‘There’s no business like showbusiness’, weet ook regisseur Atom Egoyan en dus maakte hij er EEN thriller over die het glamourwereldje ontmaskert als een slangenkuil van listen, lusten en intriges. ‘We zijn allemaal slaven van de entertainmentindustrie.’

De tijd dat we zo uitkeken naar een nieuwe film van Atom Egoyan dat onze nek er stijf van werd, ligt al even achter ons. De Armeense Canadees heeft enkele meesterwerken op zijn naam – Speaking Parts (1989), Exotica (1994) en The Sweet Hereafter (1996) – maar de laatste jaren leverde hij enkel nog lauwe dweilen van films af, zoals Felicia’s Journey of Ararat. Maar in zijn nieuwste film Where the Truth lies etaleert Egoyan gelukkig nog eens zijn talent, zij het in vlagen. De regisseur onderzoekt in deze thriller (naar de roman van Rupert Holmes) de ranzige schaduwkant van de showbizz, waar iedereen duistere geheimen torst en zijn medemens misleidt. Centraal personage is de jonge journaliste (Alison Lohman), die voor research op bezoek gaat bij de populaire tv-komieken Lanny (Kevin Bacon) en Vince (Colin Firth). Ze leert haar idolen niet alleen kennen als geblutste entertainers maar ook als manipulatieve opportunisten, en ze ontdekt bovendien dat de levensstijl van het duo veel decadenter was dan hun zedige variétéshows uit de jaren vijftig lieten vermoeden. ‘Ik ben opgegroeid met dat soort tv-shows’, zegt Egoyan, ‘met die typische brave sketches, tuttige muzikale nummertjes en chronisch glimlachende presentatoren. Elk gezin haalde die figuren binnen als vrienden van de familie, maar niemand wist wie er zich achter al die glamour schuilhield. Misschien waren het wel psychopaten? Of sekteleden? Ik heb altijd al een ongezonde verbeelding gehad, ook als kind.’ (lacht)

Waarom heb je dit boek van Rupert Holmes gekozen?

Atom Egoyan: Ik wilde al lang een film maken over beroemdheden en beroemd zijn. Elke maatschappij heeft zijn goden nodig: vroeger wendde men zich daarvoor tot een of andere religie, nu worden celebrities als heiligen aanbeden. Holmes is zelf een ster geweest (hij scoorde onder meer een wereldhit met ‘The Piña Colada Song’; nvdr.): hij weet dus waarover hij praat en dat voel je aan de zelfspot in het boek en de rijkdom aan details. Bovendien zijn de personages heel dankbaar: het zijn geboren manipulators die het publiek moeiteloos naar hun hand zetten, desnoods met leugens of intimidatie.

Lanny en Vince danken hun status onder andere aan een benefietshow die ze elk jaar presenteren.

Egoyan: Precies. Zo’n marathonshow is de ideale manier om je van je meest barmhartige kant te laten zien. Maar wat speelt er zich af achter de coulissen? Wat als er – zoals hier – plots een lijk in de hotelkamer van de presentatoren wordt gevonden? Durft iemand dan die moderne heiligen van hun sokkel te stoten? En vooral: kunnen Lanny en Vince nog in het reine komen met zichzelf, nadat ze hun publiek jarenlang hebben belogen? Die vragen stuwen de film voort.

Voel je je zelf wel eens gevangen door je imago?

Egoyan: Nee, daar ben ik gelukkig veel te onbekend voor (lacht). Maar dat hoeft ook niet: ook de andere boeken die ik heb verfilmd, gingen over werelden of situaties waarmee ik niet vertrouwd was. The Sweet Hereafter legde bijvoorbeeld de machinaties binnen een dorpsgemeenschap bloot, terwijl ik zelf nooit in een dorp heb gewoond.

De uitspattingen en de maffiaconnecties van Lanny en Vince doen denken aan The Rat Pack. Heb je daar ook aan gedacht?

Egoyan: Zeker. Er doen de meest ongelofelijke verhalen over The Rat Pack de ronde maar van hun drugsfeestjes of seksorgieën zijn nooit beelden teruggevonden. Het blijft dus moeilijk om mythe en werkelijkheid van elkaar te scheiden, net als bij Lanny en Vince.

De film speelt zich af in de jaren vijftig en de jaren zeventig. Hoe kijk je zelf op die periodes terug?

Egoyan: De jaren vijftig zijn voor mij een periode van onderdrukte emoties. Onschuldig aan de oppervlakte, maar onderhuids een broeihaard van complexen. De jaren zeventig – waarin ik zelf ben opgegroeid als tiener – staan daar haaks tegenover. De seksuele revolutie is gepasseerd, de jazzy deuntjes van Duke Ellington zijn vervangen door progrock van Roxy Music of Robert Fripp, en het noir-achtige stilisme is vervangen door de ruwere New Hollywood-esthetiek. Dat contrast wilde ik de kijker meegeven.

‘Where the Truth lies’ wordt redelijk goed ontvangen, terwijl je vorige – ‘Ararat’ – de grond is ingeschreven. Opgelucht?

Door Dave Mestdach

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content