Hoewel hij anderhalf jaar lang zei dat het hem niet interesseerde, kruipt Anthony Hopkins nu toch voor de derde keer in de ijskoude huid van Hannibal Lecter. Principes zijn aan de 64-jarige acteur niet besteed. ‘Ik neem niets ernstig. Ook de filmbusiness niet.’
Door Ruben Nollet
‘Red Dragon’ Vanaf 23/10 in de bioscoop
1991. The Silence of the Lambs, een thriller naar de gelijknamige roman van Thomas Harris, kaapt alle voornaamste oscars weg. Jodie Foster wordt onderscheiden als beste actrice, Jonathan Demme als beste regisseur en Anthony Hopkins als beste acteur voor zijn huiveringwekkende prestatie als de uitgekookte psychiater-kannibaal Hannibal Lecter. Voor Hopkins, op dat moment al 53, betekent de prijs de lang verhoopte internationale doorbraak.
2001. Hannibal Lecter en FBI-agente Clarice Starling keren terug naar het witte doek in Ridley Scotts kitscherige Hannibal. Foster en Demme weigeren medewerking, Hopkins herneemt zijn populaire rol. Hannibal wordt een gigantische hit en producent Dino De Laurentiis oppert meteen het idee om Red Dragon – die andere roman van Thomas Harris die hij ooit tot een film ombouwde (in 1986, met Michael Manns Manhunter, een commerciële flop) – weer onder handen te nemen. Hopkins laat weten dat hij daar liever voor past.
2002. Red Dragon komt in de zalen in een regie van Rush Hour-regisseur Brett Ratner, met Edward Norton in de rol van FBI-agent Will Graham en Anthony Hopkins als Hannibal Lecter.
Bij veel andere acteurs zou zo’n ommekeer gezien worden als pure uitverkoop, maar Hopkins is altijd een geval apart geweest. Aan dure principes en grote woorden heeft hij nooit een boodschap gehad. In een recente BBC-documentaire over zijn leven liet hij vallen dat het niet ongewoon is voor hem om zijn jawoord te geven aan een film en zich een paar weken later af te vragen wat hem in godsnaam heeft bezield. Waarop hij zonder verpinken Bad Company als voorbeeld noemde, een film die toen nota bene nog in de zalen moest komen. Hopkins heeft lak aan de commerciële etiquette van Hollywood, omdat hij op zijn 64e al genoeg heeft meegemaakt – zijn afkeer van theater, zijn licht ontvlambare temperament, zijn drankprobleem – maar ook omdat hij dat allemaal toch niet zo belangrijk vindt. Hij acteert omdat hij zich daar goed bij voelt, niet omdat hij de illusie koestert met iets waardevols bezig te zijn. Acteren is een vak, en het is toevallig een vak waar hij goed in is. Al de rest is nonsens. Hopkins verdraagt geen pretenties en intellectueel geleuter. Een collega die hem mocht interviewen voor televisie zei mij dat de man die voor hem bij Hopkins plaats mocht nemen zo was aangepakt door de acteur dat hij nadien bijna in huilen uitbarstte. Hopkins staat met beide voeten stevig op de grond en verwacht van jou hetzelfde.
Toen u vorig jaar op het filmfestival van Berlijn was voor ‘Hannibal’, zei u dat u niet geïnteresseerd was in een remake van ‘Red Dragon’.
AnthonyHopkins: Was ik in Berlijn voor Hannibal? O ja, dat klopt. Was dat het festival?
Jazeker. En u zei toen dat u meer zag in een conclusie van het verhaal over Hannibal Lecter en Clarice Starling. Wat heeft u van mening doen veranderen?
Hopkins: Het script van Ted Tally, die ook het scenario voor The Silence of the Lambs had geschreven. Mijn agent belde me op met de mededeling dat Dino De Laurentiis het verhaal van Manhunter nog eens wou overdoen. Ik was eigenlijk wel nieuwsgierig waarom. Ik vroeg mijn agent wat hij ervan vond en hij vond het een goed idee. Dat Ted Tally het script zou schrijven, sprak me ook wel aan. En het scenario dat ik in handen kreeg, was inderdaad buitengewoon. In juni vorig jaar ben ik dan samen gaan zitten met Brett Ratner, die door Dino was gestuurd om me te overtuigen. Niet dat ik zoveel overtuiging nodig had. Ik had er mijn zinnen al half opgezet. Maar ik wou toch eens checken of ik Lecter deze keer anders kon spelen, kwaadaardiger, gevaarlijker en brutaler. Hij is tenslotte een moordenaar, dodelijk. En Brett was het daar meteen mee eens. Ik zei hem ook dat ik het mooi zou vinden als ik deze keer veel in de schaduw kon vertoeven, loerend in het donker. Zo’n beetje als Marlon Brando in Apocalypse Now, opdoemen uit het duister en er daarna weer in verdwijnen. Ik wou niet te veel gezien worden. Daar had Brett meer problemen mee, al heeft hij de belichting heel schemerig en grijs gehouden.
Komt er nog een conclusie van de verhouding tussen Lecter en Starling?
Hopkins: Geen idee. (glimlacht) Als je het mij vraagt niet. Maar Dino wil nog een Lecter-film maken. (met een perfecte imitatie van De Laurentiis’ zware Italiaanse accent)‘We do anodder! We do menny more! Is Hannibal Lecter! Is fantastic! We do menny more!’
Het is niet de eerste keer dat u zegt dat u liever past voor een nieuwe Lecter-film.
Hopkins: Ik weet het. Geloof niks van wat ik zeg. En zeker niet als het in de krant verschijnt. Ik heb al interviews gelezen die ik zogezegd had gegeven terwijl ik die journalist nooit had ontmoet. Zeker in de Britse tabloids. Die zijn geweldig. Ze durven wat dan ook te verzinnen en af te drukken.
Heeft u intussen een vaste techniek ontwikkeld om in Lecters schoenen te stappen? Ik kan me niet voorstellen dat u zich helemaal in zo’n personage kunt inleven.
Hopkins: Ik leer gewoon mijn tekst. Dat is alles. Alles staat in het script. Als je het daar niet vindt, waar moet je het dan zoeken? Men vraagt me vaak wat ik zoek in een scenario. Het antwoord is tekst. (lacht) En misschien een paar sandwiches. Ik lees een script en als ik het gevoel heb dat een bepaalde rol in mijn bereik ligt, zeg ik ja en leer ik mijn tekst. Als het nodig is, doe ik wat research. Bijvoorbeeld als ik iemand moet spelen die echt geleefd heeft, zoals Richard Nixon. Om Napoleon te spelen, moet je toch zoveel mogelijk lezen over zijn veldtochten. Al kan je niet eindeloos blijven lezen, want je kan ook wegzinken in te veel feitenkennis. Je moet dus selectief zijn in je research.
Op een bepaald moment in ‘Red Dragon’ zegt Lecter tegen het personage van Edward Norton dat angst de prijs is die ze betalen voor hun uitzonderlijke verbeelding, voor het feit dat zij dingen zien die de gewone mens niet ziet of snapt.
Hopkins: Zeg ik dat? (denkt na) O ja.
Bent u het daarmee eens?
Hopkins: Waarschijnlijk wel. Al moet ik zeggen dat ik hem niet helemaal snap. (glimlacht) Angst is de prijs voor onze verbeelding. Tja, we hebben allemaal onze angsten en die zijn de reden waarom we dingen doen. Angst ligt aan de bron van al onze ambities. We zijn allemaal bang voor Magere Hein, die aan het eind van de rit op ons wacht. Dus proberen we om een plaatsje in dit leven te vullen met onze spullen. Onze meubelen en onze schilderijen. De plaats die je je thuis noemt. De kleine sporen van onze eigen levens. In de wetenschap dat het uiteindelijk compleet betekenisloos is en niets voorstelt. Daar worstelen we allemaal mee, met dat finale afgrijzen voor onze sterfelijkheid. We kunnen het niet aanvaarden, en dus worden we gedreven door angst. De keizerrijken die door mogols worden uitgebouwd. Het gaat allemaal over de angst voor de dood. Maar uit die angst komen wel beschavingen en kunst voort. Freud heeft het erover in Het onbehagen in de cultuur, een waardevol boek over de menselijke conditie en angst.
In hoeverre wordt u zelf als acteur gedreven door angst?
Hopkins: Het is geen drijfveer meer voor mij. Ik heb geen drijfveren meer over. (lacht) Als je jonger bent, zit je vol ambities, omdat je wil slagen en boven de anderen uitstijgen en van betekenis zijn in je leven. Maar op een bepaald moment besef je dat je niet kunt blijven branden van ambitie. Sommige mensen doen dat wel en branden uit. Op een bepaald punt moet je die brandstof overboord gooien en jezelf laten voorttrekken naar de toekomst. Je kan niet blijven knokken en werken. Ik kan het niet. Het ligt niet in mijn aard.
Bent u tevreden met wat u bereikt heeft?
Hopkins: Ik ben tevreden, ja. Alles is zoals ik het wil. Ik heb geen ambities. Ik voel me goed in mijn vel, vredevol. Ik neem niks heel ernstig. Ik leef dag per dag. Ik heb afstand genomen van al de rest. Ook van de filmbusiness. Ik kijk ernaar en ik vind het interessant, maar ik trek het me niet aan. Mensen vragen me hoe het voelt om Hannibal Lecter te zijn, maar ik ben Hannibal Lecter niet. Ik ben mezelf. Alles bij elkaar zou ik zeggen dat ik me ontspannen voel. Ik heb al een heel leven en een hele carrière achter de rug.
U werkt wel nog steeds in een serieus tempo. Wilt u dat volhouden?
Hopkins: Nee, nu heb ik nood aan wat vrije tijd. Dat is wat ik zoek in een script. Vrije dagen. (lacht) Ik vraag altijd hoe snel ik mijn aandeel in een film kan afwerken. Als ze al mijn scènes in drie weken kunnen proppen, ben ik een tevreden man. Zolang ik maar geen vier maanden op de set moet blijven. Heel het filmbedrijf is een fabriek. De buitenwereld vindt het allemaal zo glamoureus en spannend, terwijl dat helemaal niet zo is. Ik leer mijn tekst vanbuiten, ga naar de set, sta op mijn plaats en acteer. Daar is niets glamoureus of mysterieus aan. Al dat gedoe over chemie tussen acteurs, het is allemaal onzin. Jij kent jouw tekst, jouw tegenspeler kent de zijne. Meer is het niet. Het is een kwestie van contact. Maar dan hoor je verhalen over de magische vonken die er waren tussen Spencer Tracy en Katharine Hepburn, of tussen Bogart en Bacall. Wel, die mensen waren toevallig met elkaar getrouwd. That’s all. Chemie tussen acteurs bestaat niet. Die was er ook niet tussen Jodie Foster en mij. Ik vind haar een geweldige vrouw en actrice, maar buiten de scènes zeiden we nauwelijks een woord tegen elkaar. We zeiden goedemorgen, vervolgens was het ‘Actie!’, ‘Cut!’ en ‘Oké, tot morgen.’ (lachje) Dat vind ik prima. Je staat ’s morgens op, je trekt je kleren aan, je stapt in de wagen, je gaat naar de set, je gaat je kleedkamer binnen, je kleedt je weer uit, je trekt iemand anders zijn kleren aan, je krijgt wat smurrie op je gezicht en je doet ‘Fffff!’(doet het fava-beansgeslurp). Waarop iedereen denkt ‘Mijn God, hoe fantastisch!’ (lacht) Het is allemaal bedrog, een truc.
Vindt u zichzelf een bedrieger?
Hopkins: Natuurlijk, maar zo zit het leven in elkaar. Het leven is de dagelijkse banaliteit, en voor mij is dat films maken.
Op de dvd van ‘Hearts in Atlantis’ zegt u dat echte acteurs geboren worden voor hun vak en dat u dat beseft heeft omdat u nergens anders goed in was. Weet u nog wanneer u wist dat u geboren was om te acteren?
Hopkins: Ik ben inderdaad acteur geworden omdat ik hopeloos slecht was in al de rest. (glimlacht) Dat heb ik begrepen in 1955, toen ik per toeval een amateursgezelschap aantrof in een plaatselijke YMCA (een soort christelijke OCMW, rn). Ik was toen 17 jaar oud, ik vroeg hen of ik mocht meedoen, ze gaven me een klein rolletje, ik ging op het podium staan en ik voelde me goed. Mijn vader kwam naar de voorstelling kijken en zei achteraf: ‘De Heer zij geprezen, je hebt iets gevonden om te doen!’ Twee maanden later won ik een studiebeurs voor een toneelschool in Zuid-Wales, waar ik twee jaar school heb gelopen. Maar ik was er nog lang niet rijp voor. Na mijn verplichte legerdienst ben ik dan naar de Royal Academy getrokken omdat acteren me wel plezierig leek. Er waren een paar acteurs die ik bewonderde, zoals Peter O’Toole en Richard Burton. Ik was een grote fan van Amerikaanse films. En ik heb geluk gehad. Als een kat met negen levens kwam ik steeds op mijn poten terecht. Ik heb met Laurence Olivier gewerkt in het National Theater. Dat ging allemaal vlot. Wel, eigenlijk ging het helemaal niet vlot. Ik heb veel afgezien. In 1967 kreeg ik dan een rol in The Lion in Winter, met Katharine Hepburn en Peter O’Toole, en dat was iets wat ik nooit gedroomd had. Mijn grote ambitie was om beroemd te worden. (lacht) Ik had me het grootste deel van mijn leven zo onbeholpen en ontoereikend gevoeld.
Maar dat is al lang achter de rug.
Hopkins: Nee, ik raak er nog geregeld gefrustreerd door. Ik kan bijvoorbeeld niet zo snel lezen als ik zou willen. Ik kan me zo moeilijk concentreren, en daar kan ik zo kwaad om worden. Ik zit piano te spelen of een boek te lezen en ik krijg zin om op het strand te gaan wandelen. Als ik dan op het strand wandel, denk ik: ‘Waarom zit ik niet thuis te lezen?’ En als ik dan terug naar huis loop om verder te lezen, denk ik: ‘Waarom ben ik niet blijven wandelen?’ (lacht) Ik dacht dat het hopeloos was maar een paar weken geleden stond ik te praten met Tony Robbins, een van die heel beroemde zelfhulpgoeroes. En hij zei me dat ik mijn probleem als een gave moest bekijken. Al die woede en razernij hebben me gebracht waar ik nu ben. Wat kan het je schelen dat je vijf boeken tegelijk leest? Dat is wie je bent. Voel je er goed bij. En ik dacht: ‘Dat is geweldig!’ Je verzoent je met het deel van jezelf dat je destructief of krankzinnig vindt. Het is niet destructief, het is deel van je persoonlijkheid. Ik heb het concentratievermogen van een kolibrie, maar zo ben ik nu eenmaal. Ik leid een fascinerend leven. Alles interesseert me. Ik verveel me nooit, behalve als ik probeer te mediteren. (lacht) Ik kan mijn geest niet stil krijgen.
‘Als je jonger bent, zit je vol ambitie, omdat je wil slagen. Maar op een bepaald moment moet je die brandstof overboord gooien en jezelf laten voorttrekken naar de toekomst. Je kan niet blijven knokken en werken.’
‘Hollywood is een fabriek. Ik leer mijn tekst vanbuiten, ga naar de set, sta op mijn plaats en acteer. Daar is niets mysterieus aan. Al dat gedoe over chemie tussen acteurs, allemaal onzin. Jij kent jouw tekst, jouw tegenspeler kent de zijne. Punt.’
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier