Op 17 april is het vijftig jaar geleden dat de wereldtentoonstelling op de Heizel haar deuren opende. De Belgische televisie stond nog in haar kinderschoenen en toppresentator Pros Verbruggen wist soms niet wie hij eigenlijk aan het interviewen was. ‘Maar het was wel de mooiste periode uit mijn carrière.’

Pros Verbruggen mag dan al tachtig zijn, hij doorkruist dezer dagen het land om herinneringen op te halen aan Expo 58. Zijn stem is nog helder genoeg om het gerestaureerde jaaroverzicht uit 1958 opnieuw in te lezen en tijdens het speciale Expo-Journaal op 17 april is hij een van de gasten. In tegenstelling tot veel van zijn generatiegenoten heeft hij nog haarscherpe herinneringen aan de Wereldtentoonstelling in Brussel.

Verbruggen was omroeper op de radio toen er in Vlaanderen eind 1953 van start werd gegaan met televisieuitzendingen. Eén keer had hij, net buiten de landsgrenzen, al kennisgemaakt met het kleine scherm. Bij TV-Lille. ‘Maar dat stelde niet veel voor. De Fransen probeerden met die uitzendingen in het Nederlands televisietoestellen te verkopen in West-Vlaanderen. In die periode waren ze in België nog aan het bakkeleien over welk systeem ze zouden gebruiken om uit te zenden. Dat programma op TV-Lille was op zaterdagmiddag. Het duurde maar een half uur. Ik weet zelfs niet meer wat ik daar precies gedaan heb. Waarschijnlijk heb ik een gedichtje voorgelezen.’

Maar u had wel de brandende ambitie om televisie te gaan maken.

Pros Verbruggen: Toen Jan Boon, de directeur-generaal van het Nationale Instituut voor Radio-Omroep (NIR) op zoek was naar medewerkers, heb ik een brief geschreven naar zijn secretariaat. In zijn antwoord stond ‘dat er verschillende omroepers van de radio naar televisie zouden worden gedetacheerd, naargelang van hun kennis en ervaring met het medium’. Dat sloeg nergens op, want er was in heel Vlaanderen niemand die ook maar enige ervaring had met televisiemaken. Maar ik mocht dus wel beginnen als presentator.

100.000 of niets

De eerste quiz die u presenteerde, ‘100.000 of niets’ ging van start in 1956. Het was meteen een groot succes.

Verbruggen: Daarvoor had ik ook nog een andere quiz gepresenteerd vanop het dak van een of andere Brusselse garage. Maar die was veel minder populair dan 100.000 of niets. Samen met Tony Corsari en Bob Van Bael moest ik de kandidaten ondervragen over één bepaald onderwerp tot er nog één iemand overbleef. Wie in de eindronde alles juist had, ging naar huis met 100.000 frank.

Wat in die tijd een enorm bedrag was.

Verbruggen: De eerste twee jaren reikten we nog geen geldsom uit. De winnaar kreeg voor 100.000 frank huishoudtoestellen. Dat was natuurlijk verborgen reclame voor de fabrikanten, maar het bleef een enorm bedrag. Per dertien afleveringen mochten er maar twee of drie winnaars zijn. Anders gingen we boven ons budget.

Aan Pros Verbruggen dus om de vragen een beetje te manipuleren.

Verbruggen: Ik niet. Ik kreeg zelfs vaak te horen dat ik te veel meeleefde met de kandidaten. Maar de vragen werden uiteraard gestuurd. Tegen dat we aan de eindvraag waren toegekomen, wisten de juryleden al welk vlees ze in de kuip hadden. Sommige deelnemers hadden zich ongelofelijk verdiept in hun onderwerp. Dat leidde tot de meest absurde vragen. Of tot hevige discussies met de jury. Op een keer moest de overgebleven kandidaat zeggen in welk jaar het Geuzenlied was geschreven. Die datum was het enige antwoord op zijn blad dat verkeerd was. De opnames waren in Antwerpen, maar de jury zat in Brussel omdat er al te veel ambras was geweest. Die man bleef kalm, staarde recht in de camera en verzekerde de juryleden dat hij het bij het rechte eind had. ‘We zullen het nakijken’, zeiden die na lang aandringen. De kandidaat bleek gelijk te hebben, maar ons bestuur weigerde de prijs uit te reiken. Ik was het daar niet mee eens. Een hele week lang is dat in de actualiteit geweest. Er was zelfs een worstendraaier uit Mariakerke die me opbelde: ‘Meneer Verbruggen, ik heb dat ook opgezocht en die man heeft gelijk. Als jullie hem niet betalen, dan zal ik die 100.000 frank wel schenken.’ Voor hem was dat natuurlijk uitstekende reclame, want hij stond in alle kranten. Bovendien heeft hij dat bedrag niet moeten betalen, want de NIR is alsnog door de knieën gegaan.

Cemil en zijn brik

Op de wereldtentoonstelling mocht u elke dag de gasten interviewen. Had u daar al enige ervaring mee?

Verbruggen: De expo opende op 17 april. Ergens in maart hebben ze mij gevraagd voor de presentatie. Annie Declerck, die de andere helft van de interviews voor haar rekening zou nemen, was al eerder aangeduid. Maar zij was de dochter van de Antwerpse socialistische gouverneur. Ze zochten dus nog iemand met een katholieke achtergrond. Ik was de tjeef van dienst. De NIR had op de Heizel twee studio’s laten bouwen, maar ik denk dat ze eigenlijk niet goed wisten wat ze daarmee zouden aanvangen. De eerste dagen kregen we ook nauwelijks iemand voor onze microfoon. Dat is wel verbeterd nadat we de fantastische Ferre Daems hadden aangesteld. Die spurtte de hele tijd van het perron in Brussel-Zuid langs de grote Brusselse hotels naar de aankomsthal in Zaventem om de interviews met de gasten vast te leggen.

Wat deed u op de dagen dat u niemand vond om te interviewen?

Verbruggen: Dan stuurden we iemand naar het Nederlandse paviljoen om daar een jonge knaap op te pikken. Die waren meestal welbespraakt en er was geen vertaling nodig. Een keer kwam Ferre Daems ook aandraven met Cemil, een Tunesiër die op de expo een restaurantje had geopend. Hij had zijn vrouw bij, die hij voorstelde als ‘la princesse Layla’, en twee dienaars die een enorme schaal met eten op onze tafel neerpootten. Ik had nog nooit van een brik gehoord, een soort flensje, maar dan op zijn Tunesisch. Toen ik daar mijn tanden inzette, droop het eigeel over mijn kostuum. En dat allemaal rechtstreeks in de uitzending.

Werden die interviews dan niet in de loop van de dag opgenomen?

Verbruggen: Neen. Alles was live, net zoals de quizprogramma’s waar ik het daarnet over had. Tijdens 100.000 of niets hebben we het ooit eens meegemaakt dat ze de vragen voor een andere aflevering hadden meegegeven. Maar eens de camera’s draaiden, konden we niet meer terug. Op de Expo was dat vooral vervelend wanneer je gasten voor je kreeg die je nauwelijks kende. Van grote beroemdheden zoals Audrey Hepburn wisten we natuurlijk wel wie ze waren, maar op een dag zat daar plots de grote baas van IBM in de studio. Wist ik veel wat ik aan die man moest vragen. Hij vond het wel amusant dat ik daar zo zat te stuntelen.

Iedereen herinnert zich van Expo 58 de recepties met champagne en honderden hostessen. Maar ondertussen liep het daar wel vol schoolkinderen aan de hand van juffrouw-nonnetje. Viel dat een beetje te combineren?

Verbruggen: Zo liederlijk ging het er niet toe. Ik ben in die zes maanden ’s avonds maar twee keer naar Vrolijk België gegaan. Over die ene keer zal ik niets vertellen, want die gast waarmee ik daar toen ben blijven plakken, leeft waarschijnlijk nog (lacht). Maar eigenlijk wilden alle bezoekers allemaal hetzelfde: eens op de kabellift zitten, de Spoetnik zien in het Russisch paviljoen, een chocolaatje meegraaien bij Côte d’Or en misschien nog een gezelschapsspelletje spelen tegen de computer. Voor de rest werd daar vooral veel geslenterd. Dat is nu toch nog altijd zo op tentoonstellingen? Wie is er nu écht geinteresseerd in een duur middeleeuws boek achter glas of een paar aaneengelijmde scherven uit de tijd van de Romeinen? De bezoekers die wilden weten wat er allemaal te vinden was in het Tsjechisch of het Tunesisch paviljoen, waren op één hand te tellen.’

Toch noemt u die zes maanden op de Expo de mooiste ervaring uit uw carrière.

Verbruggen: Iedereen wilde daar wel bij zijn, hé. Er hing een geweldige sfeer. We wisten dat we zoiets maar één keer in ons leven zouden meemaken.’

The Unwatchables

Tot eind jaren zestig bleef u een populaire presentator van allerlei spelprogramma’s. Waarom verdween u toen plots van het scherm?

Verbruggen: Het was gedaan met de grote quizprogramma’s en ik werd niet meer gevraagd. Ondertussen was ik wel al een tijdje vaste medewerker bij de openbare omroep. Na de Expo had Boon me gerustgesteld: ‘Er zal voor u gezorgd worden.’ Ik heb nog een poosje getwijfeld om het als journalist te proberen, maar ik voelde me goed bij de film- en aankoopdienst.

Waren er buitenlandse programma’s die hier niet op de openbare zender mochten?

Verbruggen: Ik weet dat ze, voor ik aan het hoofd van de aankoopdienst kwam, al eens The Untouchables hadden geweigerd omdat dat zogezegd te gewelddadig was. Maar later hebben we die serie wel aangekocht. Trouwens, nu wordt er een programma gekocht en zenden ze ineens alles uit. Maar toen werd elke aflevering op voorhand bekeken. In één aflevering van The Untouchables werd er iemand met een dolk neergestoken. Die hebben we nooit mogen uitzenden. Een journalist van De Standaard is er ooit in geslaagd om de uitzendingen van Batman na twee seizoenen stop te laten zetten. Hij vond dat de serie niet geschikt was voor kinderen en verdacht er ons van dat we dat alleen maar uitzonden om reclame te maken voor de gelijknamige strip in Het Laatste Nieuws. De hoofdredacteur van die krant was namelijk ook de voorzitter van onze raad van bestuur. Alsof die ook maar enig benul had van wat wij met onze dienst allemaal aankochten.

Hoe frusterend was het om in die jaren bij de BRT te werken, terwijl de helft van Vlaanderen naar de Nederlandse televisie keek?

Verbruggen: Voor mij was dat geen probleem. De openbare omroep had geen concurrentie in Vlaanderen. Als ik een programma goed vond, kocht ik het. Twee maanden later kon het al op antenne. Mijn collega’s uit Nederland, met al zijn verschillende omroepverenigingen, zijn daar dikwijls over komen klagen. (met Hollands accent) ‘Prosper, het is toch niet eerlijk dat jullie al die programma’s eerder op de buis brengen.’ Zij moesten natuurlijk eerst met elkaar in de clinch gaan om iets binnen te halen. De eigen producties waren een heel ander verhaal. Er heerste bij ons veel bitterheid omdat er zoveel Vlamingen naar de Nederlandse televisie keken. Aan de top hadden ze er ook geen idee van hoe ze dat konden ombuigen. Ik weet nog dat de directeur op een bepaald moment hoorzittingen begon te organiseren. Zo zijn we eens voor zo’n debat naar Hasselt getrokken onder de slogan: ‘Wat hebben wij u misdaan?’ (bulderlach) Kan je je dat nu nog voorstellen dat je als openbare omroep naar de kijker stapt en zegt: ‘Wij maken toch ook programma’s. Waarom kijken jullie niet naar ons?’

Wanneer is dan de kentering gekomen?

Verbruggen: Cas Goossens heeft geprobeerd het roer om te gooien, maar al bij al heeft dat niet veel uitgehaald. We hebben moeten wachten tot de komst van Bert De Graeve vooraleer het beter is beginnen te gaan. Ik versta ook diegenen niet die beginnen te zeuren dat hij tien keer meer verdiende dan zijn voorganger. Topmanagers als De Graeve hebben iets wat anderen niet hebben. Hij heeft ervoor gezorgd dat de openbare zender weer voorbij VTM is gesneld.

U was verknocht aan de BRT. Maar na uw pensioen heeft u wel nog meegeholpen met de oprichting van VT4. Was dat geen shock?

Verbruggen: Het was allemaal begonnen met een Zuid-Amerikaan die mij gecontacteerd had. Hij wilde Mexicaanse programma’s verkopen in Europa. Toen bleek dat we de sponsors van ginder ook moesten overnemen, heb ik gezegd dat zijn plannen niet realistisch waren. Kort daarna kwam er een telefoontje van een Zweed. De Scandinavian Broadcasting System (SBS) wilde hier in Vlaanderen ook een zender lanceren. Ik vond dat wel een aantrekkelijk idee. Maar ik heb daar toen wel ervaren dat ik meer iemand was van de openbare zender. Mischien was ik toch beter met die Zuid-Amerikaan in zee gegaan.

Als jurylid van ‘U hoort nog van ons’ bent u in 1997 nog eens teruggekeerd naar het scherm. Was dat nog enigszins te vergelijken met de talentenjachten uit de pioniersjaren?

Verbruggen: Mijn ogen vielen open. Die presentator wist perfect wat hij wanneer moest doen. Elke komma stond op zijn autocue. Hij kon zelfs aflezen wanneer hij moest lachen. Dan besef je hoe amateuristisch het er vroeger toeging. Nu wordt elk foutje gewoon overgedaan. Ik heb me daar wel enorm geamuseerd. We hadden voor de titel U hoort nog van ons gekozen omdat al was gebleken dat je van de kandidaten van talentenjachten achteraf vaak niets meer vernam. Het meisje dat toen won (Lies Martens; red.) heeft daarna een vruchtbare tv-carrière uitgebouwd. Al heeft ze de televisie inmiddels de rug toegekeerd en runt ze nu een bloemenwinkel in Sint-Niklaas.

Is er vandaag nog een presentator met wie u zich zou willen vergelijken?

Verbruggen: De tijden zijn helemaal veranderd. Ik weet niet of hij nu nog op het scherm komt, maar ik heb wel altijd veel respect gehad voor Luc Appermont. En Koen Wauters vind ik ook een hele goeie.

Naar welke buitenlandse presentator keek u zelf op toen u in Vlaanderen begon te presenteren?

Verbruggen: Naar niemand. Ik kende zelfs de presentators op de Nederlandse zenders niet. Wij hadden thuis geen televisie.

Door Hannes Cattebeke

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content