In ‘The Devil’s Backbone’ rekende Guillermo Del Toro af met het spook van de Spaanse Burgeroorlog. In de donkere sprookjesfilm ‘Pan’s Labyrinth’ neemt hij het Francoregime – en zonder het met zoveel woorden te zeggen ook een recenter gehaat bewind – onder handen.
Guillermo Del Toro is ook de maker van Cronos, Mimic, Blade II en Hellboy – stuk voor stuk hoogst amusante griezelfilms. Maar voor de duidelijkheid: zijn Hollywoodfilms dienen vooral om zijn andere, onafhankelijke projecten te financieren en hebben er op artistiek vlak weinig uitstaans mee. ‘Op het einde van Pan’s Labyrinth moet ik zelfs wenen’, vertrouwt Del Toro ons toe.
Voorwaar een sentimentele ziel.
Guillermo Del Toro:(lacht) Ik moet vaak huilen bij films, dus ja: ik ben een gevoelige jongen. Ik huil ook vaak om wat er in de wereld gebeurt. Als ik een aflevering bekijk van American Idol loop ik een week depressief rond. Ik kan er niet tegen hoe opportunistisch en materialistisch we zijn geworden. De dood van de menselijke geest is stilaan een feit.
Ik kan me niet van de indruk ontdoen dat ‘Pan’s Labyrinth’ over meer dan Franco alleen gaat.
Del Toro: Dat is ook zo. In de VS viel de release van The Devil’s Backbone, waarin ik op zoek ging naar onschuld in tijden van oorlog, samen met de aanslagen in New York. Sindsdien is er zoveel gebeurd in de wereld dat er van onschuld nog weinig sprake is. Ik vond dan ook dat The Devil’s Backbone een vervolg nodig had. Ik wou tonen hoe de wereld onder een losgeslagen kruisvaarder zich verhoudt tot het leven onder een dictator, zestig jaar geleden. Maar dan wel in de vorm van een sage – in sprookjes kun je makkelijker tot de essentie komen, zonder je te verliezen in historische feiten of politieke intriges. (haalt plots een indrukwekkend kladblok boven waar zijn schetsen voor de fantastische wereld uit ‘Pan’s Labyrinth’ in staan en begint er enthousiast uitleg over te geven)
Werk je altijd met een kladblok?
Del Toro: Ja. Ik vertrek vanuit notities en tekeningen om een scenario te schrijven. De enige uitzondering was Blade II. Dat was een opdrachtfilm.
Maar dan toch wel een leuke opdrachtfilm?
Del Toro: Absoluut! Ik vind het zelfs een goede opdrachtfilm. Maar het scenario was al af toen ik op het aanbod inging. Ik durfde er ook niets meer aan te veranderen, want ik wou narratief niet te veel afwijken van de andere films uit de reeks. Visueel heb ik er natuurlijk wel mijn stempel op gedrukt.
Dat had je ook kunnen doen met ‘Harry Potter and the Prisoner of Azkaban’, maar voor die opdracht heb je bedankt.
Del Toro: Omdat ik met de voorbereidingen van Hellboy bezig was. Het heeft zolang geduurd om dat project – mijn droomproject – van de grond te krijgen dat ik echt niet langer kon wachten om met de opnames te beginnen. Dus heb ik de producenten van Harry Potter Alfonso Cuarón aangeraden. Het idee om weer een vervolg te breien aan andermans werk, schrok me ook af, en bovendien kon ik me niet vinden in de eerste twee Harry Potter-films. Keurig gedaan, maar zo had ik mij het bijzondere universum van J.K. Rowling zelf niet voorgesteld. Ik zou dus een andere weg hebben willen inslaan, maar ik had geen zin om daarover met de producenten in de clinch te gaan.
Alfonso Cuarón is het anders wel goed gelukt.
Del Toro: Ja. Dat was dus een inschattingsfout van mijn kant. Blijkbaar stond Warner Bros. ervoor open. Maar er is nog een reden waarom ik Harry Potter niet wou doen: ik kan niet vrolijk worden over mijn jeugd, laat staan over die van een ander. Ik geloof niet in gelukkige kinderen. Als kind krijg je niet de middelen om met de wereld om te leren gaan. Je wordt er gewoon in gesmeten en onmiddellijk opgezadeld met een hoop nutteloze informatie en schuldgevoel. Je mag dit niet, je mag dat niet. Waarom niet?! Daarom ben ik zo gefascineerd door foetussen. Daar heeft niets of niemand invloed op. Een foetus is voor mij de belichaming van de ziel – zo puur. Zodra het kind geboren wordt, beginnen wij erop in te beuken, met onze onzekerheden, onze fouten, onze angsten.
Waar ben je zelf bang van?
Del Toro: Geweld. Dat maakt me doodsbang. Maar ik ben er ook door gefascineerd, zoals je in mijn films wel al zal hebben gemerkt. Als je opgroeit in Mexico-stad, is het onmogelijk om niet door geweld gefascineerd te zijn. Ik heb al meer doden gezien dan Haley Joel Osment in The Sixth Sense. (lacht) Dat betekent niet dat ik ervan hou. Je kan gefascineerd naar een auto-ongeluk kijken, maar dat betekent niet dat je het graag ziet gebeuren. Wat ik in Hellboy doe, mag je bovendien niet vergelijken met het institutionele geweld uit Pan’s Labyrinth. Geweld neemt verschillende vormen aan, zoals seks: er is bijvoorbeeld partnerseks, prostitutie en verkrachting. De drie hebben niets met elkaar te maken.
Botst die fascinatie niet met je katholieke opvoeding?
Del Toro:(lacht) Volledig! Ik lach er nu wel mee, maar ik ben er nog vaak mee bezig. Ik geloof niet in de katholieke dogma’s, ik ga niet naar de kerk, maar als er iets fout loopt, heb ik nog altijd de neiging om op mijn knieën te vallen. (lacht) Eens een katholiek, altijd een katholiek. Misschien ben ik ook nog altijd graag een katholiek. Niets zo meelijwekkend als een atheïst met berouw.
Je bent een van de weinige filmmakers die in een oogwenk van pulp omschakelt naar grote kunst. Doe je dat bewust?
Del Toro: Als ik Blade II moet maken om groen licht te krijgen voor Hellboy of financiers te vinden voor Pan’s Labyrinth, dan doe ik dat met plezier. Ik neem elke film even serieus. De uitdaging om in een popcornfilm als Hellboy ernstige thema’s te tackelen, is niet kleiner dan om van de labyrintische zoektocht van een land naar zijn identiteit een onderhoudende film te maken. Want daar draait het in Pan’s Labyrinth om: hoe Spanje in de tweede helft van de vorige eeuw weer één natie is geworden. Alleen klinkt dat redelijk saai, dus heb ik er een sprookje van gemaakt. En in The Devil’s Backbone vertrok ik vanuit het idee dat de Burgeroorlog nog altijd het grootste spook van Spanje is, dus is het een spookfilm geworden.
Vanwaar komt jouw fascinatie voor de Spaanse Burgeroorlog?
Del Toro: Voor Mexicanen is dat een belangrijke historische gebeurtenis omdat onze cultuur mee gevormd is door Spaanse immigranten – intellectuelen die uit Spanje zijn weggevlucht na de overwinning van Franco. (fel) Ik haat Franco, zoals ik ook instituten als de kerk, de banken en de politiek haat. Er bestaat niet één goed instituut. Er bestaan alleen goedgeklede mannen met een brede glimlach, zoals de fascisten in Pan’s Labyrinth, die – of het nu op religieus, economisch of politiek vlak zij – de wereld ervan willen overtuigen dat zij het bij het rechte eind hebben. De wijze waarop ze de wereld poraliseren, is verschrikkelijk.
Komt er nog een derde film over de Spaanse Burgeroorlog?
Del Toro: Ja. Maar hij speelt zich af in de jaren 90. In de geschiedenisboeken staat dat de Burgeroorlog geëindigd is in 1939, maar dat klopt niet. Inmiddels loopt hij op zijn laatste benen, maar in de jaren 90 waren de littekens nog duidelijk zichtbaar.
Wordt dat je volgende?
Del Toro: Ik hoop eerst Hellboy 2 te kunnen doen, maar het budget is nog niet rond. (Sinds dit interview, dat enkele maanden geleden plaatsvond, raakte bekend dat de opnames in april starten en de film in de zomer van 2008 in de zalen komt, nvdr.) Ik zou bovendien graag At the Mountains of Madness van H.P. Lovecraft verfilmen en ik loop ook al lang met het idee rond om van The Count of Monte Cristo een western te maken waarin de graaf met een mechanische hand rondloopt.
Waar haal je het uit?
Del Toro:(lacht) Misschien heeft mijn voorliefde voor het surrealisme en dadaïsme er iets mee te maken. Kunst kan volstrekt irrationeel zijn en toch een punt maken of iets te vertellen hebben. Prachtig! En als een urinoir het belangrijkste kunstwerk van de afgelopen eeuw kan zijn, waarom zou een stripverfilming dan niet de belangrijkste film kunnen zijn?
‘Hellboy’ is dus beter dan ‘Citizen Kane’?
Del Toro: Ik had het over de afgelopen eeuw. Hellboy dateert uit 2004.
Ik vind het vreemd dat je geen filmmakers noemt als invloeden. ‘The Devil’s Backbone’ en ‘Pan’s Labyrinth’ zijn duidelijk beïnvloed door het werk van Víctor Erice en Jean Cocteau, en je put ook vaak inspiratie uit het horrorgenre.
Del Toro: Klopt. In Cronos zit zeker iets van David Cronenberg en Terence Fisher (legendarische horrorregisseur, nvdr.). In The Devil’s Backbone zijn ook sporen terug te vinden van de Italiaanse horrormeester Mario Bava. Maar het meest ben ik beïnvloed door schilderkunst en literatuur. Zowel in The Devil’s Backbone als in Pan’s Labyrinth zitten bijvoorbeeld verwijzingen naar Charles Dickens. Zei jij dat je uit België komt? Dan moet je Félicien Rops kennen. Ik hou enorm van zijn werk, maar ook van de andere symbolisten: Arnold Böcklin, Odilon Redon, Carlos Schwabe. Zij waren mateloos gefascineerd door de mystieke kracht van de natuur, en werkten dan ook graag met fantastische figuren als feeën, monsters en geesten. Net als ik.
Door Ben Van Alboom
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier