‘IK OVERLEEF OP NOSTALGIE’

In The Deep Blue Sea keert Terence Davies terug naar zijn geliefkoosde topics: de jaren 50, het klassensysteem en de luimen van de liefde. De ‘Morrissey van de Britse film’ is zelf eindelijk terug.

Het zich welwillend wentelen in bitterzoete melancholie, het krolse koketteren met dear old Blighty, de working class chic, het pathos, de poses… Als de zingende treurnicht Morrissey een filmende geestesgenoot heeft, dan Terence Davies (66) wel, ook al is de kans klein dat hij Mozzer op zijn iPod heeft staan. Iets primitiefs als rock-‘n-roll is aan een distinguished gentleman als Davies niet besteed. Keurig opgedirkt en strak gecomponeerd melodrama daarentegen. Herinner je bijvoorbeeld Distant Voices, Still Lives (1988) of The Long Day Closes (1992), nostalgiedronken parels waarmee de Liverpudlian zich in de luwte van Loach en Leigh opwerkte tot de dandy van de Britse cinema.

Helaas wist Davies – de jongste telg van een tienkoppige arbeidersclan – het statuut van critic’s darling nooit te ontgroeien. Daarvoor liet het publiek zijn wrange ballades te vaak links liggen, waardoor hij na het floppen van zijn nochtans prachtige Edith Wharton-adaptatie The House of Mirth (2000) op retraite moest. Met zijn zesde langspeler The Deep Blue Sea, die deze week in première is gegaan op het Brussels Film Festival, is Davies back in business. En nog heugelijker nieuws: de tijd heeft weinig vat op hem gehad. In zijn comebackfilm flitst hij je met flair terug naar de bruine pubs en donkere steegjes van zijn geliefkoosde jaren vijftig, en dat in het kielzog van Hollywoodster Rachel Weisz, die een van haar beste rollen neerzet als Hester. Die mooie, Britse burgervrouw raakt in het naoorlogse Londen verstikt tussen haar zorgzame maar duffe echtgenoot en haar opwindende maar opvliegende minnaar.

The Deep Blue Sea is een bewerking van Terence Rattigan, wiens toneelwerk filmklassiekers als The Winslow Boy, The Browning Version en Separate Tables opleverde. Was je al lang fan?

TERENCE DAVIES: Ik heb nog nooit een stuk van hem opgevoerd gezien. Mijn producer vroeg of ik niet geïnteresseerd was om iets te doen in het kader van diens honderdste verjaardag. Ik aarzelde omdat ik The Browning Version en Separate Tables heel goede verfilmingen vond. Uiteindelijk heb ik zijn volledige oeuvre gelezen en gezegd: misschien kan ik met The Deep Blue Sea wel wat aanvangen.

Het is wel een vrije bewerking geworden: meer Terence Davies dan Rattigan.

DAVIES: Ik heb alle expositie overboord gekieperd: te uitleggerig. Als je iets kunt tonen, moet je er niet over zaniken. Ik vertel het verhaal ook door de ogen van Hester, het meest complexe personage. Plus: ik open met een symfonische scène die meteen de toon zet en de tragiek van die driehoeksrelatie samenvat. Mijn eerste scriptversie was een stuk braver, maar bij de Terence Rattigan Trust zegden ze: ‘Laat je gaan, Terry. Wees radicaal.’ Dat hoefden ze me geen twee keer te zeggen.

De openingsscène is memorabel, met haar tableaus op de muziek van Samuel Barbers Vioolconcerto. Zat die vooraf al in je hoofd?

DAVIES: Wel zodra ik wist dat ik mijn eigen weg moest gaan en besefte dat de subtekst gaat over de hunkering naar een liefde die onmogelijk beantwoord kan worden. Barbers muziek zit

boordevol beheerste pathos. Dat past niet alleen bij de personages die ten onder gaan aan hun trauma’s en verlangens, maar ook bij de tijdsgeest. Hoe rot je je ook voelde, in het Engeland van na de oorlog moest je je te allen tijde beheersen, zeker als je tot de betere klassen behoorde. Huilen was not done. Ook niet in het bijzijn van je echtgenoot. Scheiden was helemaal uit den boze. Zelfmoordpogingen waren zelfs bij wet verboden, zoals Hester mag ondervinden.

Zit er een homoseksuele subtekst in het verhaal? Hesters echtgenoot zit nog in de kast, of niet?

DAVIES: Niet volgens Frith Banbury, de regisseur die het stuk indertijd als eerste opvoerde. Die zei me dat Rattigan, die homo was, daar nooit wat over gezegd had. Anno 1952 had zoiets ook nooit op de planken gekund – homoseksualiteit was nog strafbaar. Het is wel zo dat Rattigan het verhaal van een van zijn minnaars, die zelfmoord heeft gepleegd door zich te vergassen, in het toneelstuk heeft verwerkt.

Meestal zijn je films autobiografisch getint. Ook nu weer?

DAVIES: Tot op zekere hoogte. Ik ben opgegroeid in de jaren vijftig. Ik weet niet alleen hoe ze eruit zagen, ik weet ook hoe ze voelden, hoe mensen spraken en zich gedroegen. Ik voel me thuis in de fifties, meer dan in die koude, materialistische tijden van nu. De leefomstandigheden waren poverder, het morele klimaat was repressiever en het klassensysteem uitgesprokener maar je had tenminste nog gemeenschapszin, er was minder narcisme en hebzucht dan vandaag. Noem me gerust een oude knar maar vroeger was het wel degelijk beter, en ik kan het weten want ik heb vroeger nog meegemaakt. (lacht)

De film brengt ook stilistisch hommage aan de jaren vijftig, vooral de Britse cinema van toen.

DAVIES: Ik haat periodefilms die hun periode verraden en per se een moderne kijk op het verleden willen brengen. In The Deep Blue Sea zitten twee hommages aan David Leans Brief Encounter, een eufemisme voor ‘ik heb twee shots van Lean’ gejat. (gniffelt) Bijna alles wat mij beïnvloed heeft, dateert trouwens uit mijn jeugd. De films van Lean, Powell & Pressburger en Douglas Sirk. De muziek van Sjostakovitsj, Sibelius en Bruckner. De Britse komedies en Amerikaanse musicals van Cole Porter en Rogers & Hammerstein die ik met zijn zussen ging zien. Mijn nostalgie is geen pose. Mijn nostalgie is een overlevingsmechanisme.

Zijn deze tijden dan zo erg?

DAVIES: Reken maar. Zeker in Engeland, dat sinds het Thatcher-tijdperk ontaard is tot het vulgairste land ter wereld: een menselijke zoo op een eiland, bestuurd door hooligans. De Eurostar is de enige trein op deze planeet die pendelt tussen beschaving en barbarij. De verloedering heeft ook te maken met het feit dat we onze taal delen met de Amerikanen, waardoor we extra gevoelig zijn gebleken voor de amerikanisering. Binnen twintig jaar zijn we als Hawaï, maar dan met pokkenweer. (gniffelt)

Je films zijn sociaal bewogen maar wel altijd op een apolitieke en zeer geësthetiseerde manier.

DAVIES: Ik houd van mooie, goed gemaakte dingen. Misschien heeft dat met mijn katholieke opvoeding te maken. Ik was als tiener een vrome jongen, maar gelukkig heb ik mijn schade ingehaald. (lacht) Katholieken hebben veel zin voor rituelen en decorum, meer dan protestanten. Het is een verkleedpartijtje met God als boeman en zondes als snoep, maar het ziet er zo indrukwekkend uit dat je het nog gelooft ook. Je beseft in elk geval wat een beetje binnenhuisarchitect zoal vermag. Vakmanschap is ook mijn verzet tegen de culturele en sociale verloedering van nu. Cinema moet een plek zijn om te dromen en de zinnen te prikkelen. Het is schilderen met beeld en geluid. Het is niet louter illustratief zoals tv. Vroeger ging ik twee, drie keer per week naar de bioscoop. Met die digitale camera’s en supersnelle montage valt er niks meer te zien. Letterlijk.

Ben je daarom elf jaar weggeweest?

DAVIES: Onder andere. Voor tv zie ik mezelf niet werken omdat ik van stiltes houd, van metier, nuance: dingen die tv moeilijk verdraagt. In Engeland is het ook bon ton om ‘nee’ te zeggen, excuses te vinden om iets niet te doen. We zitten in een economische puinhoop? Laten we wat snoeien in de sociale voorzieningen en hup: het is opgelost. Je wilt een film maken die niet binnen de McDonald’s-cultuur past? Schuif maar achteraan aan bij de anderen. Daarom ben ik blij dat ik toch nog een kans heb gekregen. Ook de goede kritieken deden deugd, net als het feit dat ik weer uitgenodigd word op festivals. Ook op dat van Brussel. Bij deze hef ik het glas op België en ongebreidelde decadentie. (lacht)

THE DEEP BLUE SEA

Vanaf 20/6 in de bioscoop.

DOOR DAVE MESTDACH

TERENCE DAVIES’DE EUROSTAR IS DE ENIGE

TREIN OP DEZE PLANEET

DIE PENDELT TUSSEN

BESCHAVING EN BARBARIJ’

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content