Pieter Embrechts is bekend als theaterbeest, als handlanger van Bart Peeters en Hugo Matthysen, en als ambiancemaker bij El Tattoo Del Tigre. En nu trekt hij ook met zijn eigen liedjes de boer op. ‘Ik kreeg zo vaak opdrachten van anderen dat ik mijn eigen ding bewaarde voor als ik eens tijd had. Nu máák ik er tijd voor.’

In concert: 5/12 CC Wilrijk, 19/12 De Bottelarij, Brussel, 16/1 Arenberg, Antwerpen, 17/1 CC Heusden-Zolder, 23/1 CC Herent, 24/1 CC Koksijde en 31/1 CC Lier.

Toen Pieter Embrechts een tijdje terug demo’s van zijn Nederlandstalige liedjes had rondgestuurd, kreeg hij van Sony vrij snel een deal aangeboden. De platenmaatschappij wilde binnen het jaar drie singles en een album uitbrengen. De onderhandelingen sleepten bijna vier maanden aan. Intussen hield Embrechts alle aanbiedingen van tv en boekingsagenten af. Toen de platenfirma voorstelde om hem te koppelen aan de producer van de commerciële Nederlandse groep Blof, begon Embrechts nattigheid te voelen. Dat hij eerder aan Jo Francken dacht, de geluidsarchitect achter Admiral Freebee en Zita Swoon, zag Sony niet zitten. ‘Ze zeiden: “Het probleem met Jo is dat hij gaat maken wat jij wilt. Wij hebben iemand nodig die je songs naar een groot publiek kan vertalen. ‘Toen ze me vroegen op welke zender ik mijn muziek gedraaid zag worden en ik over Studio Brussel begon, zeiden ze vlakaf: ‘Dan hebben wij toch een beetje een verkeerd beeld van je gekregen.’ Het was dan ook geen verrassing toen Sony even later de plannen afblies.

Embrechts was woedend. Hij had op basis van de vooropgestelde releasedata zijn komende tournee fors ingekort, en bovendien had hij zijn oorspronkelijke ambitieuze plan om verschillende regisseurs filmpjes bij zijn liedjes te laten maken, afgeblazen. ‘Ik heb door dat Sony-verhaal, alle cineasten die ik bereid had gevonden en alle culturele centra afgezegd. Ik voelde mij keihard genaaid. Toen ik de grote baas van Sony ziedend opbelde, voelde ik dat het die mens niks deed. Gelukkig konden mijn muzikanten begrip opbrengen. “We hebben dat allemaal al eens meegemaakt”, reageerden ze. Met open ogen was ik in de valkuil getrapt. Maar ja, weersta maar eens aan de verlokking van een major die met 1,6 miljoen oude Belgische franken staat te zwaaien.’

Je bent al heel lang met muziek bezig. Hoe komt het dat je er nu pas aan denkt je eigen ding te doen?

Pieter Embrechts: Misschien door zo lang in de theaterwereld te zitten. Er zijn al zoveel auteurs die het mooi verwoord hebben. Waarom zou je daar je eigen schrijfsels nog aan toevoegen? Ik kreeg ook zo vaak opdrachten van anderen dat ik mijn eigen ding bewaarde ‘voor als ik eens tijd heb’. Nu máák ik daar tijd voor.

Een sleutelmoment voor jou als songschrijver was toen je verleden jaar gevraagd werd om in kleine zaaltjes solo te spelen.

Embrechts: Dat heeft iets in gang gezet, ja. Ik heb twee jaar geleden de muziektheaterproductie Qu’on Sert Théatral gemaakt, maar daar zaten maar drie nummers van mezelf in; voor de rest vertolkte ik vertalingen van Duitse, Spaanse en Franse levensliederen. Toen ik steeds vaker de vraag kreeg om, ook voor scholen, over die voorstelling te komen vertellen, ben ik haast vanzelf tot een solovoorstelling gekomen. Daardoor kreeg ik de reflex: schrijf eens wat meer zelf. Het is beschamend hoe weinig ik op een gitaar kan, maar ik heb de schroom afgelegd. Ik besef dat het leuker is om met amper vijf akkoorden écht iets te vertellen dan in de knoop te zitten met 370 moeilijke akkoorden.

Ben je nu eigenlijk niet te bescheiden? Ik hoor van mensen die het kunnen weten dat je dé leider was van de anarchistische bende De Kakkewieten.

Embrechts: In het begin zeker. De Kakkewieten waren een bende fantasten. We repeteerden nooit. Dimitri en ik verzonnen voor een concert telkens een lijn. We kozen dertig covers uit en staken die in een verhaal. Pas voor het optreden zeiden we tegen de rest: ‘Jij bent vandaag Gandhi en jij speelt de Paus.’ Het was belangrijk muzikaal toch een beetje het overzicht te houden en een plan klaar te hebben voor het geval een concert plots stilviel. Eigenlijk was het flauwekul en toch wilde iedereen ons zien. Plots stonden we in een bomvolle Vooruit in Gent. Na afloop kwamen regisseurs op ons af. ‘Mooi hoe jullie met het publiek communiceren. Daar is hard aan gewerkt’, zeiden die dan. Ze moesten eens weten. Het ging eerder zo: ‘Daar hangt een brandblusapparaat, laat ons dáár nog iets mee doen.’ Die vrijheid heb ik nooit gekend bij andere gezelschappen. Ik denk dat iedereen ook heel serieus bezig is met zijn eigen projecten: Robby Cleiren met De Roovers, Dimitri met zijn theaterstukken, Bart Voet en Esmé Bos met Tres Tigres Tristes. Terwijl ze geen van allen De Kakkewieten ernstig wilden nemen. Je probeerde angstvallig te verzwijgen dat je daarbij speelde. En toch was er zoveel vraag naar: dat was helemaal niet in balans. Het floreerde, als onkruid. (lacht)

Samen op een podium staan, is fantastisch. Maar zet ons niet rond een tafel, want dan komen we niet overeen. Niettemin begonnen Adriaan Van den Hoof, ons Tine en Robby me anderhalf jaar geleden weer aan de mouw te trekken. Ik denk dat ze de vriendschap misten. Het gevolg: vanaf januari hebben we vier maanden gereserveerd om nog een keer samen iets op poten te zetten. We zullen in Het Paleis een stuk brengen, geschreven door Koen De Graeve. Hij wil de Odyssee van Homeros bewerken. Daar is al flink over gediscussieerd. Ik had een lijstje gemaakt met alle redenen waarom ik dat een slecht idee vond. Nadat ik het had voorgelezen, zei Dimitri: ‘Je hebt me helemaal overtuigd. We doén het.’ (lacht)

Hoe zijn De Kakkewieten in feite ontstaan?

Embrechts: Ons tuinhuis in Mortsel fungeerde als repetitiekot voor iedereen uit de buurt die keihard gitaar wou spelen, zoals de gasten van Bazaaar en dEUS. Ik had, net als mijn broer Bert, ook eigen groepjes. Met Robby Cleiren had ik op mijn 15e eentje waarmee ik eigen Engelstalige songs schreef: Absurd Coincidence. Daarnaast zat ik ook in het compleet geschifte Sheriff Wilson And The Funkadelic Federation, met verder Tom Pintens (Zita Swoon), Stoffel Verlackt (Sukilove) en Chris Cleiren, de broer van Robby. Op een avond hadden we een concert met Sheriff Wilson in een jeugdhuis, maar een deel van de groep kon zich niet vrij maken. De mannen van Absurd Coincidence sprongen in, maar omdat enkele Sheriff-leden alsnog opdaagden, stonden we plots met heel veel mensen op het podium. Naar goede Sheriff-gewoonte tot in het belachelijke verkleed. Dimitri Leue, die in het publiek stond, is uiteindelijk óók op het podium beland.

Het publiek bestond uit 17 man, maar de happy few die er waren, nodigden ons wél uit voor een volgend concert. Dimitri vroeg een gast uit zijn toneelklas mee die ongelooflijk kon rappen. Zo leerde ik dus Adriaan Van den Hoof kennen. Hij zag eruit als een halve Schot, met een rosse baard én een vikinghelm. Er werd op los geïmproviseerd: alle songteksten die in je opkwamen, gooide je ertussen. We deden alsof we konden breakdansen. De clip van Beat It van Michael Jackson naspelen: dat mocht allemaal. We smeten alles op een hoop. Soms was het gênant van de eerste tot de laatste noot, maar andere keren was het doodleuk. Voor we het wisten, stonden we op Pukkelpop.

En op een avond stond Bart Peeters in de zaal?

Embrechts: Nee, Hugo Matthysen. Hij had ons op de braderij van Hove gezien. Hij vertelde dat ze met een nieuw programma op VTM begonnen, De Liegende Doos, en vroeg of we geen zin hadden om mee te doen. Wát precies onze rol zou worden, wist hij niet, maar de opnames live on air zouden twee weken later starten. Pas toen de camera’s al liepen, bedachten we onze act. Een van onze opdrachten luidde: saboteer de hoofdgast. Dan moesten wij bijvoorbeeld Dana Winner aan het lachen brengen, terwijl zij Westenwind zong. Met Bart Herman liep het mis. Die kon daar absoluut niet om lachen. Toen hij ‘Ik ga dood aan jou’ zong, antwoordde Tine, als vissersvrouwtje vermomd: ‘Ik heb ook brood voor jou’. Als alternatief stelde ik voor om een turngroep te laten optreden die er niets van terechtbracht. Ik heb nog écht in een turnkring gezeten, samen met Dimitri. Ik ken hem al héél lang en daardoor is het vertrouwen tussen ons groot. Zoals die opnames in India: die liepen heel vlot. Nochtans zijn we allebei enorme keikoppen.

Je zus Tine vertelde me dat je met je broer Bert, bassist bij De Laatste Showband, bij momenten heel fel botste toen jullie samen de groep De Embryo’s vormden. Waarover twistten jullie zoal?

Embrechts: Over de muziek. Over een basriff of een refreintje. We hebben verschillende smaken. Je wilt horen wat je zelf in je hoofd hebt. Yoko Ono heeft ooit de tapes van repetities van The Beatles vrijgegeven. Dan hoor je: ‘Truly, I don’t think it’s a good idea to play a G there.’ En dan: ‘Hey George, just play a G, man. I wrote the song.’ Pisnijdig werden die kerels omdat hun ideeën over een nummer niet met elkaar strookten. Maar het is ook zalig samenspelen met Bert. Hij is als bassist een rots waartegen je kan leunen. Aan de timing voel je soms plots dat je broers bent. Heel gek is dat. Zoals Suzanne Vega zingt over bloedverwantschap: ‘When blood sees blood of its own/it sings to see itself again/it sings to hear the voice it’s known/it sings to recognize the face.’

Hebben jullie een hechtere band dan die andere creatieve familie Lesage? Zij blijven op de hoogte van elkaars bezigheden via de krant.

Embrechts: Het toeval wil dat we net alle drie naar de roots van onze grootouders zijn teruggekeerd. Bert woont nu in het ouderlijke huis van onze opa, terwijl Tine en ik naast elkaar wonen in de straat van de moeder van onze moeder. Maar wij zoeken elkaar nu ook weer niet zóveel op, al wonen we in mekaars buurt en komen we goed overeen.

Je hebt een liedje geschreven over je liefde voor Antwerpen: ‘De Handwerpenaar’. Dat lijkt me een statement, want in die stad wordt zeker de jongste jaren enkel een klaagzang aangeheven.

Embrechts: Als je van het buitenland terugkeert, valt het telkens weer op dat het plaatselijk nieuws zelden schokkend is. We zijn nu eenmaal een welvarend land. Als je, zoals ik, een tijdlang in Amsterdam hebt gewerkt, moet je vaststellen dat hier een heel bekrompen mentaliteit heerst. Zeker wat het omgaan met vreemdelingen betreft, staan we achter.

Door Peter Van Dyck Foto Guy Kokken

‘Het is beschamend hoe weinig ik op een gitaar kan, maar het is leuker om met vijf simpele akkoorden écht iets te vertellen dan in de knoop te zitten met 370 moeilijke akkoorden.’

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content