweg naar het café op de hoek vertelt ze waar ze mee bezig zijn, daar in hun stinkhol. Met veel en weinig tegelijk. ‘We zijn onze databank aan het vergroten. We verzamelen ideeën, we schrijven wat samen, we verzinnen wat sketches. Misschien komt er iets van, misschien ook niet. Het is de eerste keer dat we zo werken en het is heel bevrijdend. Een dag waarop er wat minder gebeurt, is niet meteen een verloren dag. Gisteren hebben we een hele dag dvd’s gekeken bij Liesje De Backer thuis. Dat kan, zonder schuldgevoel, want het hoort bij hoe we nu aan het werken zijn.’

Het is wel boeiend. In tijden waarin iedereen opgejaagd wordt om veel meer met veel minder te doen, beslissen jullie om rond de tafel te gaan zitten en jullie tijd te nemen.

RUTH BEECKMANS: Nu zitten we hier allemaal in onze vrije tijd – subsidiegeld is enkel voor voorstellingen – maar die besparingsmaatregelen doen ons best wel stressen. We krijgen nog geld, en daar mogen we blij mee zijn, maar het is 7,5 procent minder dan beloofd. Er sneuvelen projecten. We waren van plan een loket op te richten om beginnende kunstenaars te adviseren. We wilden al onze ervaring van de voorbije zeven jaar graag delen, jonge mensen aantrekken, maar ja, dat levert natuurlijk geen concrete voorstelling op. De kans is ook groot dat we niet meer altijd met zeven zullen spelen. Een man minder op het podium, dat scheelt in de loonkosten. Het is wel vreemd om tegen elkaar te zeggen: misschien moet jij voor deze keer iets anders zoeken.

Hoe beslis je dat? Jij doet bijvoorbeeld al veel andere dingen. Voel je je dan verplicht het theater aan anderen te gunnen?

BEECKMANS: Goh, dat zal er toch een beetje van afhangen. Het fijne is dat we voornamelijk blij zijn als iemand van ons elders werk heeft. Natuurlijk was het in het begin wel even vreemd dat de mensen van Shelter mij vroegen voor Wat als? terwijl we met z’n allen mee ideeën hadden geleverd. Dat ik nu en dan op tv kom, heeft ook een gunstig effect op de Compagnie: mensen komen kijken omdat ze benieuwd zijn naar wat ik of Sarah Vangeel nog doe.

Veel kunstenaars zweven net boven of net onder de armoedegrens. Hoe zit dat bij jou?

BEECKMANS: Mijn vriend heeft gelukkig vast werk als brandweerman. Ik heb maanden gehad dat ik niets verdiende, maar dan was er wel zijn loon. Als je voor tv begint te werken, verdien je beter. Concreet hang ik nu boven die armoedegrens, maar veel rek zit daar niet op. Niemand begint aan een theateropleiding met het idee: ik ga veel verdienen. Je weet dat het onzeker is, maar dat betekent niet dat we kunstenaars moeten laten verhongeren. Op dit moment wil ik graag geloven dat als we allemaal een beetje inleveren het wel goed komt. Natuurlijk halen ze het geld bij de verkeerde mensen en sectoren, en natuurlijk is dat frustrerend. Hoe ga je daarmee om? Petities ondertekenen? Protesteren? Dat is allemaal goed en ik doe er graag aan mee, maar ik probeer toch te denken dat die besparingen nodig zijn. Want als er geen reden is, nee, dat zou toch gewoon te erg zijn?

Maar helemaal zeker ben je daar niet van?

BEECKMANS: Ik weet de laatste tijd steeds minder wat ik goed en slecht moet vinden. Ik word soms echt ongelukkig als ik naar de wereld om me heen kijk. Ik merk dat ik vaak het nieuws gewoon uitzet. Ik wil het niet horen, niet weten. ‘Komaan,’ denk ik dan, ‘gewoon samenleven, dat kan toch niet zo moeilijk zijn. Moet je echt de ander kapotmaken om wat hij denkt of om wat hij gelooft?’ Tegelijk merk ik dat het steeds meer aanvaard is om bepaalde idealen te hebben die mij doen huiveren. Weet je wat het moeilijkste is?

Dat je er zo weinig aan kunt doen?

BEECKMANS: Dat, maar ook: ik heb wel een kind in dat wespennest gezet. Waar heb ik haar in godsnaam in gedropt? In hele donkere momenten denk ik: ik moet haar absoluut vertellen dat ze geen kinderen mag krijgen. Nonsens, ik weet het, want ze is zelf het mooiste wat me ooit overkwam en dat gevoel wil ik haar niet ontzeggen.

Op de site van Compagnie Barbarie staat dat jullie het precies daarover willen hebben: onze kwellingen en hoe ermee te lachen.

BEECKMANS: Jaha, dat hebben ze weer mooi geformuleerd. Nu, buiten mijn gepieker over de wereld heb ik weinig kwellingen. Tenzij… Allez, ja, ik zal het maar zeggen: ik wilde in de tweede reeks van Safety First echt magerder zijn. EN IK BEN BEGOT DIKKER! Het was mijn eerste reactie toen ik de reeks zag: Rudi, maske, het is je weer niet gelukt. Je bent weer bijgekomen. Regelmatig sta ik ’s morgens op met het wondermooie voornemen: vandaag gaat het lukken, vandaag zeg ik nee tegen die chocoladekoeken. Maar dan staat er een chocoladekoek voor mijn neus en denk ik: toch zonde om zoiets lekkers te laten liggen. Zo erg ook voor die koek. Blijkbaar vind ik dat afvallen dan toch niet belangrijk genoeg om er echt moeite voor te doen.

Ook daar houden jullie volgens jullie website van: de steeds weer falende mens. In al zijn verschijningsvormen.

BEECKMANS: Absoluut. We moeten een beetje meer op onze bek gaan. Er is zo weinig plaats in deze prestatiegerichte maatschappij om fouten te maken, om niet de beste te zijn. Een mens moet kunnen mislukken en opnieuw proberen. Steeds maar weer. Zonder dat hij onmiddellijk opzij wordt gezet als loser: ‘Nee, loser, jij mag niet meepraten, jij telt niet mee, jij bent het niet waard.’ Moeten we echt allemaal de beste zijn in wat we doen? Mogen we niet het recht hebben om gewoon te zijn zonder te staan zwaaien: look at me?

Als actrice wil je toch niet anders?

BEECKMANS: Je gaat inderdaad niet op een podium staan als je niet wilt dat mensen naar je kijken. Maar voor mij begint het minder bij de behoefte om gezien te worden dan bij simpele goesting. Ik doe graag onnozel. Ik speel graag. Zo simpel is het. Als kind ging ik in mijn eentje naar de kinderdienst in de kerk omdat ik er door de microfoon mocht praten. Ik vond dat zo tof. In de middelbare school was ik een van de 32 meisjes tussen zo’n duizend jongens. De jongens lachten altijd met mij. ‘Je moet stand-up doen’, zeiden ze. Ik heb het nog in mijn vriendenboek staan: ‘Dan zie ik je later op het podium terug.’ Ik heb pas echt beseft hoe graag ik dat doe toen ik ermee stopte. Omdat ik de inlevingsweek aan Herman Teirlinck op alle vlakken een psychische kwelling vond, ben ik Germaanse talen gaan studeren. De eerste dag, de eerste les, wist ik al: dit is niets voor mij. Die tl-lampen, die ernst, ik werd daar ziek van. Ik wilde spelen. Ik deed dat ook. Als ik te laat in de les kwam, dan deed ik alsof ik met mijn hoofd tegen de deur liep en riep ik heel hard ‘au’. Een beetje stom, ja, maar ik had dat nodig. Ik wil de nar zijn. Na twee maanden hield ik het voor bekeken aan de universiteit. Het jaar erop schreef ik me in aan het Rits. Die school klopte met wie ik ben: een beetje chaotisch.

Tegenwoordig hebben we de neiging collectief in zwijm te vallen als er grappige vrouwen opduiken. Het schijnt dat dat een zeldzaamheid blijft. Voel jij je een uitzonderlijk fenomeen?

BEECKMANS: Wat een vraag! Dat zie je toch? Nee, zot, natuurlijk niet. Humor zit in je en als dat niet de kop wordt ingedrukt, dan kan dat openbloeien. Ik zie dat nu al bij mijn dochter. Ze is twintig maanden, maar die kan al een grap ensceneren. Ontroerend om naar te kijken. Zegt de mama.

Er zijn mensen die beweren dat humor een angst voor diepgang verbergt.

BEECKMANS: Ik weet het, maar ik vind dat onzin. Op school moesten we tijdens de godsdienstles eens een masker tekenen dat onze persoonlijkheid uitdrukte. Ik tekende een clown. Ah ja, was mijn uitleg, ik lach graag. De leraar bekeek me met zo’n griezelige blik: ‘Ik zou graag eens weten wat er achter dat masker schuilgaat.’ ‘Euh, niets’, antwoordde ik. Een heel jaar lang is hij het blijven vragen. ‘Is er iets?’ ‘Sorry, nee, er is niets. Ik lach gewoon graag.’ Ook hij dacht dat ik van alles verzweeg door met ongeveer alles te lachen. Ik ben niet bang voor diepgang. Met Compagnie Barbarie verkennen wij met humor zeer diepe krochten. Het voordeel is dat humor het altijd iets makkelijker maakt om die krochten te verkennen. Wat ik wel merk, en nu wijk ik af van de vraag…

Dat mag. Ik ben benieuwd.

BEECKMANS: Dank u. Wat ik wel merk, is dat ik niet meer om alles kan lachen. Ik vind het moeilijk om uit te leggen, want ik vind dat je om alles mag lachen, maar er zijn onderwerpen die ik zelf bewust links laat liggen. Zaken die te gevoelig zijn of die een te grote impact hebben gehad op de geschiedenis. Jodenmoppen, bijvoorbeeld. Vroeger dacht ik: we moeten toch Jodenmoppen kunnen blijven maken? Ik vind dat nog steeds, maar ik vind het niet meer grappig. Omdat ik me nu de mensen voorstel achter die moppen. Misschien heeft dat te maken met ouder worden, of met een kind krijgen? Je wordt toch een beetje meer een zachtgekookt ei. Ik mag dan wel een grote mond hebben en ik durf grof uit de hoek te komen, maar als er een dood dier op de weg ligt, dan begin ik te huilen.

Is dat de Ingrid Porrez uit Safety First in jou? De goedaardige, wat seutige tante?

BEECKMANS: Ik zie dat graag, zulke voorzichtige mensen die altijd het beste willen voor de ander. Ik had nooit gedacht dat ik het zo leuk zou vinden om te spelen, een seut met het hart op de juiste plaats, maar ik ben scenarist-regisseur Tim Van Aelst echt dankbaar dat hij zo’n vrouw van haar heeft gemaakt. Dat was een gok. In de pilotaflevering speelde ik een totaal andere Ingrid. Ze was een bitch eersteklas. Iedereen moest keihard lachen om haar. Maar Tim zei: ‘Het werkt niet.’ Verdomme, heb ik nog gedacht, ik wil ook grappig zijn. Tim had gelijk. Ingrid is minder uitgesproken, wat kleurlozer zelfs, maar de dynamiek tussen de vier is nu veel mooier om naar te kijken.

Heb jij ooit het gevoel gehad dat je te gewoon was, niet speciaal genoeg om te acteren?

BEECKMANS: Oh ja. Ik ben zo graag normaal, ik ben zo hard niet alternatief. Ik heb nooit speciale kleren gedragen, nooit dreadlocks gehad, dus ja, ik heb me afgevraagd of ik niet beter een paar trauma’s had gehad. Of ik niet te gewoontjes was. Nu denk ik dat de normaliteit waar ik uit voortkom net mijn sterkte is. Mijn vader heeft een krantenwinkel, mijn moeder rijdt rond als koerier, mijn zus heeft een café in de dokken, maar ze is ook al cipier en studiemeesteres geweest en mijn broer woont ondertussen in Australië. Kunstzinnig doen was er niet bij, bij ons thuis, maar mijn ouders stonden wel voor alles open. Ze hebben ons nooit iets opgedrongen.

Ik heb er waarschijnlijk een te romantisch beeld van, maar bij een krantenwinkel moet ik altijd aan de tabakswinkel van Harvey Keitel in Smoke denken, zo’n plek waar iedereen met zijn verhalen binnenwaait.

BEECKMANS: Buiten mijn eigen huis – met mijn man, mijn kind, mijn hond – is er geen andere plek waar ik meer tot rust kom dan in de krantenwinkel van mijn vader. Ik kijk graag naar mensen – een van de redenen waarom ik zo dol ben op reality-tv – en in die krantenwinkel komt de hele wereld binnen. De ene stort er zijn hart uit, de andere drinkt er zijn pintje. Het gebeurt er allemaal en ik vind het fijn om dat mee te maken. Tegelijk kijk ik ook vol bewondering naar mijn ouders. Hoe hard die al gewerkt hebben in hun leven. Mijn vader staat iedere dag voor vijf uur op om zijn krantenronde te doen, hij blijft dat doen, ook al is hij al een paar keer overvallen en heeft hij de loop van een geweer tegen zijn slaap gehad. Een week later hebben diezelfde gasten de uitbater van een nachtwinkel neergeknald. Nu schrijven ze ieder jaar een brief naar mijn vader vanuit de gevangenis. Om berouw te tonen, al verdenk ik hen ervan dat het gewoon is om vroeger vrij te komen. ‘Ik reageer er niet op’, zegt mijn vader en hij gaat door. Dat is het leven van een kleine zelfstandige, dat is een harde mens. Hij kan niet stoppen. Het is zijn inkomen. Dit jaar zijn mijn ouders voor het eerst in zeventien jaar op vakantie geweest. Het was de eerste keer dat mijn vader vloog. Als ik erover klaag dat ik hard moet werken, dan denk ik daaraan. Het is soms veel en het zijn onregelmatige uren, maar het is wel wat ik zelf wil en waar ik blij om ben. Dat is voor veel mensen anders. Mijn vader staat graag in zijn krantenwinkel. Maar hij staat daar omdat het zo gelopen is. Het was geen ambitie die hij had. Terwijl ik, kijk mij, ik kan de tijd nemen om samen met vriendinnen uit te zoeken waarover ik het nog eens wil hebben.

ZE KIJKT OP HAAR GSM. ‘HET IS TIJD OM VERDER TE DOEN.’ Maar, zegt ze bij het afscheid, first things first. Ze steekt de straat over en loopt de bakkerij aan de overkant binnen. Bakkerij Rudy. Rudi en Rudy, het klinkt als het betere komische duo.

SAFETY FIRST – REEKS 2

Vanaf woensdag 29/10 om 20.35 uur op VTM.

DOOR TINE HENS

RUTH BEECKMANS: ‘IN DE GODSDIENSTLES MOESTEN WE EEN MASKER TEKENEN DAT ONZE PERSOONLIJKHEID UITDRUKTE. IK TEKENDE EEN CLOWN. DE LERAAR HEEFT ZICH HET HELE JAAR AFGEVRAAGD OF IK IETS VERZWEEG.’

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content