Ex-Kazachse. Ex-Belgisch kampioen latin klasse C/D. Ex-eigenares van valse nagels in roze en wit. Een piepkleine bijrol in Matroesjka’s. En nu een van de grootste acteertalenten van het land. U gaat nog veel horen van Evgenia Brendes. Dit najaar bijvoorbeeld, als ze de vrouwelijke hoofdrol speelt in Problemski Hotel.

Het werd al voor het stuk begon duidelijk waarom haar naam het voorbije jaar zo vaak over de tongen ging in de theaterwereld. Terwijl de deuren van de Monty opengingen en het publiek voor deze voorstelling van De kersentuin zijn plaats aan het zoeken was, stonden de acteurs van toneelgroep Stan al op het podium. Centraal, met Evelien Bosmans aan haar zijde, keek Evgenia Brendes – simpel lichtblauw topje, wijde donkerblauwe broek – over de zaal. Ze had nog geen woord gezegd, maar ze trok de aandacht naar zich.

De korte versie is dat ze het heeft, de iets langere dat ze intrigeert. Ze heeft het mystérieux van Carey Mulligan uit Drive (2011), de grote melancholische ogen ook. Ze heeft de gracieuze doorleefdheid van Marion Cotillard in De rouille et d’os (2012),als u zich daar iets bij kunt voorstellen. Maar het is vooral haar eigen persoonlijkheid die ook zonder tekst doorschemert, iets waar nog veel moeilijker de vinger op te leggen is. Ze ziet eruit alsof ze een verhaal heeft. Misschien is het dat wel.

‘Amai. Dat zijn wel heel veel complimenten.’

‘Is het té?’

‘Misschien een beetje. Je noemt wel twee van mijn favoriete actrices. Maar toch: heel veel complimenten.’

‘Ach, ja. Ik had twee uur en tien minuten de tijd om erover na te denken. Duurt wel lang, zo’n Kersentuin.’

Van dichtbij is ze iets schuchterder dan op het podium, zonder echt verlegen te zijn. We zitten in haar appartement in hartje Antwerpen, een paar dagen na de voorstelling. Het is te zeggen: het is het appartement waar ze een paar maanden woont, tot ze deze zomer gaat samenwonen met haar vriend, acteur en jaargenoot Jonas De Vuyst. ‘Niks hier is van mij, mijn spullen staan in dozen op een andere plek’, zei ze bij ontvangst. Alleen Mila is van haar, een geadopteerde dwergkat die ze op straat heeft gevonden en die nu zit te lonken naar wat er op tafel staat. Drie soorten toastjes, met aubergine, geitenkaas en hummus, druiven, appelsienen, noten, aardbeien en jonge kaas. Veel.

‘Is dat Oost-Europese gastvrijheid?’

‘Ik zou gewoon niet willen dat je honger hebt.’

‘Dat zal geen probleem zijn, schat ik zo.’

Haar Nederlands is perfect. Je ziet het ook niet aan haar. Alleen haar naam verraadt dat ze van ergens anders komt. Tot haar elfde groeide ze op in Kazachstan, tot haar familie het land ontvluchtte en haast per toeval op Linkeroever terechtkwam. Ze ziet er niet alleen uit alsof ze een verhaal heeft, ze heeft er ook écht een.

Zeker als je kijkt naar wat ze dit jaar geworden is: een van de grootste acteertalenten van het land. In juni 2014 studeerde ze af aan het Koninklijk Conservatorium Antwerpen, afdeling Drama – de voormalige opleiding Dora van der Groen. Sindsdien speelde ze op vraag van artistiek leider Ivo van Hove mee in Medea van Toneelgroep Amsterdam, vroeg Frank Vercruyssen haar voor De kersentuin van tg Stan en maakte ze haar debuut voor de camera in de filmadaptatie van Dimitri Verhulsts Problemski Hotel, het fictiedebuut van regisseur Manu Riche, waarin ze de vrouwelijke hoofdrol speelt. De opnames zijn vorig jaar afgerond, en in het najaar komt de film bij ons uit. Voor een eerste jaar is dat behoorlijk indrukwekkend.

De meeste acteurs moeten na hun afstuderen hopen op één of twee kansen. Jij kreeg meteen een jaar werk bij een fijne keur theatergezelschappen én een hoofdrol in een film.

EVGENIA BRENDES: Dat heeft me ook verrast. Drie maanden voor ik afstudeerde, was er nog niets uit de bus gekomen. Ik begon al zenuwachtig te worden. In de opleiding ben je betrekkelijk veilig: je dagen zijn gevuld. Maar als actrice is het wel buiten de school dat je het moet waarmaken. Ik had al plannen gemaakt om dan maar zelf een voorstelling in elkaar te steken. Maar in maart en april kreeg ik drie telefoons – de drie projecten die je net vernoemde – en had ik ineens werk tot eind 2016. Pure chance, dat besef ik zelf ook.

Ik heb je zien spelen in De kersentuin: dat was geen pure chance.

BRENDES: Dankjewel. (lacht) Ik bedoel maar dat ik wel degelijk besef dat het meestal voor een pas afgestudeerde actrice zo niet loopt.

Manu Riche zei dat hij de opnames van Problemski Hotel voor jou heeft aangepast omdat hij ‘geen twee jaar wilde wachten tot er nog eens zo’n actrice voorbijkwam’. Overkomt ook niet iedere debutante.

BRENDES: Hij heeft het schema maar een beetje moeten veranderen, maar het klopt wel. Ik had gehoord dat hij een actrice zocht die een Slavische taal sprak, maar ik was zonder veel verwachting naar de audities gegaan. Ik deed het meer voor de ervaring dan in de hoop de rol te krijgen: ik wist al dat ik tijdens de opnames van de film in Amsterdam zat voor Medea. Na de casting belde hij dat hij graag wilde dat ik Lydia zou spelen. ‘Maar ik kan helemaal niet’, was mijn reactie. Uiteindelijk heeft hij de opnames kunnen vervroegen en alles geregeld met Toneelgroep Amsterdam. Voor een eerste filmervaring was het zalig.

Grappig wel: de film laat in het midden of Lydia meerderjarig is. Ik ben 26, maar blijkbaar kan ik nog altijd doorgaan voor een zeventienjarige. (lacht) Manu heeft het verhaal van het boek ook zo aangepast dat het meer op mijn achtergrond is afgestemd. Oorspronkelijk was Lydia een Kosovaarse, maar nu komt ze uit Pavlodar in Kazachstan, net als ik. Tot hiertoe was Manu een documentairemaker: ik denk dat hij voor zijn fictiedebuut met de personages zo dicht mogelijk bij de echte acteurs wilde blijven.

Heb je daar ook geen schrik van?

BRENDES: Hoezo?

Typecasting is een gevaarlijk ding.

BRENDES: Ik ken de verhalen wel van actrices met een andere achtergrond: als je gevraagd wordt voor een rol, is het om in gebrekkig Engels een asielzoekster of prostituee te spelen. Bij mij valt dat wel mee. Ik zie er niet geweldig Slavisch uit, misschien daarom. Toen ik achttien was, heb ik één keer een Bulgaarse hoer gespeeld in het tweede seizoen van Matroesjka’s. Ik was een edelfigurant met twee lijnen tekst – ik geloof dat ik Deborah heette. Eén hoer en één asielzoekster in acht jaar tijd: dat is nog geen typecasting. (lacht)

In het theater heb je tot nu toe uitsluitend klassieke repertoireteksten gespeeld. Is dat wat je het liefste doet?

BRENDES: Op zich maakt dat me niet zo veel uit. Als ik speel, wil ik vooral het gevoel hebben dat er een reden is waarom ik daar sta. Medea was een heel goede voorstelling, maar de aanpak van Simon Stone, de regisseur, was niet helemaal mijn ding. De regie werd heel strak gehouden. Tijdens de repetities waren er overal op de grond plakkertjes die toonden waar je moest staan. Het decor was op voorhand bepaald. Er werd ook heel technisch gerepeteerd. ‘Je moet je armen stilhouden.’ ‘Kun je je hoofd 45 graden draaien als je dat zegt?’ Als actrice haalde ik daar niet zo veel voldoening uit. Het leek alsof mijn inbreng niet veel uitmaakte: het was alsof elke andere actrice die rol kon spelen. Ik miste iets. Dan speel ik liever zoals bij tg Stan: elke beslissing wordt daar samen genomen. En dan weet je precies waarom je daar staat. Je bent er om een reden en niet om iets uit te voeren.

Nu, ik merk wel dat dat soort teksten me aantrekt. Pakweg De kersentuin van Tsjechov spelen, daar keek ik ontzettend hard naar uit. Dat was echt een droom.

Wat staat een 26-jarige vrouw aan in een toneelstuk uit 1904 over de implicaties van sociale verandering in het precommunistische Rusland?

BRENDES:De kersentuin is veel meer dan dat. Het verhaal is eigenlijk heel mager. Een rijke familie heeft zich in de schulden gewerkt en moet haar landhuis met kersentuin verkopen aan een koopman die alles wil platsmijten en er zomerhuizen op wil zetten. Wat er interessant aan is, is hoe Tsjechov dat vertelt. Hij moraliseert niet. Hij steekt er geen dramatische lijn in, maar creëert een dramatisch veld waarin elk personage met zijn eigen problemen omgaat. Het zijn al die subtiele nuances die het voor een acteur interessant maken.

Maar ik snap je vraag wel. Samen met Lauranne Paulissen, een jaargenote aan het conservatorium, heb ik dit jaar een voorstelling gemaakt over toneelschrijver Henrik Ibsen: Den Ibsen-tvilling. We hebben zijn stukken een tijdlang uitgebreid bestudeerd, precies met die vraag in het achterhoofd: hoe relevant is Ibsen eigenlijk nog, meer dan honderd jaar na zijn dood? En dan merk je dat pakweg de speech die Maurice Lippens ten tijde van de Fortis-crisis gaf zo uit Ibsens John Gabriel Borkman had kunnen komen. Dat is waarom het repertoiretoneel me zo aantrekt: het zijn ongelooflijk rijke stukken die bijna onuitputtelijk zijn. Als ik kijk naar de voorstellingen die ik heb gespeeld, klopt dat ook. De bronteksten waren klassiek, de voorstellingen waren dat niet. Medea was in de bewerking van Simon Stone geen Griekse tragedie meer, maar een voorstelling van nu met iPhones en hedendaagse kostuums. Romeo en Julia was heel erg jong en hedendaags in de versie van Simon De Vos – geen oubollige Shakespeare. Theater bestaat alleen maar in het nu. Het haakt in op het moment. Een cliché, maar dat is wat de kracht ervan is.

‘MILA! AF!’

Haar dwergkat is er eindelijk in geslaagd op tafel te springen en port met haar pootje tegen een toast met hummus. ‘Nee! Mila!’ Ze spreekt de naam uit met een dikke ‘l’ – het palatale type, voor de germanisten onder u. Het is de eerste keer dat het me opvalt dat haar moedertaal Russisch is. Of toch de eerste keer tijdens het gesprek.

‘Heb je de dvd gekeken?’ vraagt ze.

‘De documentaire? Uiteraard.’

‘Je hebt toch niet gelachen?’

‘Zeker niet.’

‘Echt niet?’

‘Oké. Misschien een heel klein beetje.’

Vóór Evgenia Brendes als actrice afstudeerde, had ze al een keer voor de camera gestaan. In 2006, toen ze zeventien was, volgde een studente van de filmschool haar een week lang voor de documentaire Zhenja – de korte versie van haar voornaam die enkel haar naaste familie nog gebruikt. De kans is onbestaande dat u de film ooit te zien zult krijgen. Zelfs haar lief heeft enkel selecte passages mogen bekijken. Maar om haar achtergrond te schetsen, en ná de plechtige belofte dat ik er niet mee zou lachen, had ze me de avond voor het interview de dvd toch meegegeven.

Ik heb me niet helemaal aan mijn belofte kunnen houden.

Op zich is het een mooie documentaire over een zeventienjarig meisje van Linkeroever met een net iets ander leven dan de andere zeventienjarige meisjes van Linkeroever. Het gaat over hoe ze in 2000 met haar familie Kazachstan ontvluchtte met enkel twee konijnenknuffels en over hoe ze in België eindigde omdat haar vader daar toevallig iemand kende. Over hoe ze zes jaar later nog altijd zonder papieren leeft en niet naar de bibliotheek kan gaan voor schoolwerk omdat ze geen identiteitskaart heeft. Over hoe ze droomt van een leven op een podium – als actrice, het liefst in het Russisch. Er zitten prachtige homevideo’s in waarin ze als tienjarige in een witte prinsessenjurk met een imaginaire danspartner door een Kazachse huiskamer walst en een buiging maakt voor een al even imaginair publiek. Ze blijkt ook een tijdlang een latindanseres geweest te zijn – weet u meteen waar die gratie vandaan komt als u haar ziet spelen. Onderhuids zegt de film iets moois over een verwrongen identiteit: niet zo Russisch als haar ouders, niet zo Vlaams als haar vrienden.

Dat is het mooie aan de docu. Het grappige is Zhenja zelf. Niemand hoort over een visuele vastlegging te beschikken van het toppunt van zijn of haar puberteit, weet ik nu. De zeventienjarige Evgenia Brendes praat plat Antwerps en kijkt zo ongeïnteresseerd mogelijk in de camera, zoals enkel zeventienjarigen dat kunnen, terwijl ze vertelt dat ze enkel op Russische mannen kan vallen, dat het groen van haar laarzen altijd assorti moet zijn met haar oorbellen en dat ze moet huilen bij elke romantische film. Er zit een passage in waarin ze haar valse nagels in wit en roze lakt en dat ze het spijtig vindt dat er geen lipstick in hetzelfde roze bestaat.

‘Ik heb de docu gisteren zelf nog eens bekeken’, zegt ze. ‘Ik schaamde me dood. Het enige wat ik dacht was: ik had die dvd nooit aan een journalist mogen meegeven.’

‘Dat is wellicht waar.’

‘Voor alle duidelijkheid: dat ben ik dus niet, die je daar ziet. Dat was ik op het toppunt van mijn puberteit. Een volledig andere persoon.’

Het verbaasde me hoe Russisch je bent opgegroeid. Je zou het niet verwachten als je je enkel van het podium kent.

BRENDES: Twee jaar na de documentaire kwam ik de maakster nog eens tegen. Ze herkende me niet: ze kon niet geloven dat ik hetzelfde meisje was. Ik snap dat nu ook wel. Al die dingen die ik daarin zeg – dat ik alleen theater in het Russisch wil spelen, dat ik me niet kan voorstellen met een Belgische man samen te zijn – daar denk ik nu compleet het tegenovergestelde van.

Een jaar na die documentaire ben ik farmacie gaan studeren in Leuven. Daar is veel veranderd. In je tienerjaren ben je nogal veel met je identiteit bezig. Bij mij was die nogal vaag. Mijn bloed is Russisch, mijn geboorteland is Kazachstan, mijn leven is Belgisch. Als kind is dat wel wat. Thuis leef je in een gemeenschap van Russische inwijkelingen. Op school gooien ze met slakken naar je kop omdat je geen Nederlands spreekt. Je leeft in twee gescheiden werelden. Om een of andere reden maakte dat me heel beïnvloedbaar. Wanneer mijn schoolvrienden plat Antwerps spraken, deed ik dat ook. Wanneer andere danseressen valse nagels kleurden, deed ik dat ook. Ik schoot alle richtingen uit.

Door in Leuven te gaan studeren en los te komen van mijn ouders en mijn omgeving heb ik veel meer een soort rust met mezelf gevonden. Ik ben oké met wie ik nu ben. Ik ben anders dan mijn ouders en mijn zus. Ik heb andere waarden en andere visies. Maar dat mag ook. Dat kan ik, met alle liefde voor mijn familie, zeggen. En tegelijk ben ik anders dan mijn vrienden, door mijn afkomst – het heeft geen zin om dat weg te steken. Nu kan ik dat benoemen, maar als je zestien bent, gaat dat niet. Dan voel je alleen dat er iets wringt.

Hoe Kazachs voel je je nu nog?

BRENDES: Het is een stuk van wie ik ben. Maar ik ben hier opgegroeid. Mijn leven, mijn vrienden zijn in België. Ik voel me hier thuis. Ik kan hier doen wat ik graag doe. Mijn jeugd is vooral een mooie herinnering. Soms idealiseer ik het een beetje, maar ik besef dat het eerder heimwee is naar mijn kindertijd dan naar het land.

Technisch gesproken ben ik nog maar twee jaar Belgische. Onze asielaanvraag is eerst een paar keer afgewezen. De regularisatie duurde acht jaar, daarna hebben we vijf jaar een verblijfsvergunning gehad. Twee jaar geleden heb ik dan de Belgische nationaliteit gekregen. Voor mij was dat geen probleem – ik was al die tijd naar school gegaan – maar mijn ouders moesten zo’n test afleggen. Bewijzen dat ze de volgorde van de koningen kennen en dat ze wisten wat er allemaal in een blauwe pmd-zak mag. (lacht)

Waarom zijn jullie gevlucht?

BRENDES: Daarvoor moet je mijn familiegeschiedenis een beetje kennen. Mijn ouders zijn allebei in Rusland geboren. Mijn grootouders waren ingenieurs en zijn in de Sovjet-Unie van de jaren zeventig naar Kazachstan gestuurd om de republiek op te bouwen en er steden en fabrieken aan te leggen. De oorspronkelijke volkeren van Kazachstan zijn Aziatische nomaden – een beetje zoals de Mongolen. Maar na de val van de Sovjet-Unie in 1991 is er een soort omgekeerde discriminatie opgekomen. De islam werd belangrijker. De Kazachse cultuur verdrong de Russische. Het was moeilijk om als blanke aan een job te raken. Als ik er nu naartoe ga, heb ik ook het gevoel dat ik er een toerist ben: ik pas er niet meer in het straatbeeld. En tegelijk is er veel corruptie. Ik hoor verhalen van mijn nichten en neven daar dat ze op hun eindexamens punten kregen naargelang het bedrag dat ze betaald hadden. Als je er een winkel begint, kan er altijd een groep mannen over de vloer komen die je melden dat de winkel voortaan van hen is.

Je bent niet meteen alle clichés over de Glorieuze Natie van Kazachstan aan het ontkrachten.

BRENDES:(lacht) Ik kan er ook niet aan doen dat ik die verhalen hoor. Mijn ouders hebben niet zo graag dat ik hierover praat, maar ik denk dat dat de reden is waarom we zijn weggegaan: omdat ze mij en mijn zus een betere toekomst wilden geven dan in Kazachstan zou lukken.

Wat doet je vader?

BRENDES: Je gaat lachen.

Hoezo?

BRENDES: Hij heeft een bedrijf dat tweedehandsauto’s exporteert.

Dat is inderdaad een behoorlijk groot Oost-Europees cliché.

BRENDES:(lacht) Dat is het wel. Maar daar is ook een goede reden voor. De diploma’s van mijn ouders golden hier niet, ze spraken de taal niet. Als je dan je gezin moet onderhouden, zijn er veel slechtere jobs. Met de jaren ben ik dat ook meer gaan beseffen: hoe ongelooflijk het is dat ze die stap hebben kunnen zetten. Ik was nog een kind toen we de Eurolinesbus van Praag naar Antwerpen namen: dan besef je dat niet. Mijn ouders hebben acht jaar lang hun familie niet kunnen zien. Ze hebben hun werk, hun huis en hun spullen opgegeven. Dat is wel iets.

Zet dat ook geen druk op jou om iets van je leven te maken?

BRENDES: Daar denk ik tegenwoordig ook vaak over na. Ik vind van niet. Ik ben wie ik ben en dit is de kans die ik van mijn ouders heb gekregen, maar ik moet nog altijd mijn eigen leven leiden en het invullen zoals ik dat wil. Ze hebben daar ook nooit de nadruk op gelegd: ik heb nooit het gevoel gehad dat ik iets moest waarmaken. Ze hebben me nooit gepusht.

In de documentaire zag het er wel uit alsof er duchtig gewerkt werd aan een wonderkind.

BRENDES: Het pianospelen en dansen, bedoel je?

In een witte prinsessenjurk.

BRENDES:(lacht) Ik snap dat het zo overkomt, maar ik denk niet dat dat de bedoeling was van mijn ouders. Ik denk dat ze er eerder van uitgingen dat het goed was voor mijn ontwikkeling. Het pianospelen was vooral een hobby. Ik had wel wat talent – mijn leraar in België vond het spijtig dat ik niet naar het conservatorium ging – maar het was nooit mijn prioriteit.

Het dansen is wel iets intensiever geweest. Ik ben op mijn zevende begonnen met dansles, in België is het echt een tijdje mijn leven geweest. Vier keer per week oefenen en een of twee keer per maand wedstrijden – latin en ballroom. Vandaar ook die valse nagels die ik vroeger had: dat hoorde bij dat wereldje.

Nooit meegedaan aan So You Think You Can Dance?

BRENDES: Toevallig wel, ja. In het allereerste jaar, toen het programma nog alleen in Nederland werd uitgezonden. Mijn toenmalige danspartner wilde meedoen en ik had hem begeleid – zonder wedstrijdnummer. ‘Als je wilt, mag je ook mee naar bootcamp’, zei de jury. Ik ben uiteindelijk net voor de liveshows afgevallen.

Het klinkt zo wel serieuzer dan het was. Het was nooit de bedoeling dat ik een professionele danseres zou worden. Het was gewoon iets fijns om te doen. Toen ik ben gaan studeren, ben ik er ook mee opgehouden.

Uiteindelijk is het acteren geworden. Dat is misschien nog het meest verbazende aan heel je verhaal: het aantal Kazachse immigranten dat goede Belgische actrices wordt, is niet bijzonder groot.

BRENDES: Acteren zat altijd al in mijn hoofd. Als kind al. In Kazachstan is theater voor de meeste mensen nog een gebeurtenis. Je gaat één keer per jaar en je kleedt je helemaal op. Dat maakt het allemaal wat grootser. Toen ik vijf was, ben ik met mijn ouders in Pavlodar meegegaan naar een voorstelling van Hamlet. Ik herinner me nog de waanzinnige aantrekkingskracht van wat er op dat podium gebeurde. Ik was helemaal mee in die wereld. Ik wilde weten wat er gebeurde als ze van het podium gingen – of die personages dan verder bleven bestaan. Ik kan mijn vinger er niet op leggen, maar ik wilde tussen die mensen staan.

Ik heb jarenlang Russisch amateurtoneel gespeeld, hier in Antwerpen, maar toen ik ging studeren, hadden mijn ouders liever dat ik eerst een ander diploma behaalde. Ik ben dan in Leuven farmacie gaan studeren en ik heb me ginder ingeschreven voor CampusToneel. Al snel merkte ik dat ik meer bezig was met de teksten van het gezelschap dan met mijn studies. De verhouding klopte niet meer. Ik heb farmacie twee jaar volgehouden – ik was zelfs twee keer geslaagd – maar ik wist dat ik een theateropleiding moest proberen. Dat ik het mij anders zou beklagen.

Ik kende niets van toneelscholen. Maar omdat het al september was, was het Koninklijk Conservatorium van Antwerpen de enige school waar ik nog ingangsexamen kon doen. Het idee was: ik probeer één keer om binnen te raken; lukt het niet, dan ga ik verder in Leuven studeren. Maar op het einde van de dag was ik erdoor. Ik heb geen moment meer getwijfeld. Toen ze het lijstje voorlazen met de namen die geslaagd waren: het gevoel dat je dan krijgt, dat is ongelooflijk. Je relativeert snel in de theaterwereld: je werkt met zo veel mensen en speelt zo veel voorstellingen dat je zelden nog onder de indruk bent. Dat gevoel van eraan te mogen beginnen: ik denk niet dat ik dat nog ooit zal evenaren.

Waarom wilde je het zo graag?

BRENDES: Dat vroegen ze op het ingangsexamen ook. ‘Ik voel dat ik het moet doen’, was mijn antwoord. Ik vrees dat ik nog altijd geen betere reden heb.

Uiteindelijk is dat ook de beste reden. Ik voel me snel ongelukkig als me iets opgelegd wordt. Als er druk op me gelegd wordt, door mijn ouders of mijn omgeving, denk ik al snel: dit is niet mijn weg. Ik kan niet goed tegen mijn eigen wezen ingaan. Dat zal er wel iets mee te maken hebben: acteren, dat was mijn keuze.

‘Nog iets dat ik moet weten?’, vraag ik De dictafoon staat al uit.

‘Euh. In 2005 ben ik Belgisch kampioene latin geweest. Is dat iets?’

‘Jezus. Hoeveel heb jij eigenlijk meegemaakt?’

‘Ik heb misschien wel mijn eigen verhaal, ja. Daar heb je wel gelijk in.’

VOLGENDE WEEK TOM BORREMANS

DOOR GEERT ZAGERS – FOTO’S ATHOS BUREZ

Evgenia Brendes ‘THUIS LEEF JE IN EEN GEMEENSCHAP VAN RUSSISCHE INWIJKELINGEN. OP SCHOOL GOOIEN ZE MET SLAKKEN NAAR JE KOP OMDAT JE GEEN NEDERLANDS SPREEKT. ALS KIND IS DAT WEL WAT.’

Evgenia Brendes ‘WAAROM IK ZO GRAAG WILDE ACTEREN, VROEGEN ZE OP HET INGANGSEXAMEN. IK VOELDE DAT IK HET MOEST DOEN, IK HEB NOG ALTIJD GEEN BETERE REDEN.’

EVGNIA BRENDES ‘MIJN OUDERS HEBBEN MOETEN BEWIJZEN DAT ZE WISTEN WAT ER ALLEMAAL IN DE BLAUWE PMD-ZAK MAG.’

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content