Jeroen Meus staat in een rusthuis, peilt naar de dagen voor de dood van bewoonster Maria. Dat ze niet bang is voor de dood, zegt Maria, wel voor de rest van haar leven. Het waren die gensters van levenswijsheid die van Goed volk het beste Vlaamse tv-programma van het jaar maakten. En Meus werd er een ander mens van. ‘Meer tv-maker, minder kok.’

In de Ardennen sneeuwt het al, hier in Leuven valt ragfijne regen uit een lucht die volgepropt lijkt met wolken. Het is weer dat aan de gemoedsrust van een mens vreet. Meus waait café Commerce aan het Ladeuzeplein binnen. ‘Ik heb niet veel tijd’, zegt hij. ‘Om één uur wil ik in mijn auto zitten, op weg naar zee. We gaan twee dagen brainstormen.’ Hij bestelt een soep – Italiaanse wintersoep met champignons – want ‘man, wat is het koud’. Wegkwijnweer, noemt hij het. En dat hij er gevoelig voor is, zegt hij terwijl hij in zijn soep blaast.

‘Er zit een diepdroevige mens in mij. Het is de mens die me wakker houdt voor de wereld. Al moet ik ook oppassen dat ik er niet helemaal in verdwijn. “Je mag niet te nostalgisch worden”, zei een vrouw op de Boekenbeurs. “En je mag niet alles kapot relativeren. Sommigen dingen doen er écht toe.” Haar woorden waren er boenk op. Ik kan me soms zo ergeren aan onze eigen blindheid of aan de pietluttigheden waarover mensen zagen. Na Goed volk was het nog moeilijker geduldig te luisteren naar de uitvergrote problemen van sommige mensen. “Kijk eens rond”, kon ik alleen maar denken. “Stap eens uit de all-informule die uw leven is. Ga wat vetkoeken bakken bij Zola of probeer eens te kakken in de permafrost bij -62 graden.” In vergelijking met de rest van de wereld wonen wij hier in een smurfendorp. Weet je wat wij missen? Empathie en incasseringsvermogen. We durven ons niet meer in te leven en we zijn bang voor kritiek.’

Je inleven en incasseren. Ben jij daar wel goed in?

JEROEN MEUS: Ik probeer toch. Je mag niet vergeten dat ik een goede leerschool heb gehad. Ten eerste ben ik opgevoed met veel oog voor communicatie en heb ik flink wat gereisd als kind. Mijn vader maakte er een punt van nooit péage te betalen. Langs godvergeten wegen doorkruisten we Frankrijk. Van Bergerac naar Figeac en zo via San Sebastián naar Portugal, en onderweg stopten we aan iedere denkbare kathedraal. Zo is mijn wereld opengebroken, en dat draag je met je mee. Ten tweede, niet onbelangrijk, is er mijn opleiding geweest. Op een kokschool leer je incasseren. Ik heb flink wat lappen gekregen in mijn leven, want in de keuken heeft iedereen zijn plaats en word je geacht je plaats te kennen. Mijn job is mensen behagen. Mijn vorige regisseur zei altijd: ‘Je werkt tot mensen je graag zien.’ Dat is zo. Ik kook om mensen te behagen. Ik ontvang mensen om ze te behagen. Bovendien wordt in een keuken vooral nederigheid van je verwacht. Dat is van ‘ja, meneer’, ‘nee, chef ‘, ’tuurlijk, mevrouw’ en ‘oui, chef ‘. Dus als er nu iemand kortaf tegen mij zegt dat hij mijn hulp niet kan gebruiken, zoals in die aflevering over cowboys, zet ik zeer graag een stap opzij. De chef is de baas.

Goed volk was vooral sterk omdat het evenveel over eten als over het leven ging. Het eten wás het leven, zoiets.

MEUS: Dat is mijn zoete wraak op Marc Reynebeau. Ooit heeft hij beweerd dat gastronomie nooit nationaal erfgoed kan zijn. Die uitspraak heeft iets in me wakker geschud. ‘Dat is niet waar wat jij nu zegt’, dacht ik. Uit hoe en wat mensen eten, kun je afleiden wie ze zijn. Ik heb ooit met het idee gespeeld een tv-programma te maken waarin ik twee weken lang met iemand optrok om die persoon op het einde te koken. Figuurlijk, hé. Ik geloof dat ik een mens kan koken zoals een schilder er een portret van maakt. Ik kan een mens beschrijven in smaken. Met eten valt gewoon ontzettend veel te doen. Je kunt het perfect gebruiken als kapstok om iets antropologisch of cultureels aan te raken. Voor de VRT was dat trouwens even wennen. Toen we de eerste keer de Goed Volk-aflevering over de cowboys toonden, was de reactie: ‘Hoe, jij kookt niet?’ ‘Euh nee, ik kook al elke dag. Ik wilde iets anders doen.’ Enfin, daarna volgde de discussie of het wel op één thuishoorde, of het niet meer iets voor Canvas was. Ik heb gezegd: ‘Doe wat je wilt, al zend je het niet uit, maar dit is wat ik wil maken.’ Ik vind dat je keuzes moet durven te maken. Anders bereid je enkel eenheidsworst en die is er al genoeg. Kijk, als ik een gerecht bedenk voor Dagelijkse kost, dan zorg ik ervoor dat de mens op de 15e verdieping van een sociale woonblok dat begrijpt en kan maken. Goed volk is voor mij het eerste programma dat niet iederéén goed moet vinden. Maar ik geef toe: ik heb zes weken in spanning geleefd. Want wat als niemand ernaar gekeken had? Kon ik dan maar beter kok blijven? En zou dat betekend hebben dat het erg gesteld was met de Vlaming? Dat we eigenlijk alleen maar Wauters vs. Waes willen zien? Pas op: geen kwaad woord over Koen Wauters en Tom Waes, maar het is niet het type programma waarvoor ik in mijn zetel wil gaan zitten.

Jouw regisseur, Kat Steppe, filmt om te bewaren wat verloren dreigt te gaan. Herken je die drijfveer?

MEUS: O absoluut, ik zou een telefooncel in mijn woonkamer plaatsen omdat die er nergens meer toe doen. Die vrouw op de Boekenbeurs had overschot van gelijk: ik ben een diep nostalgische mens. Niet zo intens als Kat. Zij is daar mooier en echter in dan ik. Zij bewaart haar trouwparfum om zich de geur van haar huwelijk te herinneren. Zo ben ik niet. Ik hou er wel van een noodzakelijkheid te ontdekken. De discipline en stugheid van die cowboys. Die vissers op de Lofoten. Shell gaat daar naar olie boren. Binnen twee, drie jaar is het voorbij voor die mensen. Die noodzakelijkheid wil ik tonen. Of de noodzakelijkheid van een rusthuis. Mensen gaan daar dood, daar draait het allemaal om. Maar weet je wat het mooiste is aan Kat?

Ik ben benieuwd.

MEUS: In elke aflevering had ze van mij een soort held kunnen maken. Door het zo te monteren dat mensen zouden gezucht hebben: wat een fijne, lieve jongen toch, die Meus. Kat weigert dat te doen. Je zou het allemaal veel grootser kunnen maken, de heroïek onderstrepen van kakken in de sneeuw of met je handen in kalfskloten zitten, maar daar diende dit programma niet voor. Het moest imploderen, niet exploderen. Kat zal nooit iets groter maken dan het is, zij zal het kleiner maken waardoor het groter wordt.

HIJ KIJKT DOOR HET RAAM. ‘DIE mevrouw is aan het wenen’, zegt hij. Een vrouw morrelt buiten aan het slot van haar fiets en wrijft de tranen uit haar ogen. Een man staat er wat onbeholpen bij, de armen nutteloos langs zijn lijf. ‘Dat is een schoon beeld.’ Hij zegt dat hij er de voorbije jaren oog voor gekregen heeft, voor zulke beelden. Als hij nu televisie kijkt, vraagt hij zich af hoe het gefilmd is. Met één camera? Twee? Een vaste lens? Het is iets waar hij zich de komende jaren op wil toeleggen. ‘Mijn ambacht is aan het veranderen’, zegt hij. ‘Ik zit nu mee in het productiehuis Hotel Hungaria. Wel, ik wil de beste zijn. Ik wil de mooiste dingen maken en ik wil dat als eerste doen. Met Goed volk is dat gelukt. Nu moeten we Dagelijkse kost opnieuw uitvinden. We moeten drie, vier, vijf stappen vooruitdenken, zonder de mensen af te schrikken. Daar wil ik nu mee bezig zijn.’

Het is de dag nadat hij zijn eigen restaurant, Luzine, uit handen heeft gegeven. De kok is tv-maker geworden. In zijn hoofd had hij de knop al omgedraaid. Nu is het ook wettelijk een feit.

MEUS: Op een zomerse najaarsavond zat ik met Kat op een terras. We hadden net de vraag gekregen of we een tweede seizoen van Goed volk wilden maken. Acht afleveringen in plaats van zes. Er kwam een goede vriend voorbij, een gast die nooit tv kijkt. Goed volk had hij gezien, de aflevering over de cowboys. ‘Ik heb geweend, Jerre’, zei hij. ‘Wel’, antwoordde ik. ‘We denken eraan een tweede serie te maken, en ik twijfel. Dat kost me twee jaar van mijn leven. Dat is een kaart die je legt en wie weet, heb je er maar tien.’ De volgende dag kreeg ik een e-mail van hem – hij schrijft normaal nooit: ‘Als jij vindt dat Goed volk maken je twee jaar van je leven kost, dan vind ik dat Goed volk maken twee jaar van je leven is.’ Het was het mooiste en beste advies dat ik van een vriend kon krijgen. Het klopte. Ingepakt in thermisch ondergoed, rugzak op de rug, zestig uur in een bus zitten en slapen op een pick-up, dat is iets anders dan op twee vierkante meter eten klaarmaken. Maar ik wist ook: dan moet ik keuzes maken.

Ik wil helemaal in dat programma zitten. Ik wil documentaires verslinden, reeksen zien, interviews analyseren. Vragen opschrijven, niet om die van buiten te leren, maar om te ontdekken: dát is een goede wending, dát een boeiende tussenvraag. Als ik dat allemaal wilde, dan moest er iets wijken. Het restaurant loslaten was de eenvoudigste keuze. Mijn schoonbroer is daar al twee jaar lang het brein achter de gerechten en toch kreeg ik altijd te horen: ‘Allez, Jeroen, je was er niet.’ Mensen, je moet daar gaan éten. Het is geen freakshow, hé. Soms ging het zo ver dat ik langs de achterdeur binnenkwam, een vest aantrok, goeiendag zei, met de eer van de ploeg ging lopen en weer langs de achterdeur vertrok. Wat is dan nog je inbreng?

Maar je blijft wel koken op tv?

MEUS: Ik heb gezegd dat ik Dagelijkse kost nog twee jaar wil doen. Dat programma heeft me enorm geholpen in het leven, ik heb daar zo veel aan te danken, maar ik heb er ook een haat-liefdeverhouding mee. Ondertussen doe ik het al zo lang, en na vijf jaar is dat niet meer hetzelfde als het eerste jaar. De opwinding is minder. Maar ik dóé het, zelfs als ik ziek ben. Onlangs heb ik vijf opnames gedaan. Ik was zo ziek als een hond, niet te genieten naast de camera, moe, koud, rillerig, maar de camera begon te lopen en hup, daar ging ik. Omdat het moest en omdat ik het beheer. Maar als ik zie hoe ik ben opgegroeid, als ik kijk naar de ouders die ik heb, dan is Goed volk de logische volgende stap. Een beetje vlees aan de ribben, ik heb dat nodig.

Er komt wel een Spaanse versie van Dagelijkse kost. En een Portugese.

MEUS: Dat stelt niets voor. Dat is een oefening, een probeersel op een klein digitaal kanaal. Ik word er gedubd en bereid er precies dezelfde gerechten.

Vanwaar die haat voor Dagelijkse kost?

MEUS: Het aantal, het ritme en de druk. Iedereen kent mij. Het is niet voor niets dat ik op een berg in Scherpenheuvel ben gaan wonen. Ik zit alleen in mijn bos. Zaterdagnamiddag een pannenkoek eten in de stad? Nee, dat is geen goed idee. Pas op, ik babbel graag met mensen en ik ben een zeer sociale mens, maar ik merk dat ik het steeds minder opzoek. Onlangs had ik een vrije dag, net na de Boekenbeurs. Het was prachtig weer. Ik heb van acht uur ’s morgens tot vijf uur in de namiddag in mijn tuin gewerkt. Het was de mooiste dag van het jaar. Bladeren bijeengeharkt, hout gekliefd, op mijn tractor gebaggerd. Raar, hé. Ik ben een gast van centrum Leuven en zie mij daar genieten van die moestuin. Dat is decompressie. Je zoekt niet op wat je te veel hebt.

‘LUISTER’, ZEGT HIJ. ‘DIT IS EEN fantastisch nummer.’ Red Eyes van The War on Drugs klinkt door de boxen en vermengt zich met de gesprekken om ons heen. ‘Vier, vijf maanden geleden heeft mijn broer me die cd gegeven. “Hier moet je naar luisteren”, zei hij. Ondertussen weet ik al dat mijn broer altijd gelijk heeft. Die gaat nog naar de mediatheek en op mijn verjaardag maakt hij sinds het ontstaan van de cd een cd voor mij met zijn favoriete muziek van het ogenblik. ‘Jerre’ staat erop geschreven. Ieder jaar opnieuw. Snap je? Dat is wat ik bedoel als ik zeg dat Goed volk meer is wie ik ben dan Dagelijkse kost. Toen ik voor drie maanden op stage naar Frankrijk trok, gaf mijn moeder me De naam van de roos en Bidden wij voor Owen Meany van John Irving mee. Ik las die nadat ik zestien uur had staan toeken in de keuken. Dát is mijn voedsel. Ik heb dat nodig.’

DOOR TINE HENS

Jeroen Meus: ‘IK WIL DE BESTE ZIJN. IK WIL DE MOOISTE DINGEN MAKEN EN IK WIL DAT ALS EERSTE DOEN. MET GOED VOLK IS DAT GELUKT.’

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content