Vijftien jaar had hij al in de woestijn staan zingen toen hij met Pulp plots een rijtje hits scoorde dat van hem zowat Mr. Britpop maakte. Na acht jaar radiostilte leverde Jarvis Cocker zopas zijn eerste soloalbum af, dat hij volgende week voorstelt in de AB.

Die acht jaar radiostilte zijn eigenlijk maar schijn: Jarvis Cocker, 43 intussen, heeft verre van zitten niksen. In 2003 stampte hij onder het alter ego Darren Spooner het elektroproject Relaxed Muscle uit de grond en tussendoor was hij ook toeleverancier voor grandes dames Marianne Faithfull, Nancy Sinatra en Charlotte Gainsbourg – wiens 5: 55 hij vorig jaar van een handvol exquise songs voorzag. Hoewel hij tegenwoordig in Parijs resideert, is de voormalige frontman van Pulp every inch an English gentleman gebleven. Wanneer hij om tien uur ’s ochtends het Hôtel Amour komt binnengewaaid, verontschuldigt Cocker zich allereerst voor het ontiegelijk vroege uur waarop hij ons ontboden heeft. ‘Ik heb net mijn zoontje naar school gebracht.’ Dat zoontje heet Albert en is samen met zijn vrouw en styliste Camille Bidault-Waddington de reden waarom hij vijf jaar geleden de wijk nam naar de Franse lichtstad.

Viel het je niet zwaar om opeens alle bruggen achter je te verbranden?

Jarvis Cocker: Makkelijk was het natuurlijk niet. Ik liet een vertrouwde omgeving achter om me in een stad te vestigen waarvan ik de voertaal niet begrijp en die – zo heb ik tot mijn scha en schande gemerkt – vergeven is van de honden- en duivenstront. (lacht) Aanvankelijk voelde ik me hier behoorlijk eenzaam, ik werd compleet teruggeworpen op mezelf. Maar achteraf bekeken had ik die breuk met het verleden nodig.

De voorbije jaren bleef je muzikaal op de achtergrond. Heb je het vaderschap bewust voorrang gegeven?

Cocker: Absoluut. Ik heb genoeg muzikanten gezien die na de geboorte van hun kleine op tournee vertrokken, na anderhalf jaar terugkwamen en een kereltje aantroffen dat al kon lopen, maar niet wist wie zijn vader was. Ik ben blij dat ik het anders heb aangepakt. Ik wou geen kind maken en het dan in de steek laten.

Dat heeft jouw vader wel gedaan.

Cocker: Precies. Op mijn zevende is hij met de noorderzon vertrokken, he just disappeared. Toen ik zelf vader werd, speelde dat gemis weer even op, want ik besefte dat ik eigenlijk nooit een vaderlijk rolmodel had gehad. Als kind heb ik nochtans nooit echt onder dat gemis geleden. Integendeel, als one parent kid kreeg ik op school altijd gratis maaltijden. (grijnst)

Wat voor een kind was jij eigenlijk?

Cocker: Heel verlegen. Aangezien er vroeger in Sheffield nog geen crèches waren, kwam ik pas op mijn vijfde met leeftijdsgenootjes in contact toen ik naar de lagere school moest. Daar heb ik gauw ontdekt dat je jezelf makkelijk populair maakt door de leukerd uit te hangen. Ik heb ‘being silly’ als een verdedigingsmechanisme aangekweekt. En ik vrees dat ik die reflex nog steeds bezit. Als ik me ergens niet op mijn gemak voel, begin ik nog altijd slechte grappen te vertellen. En helaas voel ik me nogal snel ongemakkelijk. (lachje)

Was naar Parijs verkassen ook een manier om Engeland en vooral je bekendheid te ontvluchten?

Cocker: Misschien. Op zich zijn de mensen in Engeland altijd vriendelijk geweest voor me. Ze zeggen altijd hoffelijk goeiedag, ze zeggen nooit ‘Hey Cocker, fuck off!’. Maar het helpt natuurlijk dat ik hier in Parijs mijn zoontje naar school kan brengen zonder op straat te worden aangeklampt.

In Engeland word je een ‘instituut’ genoemd, hoewel je zelf altijd hebt gezegd: ‘I’m not an institute, I should be in one’. Vandaar ook die handleiding bij je cd? ‘You may sit if you wish, kneeling is not necessary.’

Cocker: Het probleem is dat ik het woord ‘soloalbum’ zo vreselijk pretentieus vind klinken. Met dat zinnetje wilde ik dat een beetje relativeren.

Hebben er al ooit mensen voor je geknield?

Cocker:(verontwaardigd) Maar nee, ben je gek?! Behalve het occasionele huwelijksaanzoek heb ik het als popster altijd moeten stellen met slijmerige fanbrieven. Of het tegenovergestelde, natuurlijk. Zo herinner ik me een vrouw die me wekelijks een handgeschreven brief stuurde van wel twintig vellen. Keer op keer beschuldigde ze me ervan dat ik door middel van telepathie haar gedachten las en haar ideeën gebruikte in mijn muziek. Volgens haar was zij, en niet ik, de auteur van alle Pulpnummers. Uit die brieven bleek ook dat ze een alcoholverslaving had en duidelijk in de marginaliteit leefde. Het gekke is dat ik me op de lange duur verantwoordelijk begon te voelen voor die vrouw. Zeer onaangenaam, allemaal. Anyway, ik heb al vijf jaar geen brief meer van haar ontvangen. Al weet ik niet of dat positief is.

Met je populariteit is het nog steeds goed gesteld. Het Britse blad ‘NME’ plaatste je in haar jaarlijkse Cool List onlangs nog op nummer vier.

Cocker: (sarcastisch) Yeah, I feel so cool.

Toch niet slecht voor een rocker van middelbare leeftijd?

Cocker: Pff, ik geloof niet in cool. Toen ik veertig werd, heb ik beslist dat de publieke opinie m’n rug op kan. Al heb ik mezelf toen ook de vraag gesteld of ik wel waardig oud kan worden in dit vak. ‘Ben ik bereid de kant van Mick Jagger op te gaan?’ gonsde het door mijn hoofd. En ik ben min of meer tot een besluit gekomen: ik blijf doorgaan tot ik mijn haar verlies.

Onlangs heb je nog eens in het oeuvre van Pulp gegrasduind ten behoeve van de heruitgaven van ‘His’N’Hers’, ‘Different Class’ en ‘This Is Hardcore’. Hoe viel die confrontatie met het verleden mee?

Cocker: Bijzonder goed, eigenlijk. Ik ben songs tegengekomen waarvan ik het bestaan vergeten was. Heel vreemd om nummers van jezelf te horen alsof ze van iemand anders zijn. En dat ik van sommige van die songs ook onder de indruk was, vond ik helemaal te gek. Van It’s A Dirty World kon ik bijvoorbeeld niet geloven dat het niet op de plaat (This Is Hardcore, nvdr.) geraakt is, want er staan minstens vijf véél slechtere nummers op dat album.

Zijn er nog zaken waar je achteraf spijt van hebt?

Cocker:Oh yes, many regrets. Ik vind het vooral heel jammer dat we zo weinig platen hebben gemaakt. Onze eerste plaat dateert uit ’83, de laatste uit ’99. In die zestien jaar hebben we maar zeven albums uitgebracht. Dat is niet echt productief. Maar het meest spijt heb ik van This Is Hardcore. Dat had een veel betere plaat kunnen zijn. We hebben ze meteen na de Different Class-tournee opgenomen, toen we zowat de hemel werden in geprezen. Nogal logisch dat je niet echt superkritisch bent voor jezelf als je na zo’n egoboost en helemaal high van de euforie aan nieuwe nummers schrijft.

Je was in die tijd niet alleen high van de euforie, durf ik wedden.

Cocker: Nee, dat is waar. Ik heb zo’n beetje alles geprobeerd. Marihuana vond ik maar niks, moest ik altijd van overgeven. LSD en padden-stoelen waren wél interessant, omdat ze je leren hoe je brein werkt. En cocaïne was natuurlijk alomtegenwoordig in de nineties. Er wordt altijd gezegd dat je van coke niet doodgaat. Fysiek misschien niet, maar geestelijk maakt het je kapot. Coke herleidt je tot een lege, zielloze egoïst. Je gaat je enorm goed voelen for no particular reason. Veel mensen worden na een lijn coke onuitstaanbare klootzakken. Speed kan ook best gevaarlijk zijn. Ik ken mensen die er compleet psychotisch van geworden zijn en nu in een instelling zitten.

Heb je ooit heroïne gebruikt?

Cocker: Nooit voor echt . (ziet ons lachen) Ik bedoel: ik heb ooit eens als een mietje een muizendosis geprobeerd. Omdat ik er echt schrik van heb. Van heroïne ga je wél dood. Al valt het me op dat mensen die heroïne spuiten, in tegenstelling tot cokegebruikers, een relatief heldere geest behouden. (grijnzend) Maar ik ben geen expert, hoor.

Ondervind jij als jonge veertiger al iets van aftakeling?

Cocker: Ja. Letterlijk een week nadat ik veertig geworden was, werd ik ’s nachts wakker met suizingen in mijn oren. Het leek wel of er naast mijn bed een Boeing stond warm te draaien. Het verdict: tinnitus, gehoorschade. Intussen ben ik eraan gewend geraakt, maar ik hoef er maar even aan te denken of ik hoor het geruis weer.

Ga je met de jaren meer over de dood nadenken?

Cocker: Ik heb altijd al veel over de dood nagedacht en erover geschreven. Er zijn veel Pulpnummers met ‘dood’ in de titel: Death Comes To Town, Death II, She’s Dead. Trouwens, voor het zover is en ik in een ziekenhuisbed lig af te takelen, zal ik mijn zoon herinneren aan een nummer op This Is Hardcore: Help The Aged.

Geloof je in een hiernamaals?

Cocker: Ik geloof wel in het bestaan van de ziel, maar ik koppel daar liever geen religieuze consequenties aan. Godsdiensten zouden moeten worden verbannen, ze worden alleen maar gebruikt als excuus om wrede oorlogen te voeren. De eerste die een seculiere variant van religie uitvindt, verdient mijn eeuwig respect.

Die seculiere variant bestaat al. Nog nooit van Scientology gehoord?

Cocker: Zwijg me dáár alsjeblieft van.

Hoe ben je ertoe gekomen de protestsong ‘Running the World’ te schrijven?

Cocker: Ik wou al een tijdje de wereldleiders eens afzeiken in een liedje. Maar de trigger was eigenlijk Live8. Op zich een nobel evenement, daar niet van, maar ik vrees dat Bono en Geldof een beetje zijn misbruikt door de G8. Die hebben de gelegenheid te baat genomen om de bevolking wijs te maken dat ze écht bezig zijn met ontwikkelingshulp. Larie natuurlijk. Vandaar: ‘Cunts are still running the world’.

Nu we het toch over schuttingtaal hebben. In ‘Don’t Let Him Waste Your Time’, een nummer dat je hebt geschreven voor Nancy Sinatra, laat je haar zingen over een ‘skinny bitch in hot pants’. Ik verdenk jou ervan daar heel erg trots op te zijn.

Cocker:(betrapt) Ja, dat kan ik niet ontkennen. Een hele tijd geleden schreef ik teksten voor Tony Christy, dat is zo’n beetje de Tom Jones van Sheffield. Hem legde ik ook altijd de grofste woorden in de mond. Het grappige is dat hij nu vooral populair is in het Duitse schlagercircuit. Hij staat die moffen met andere woorden gewoon uit te schelden zonder dat ze er erg in hebben. (lacht)

Maar nog even over Don’t Let Him Waste Your Time. Toen ik dat nummer zelf aan het opnemen was voor mijn soloplaat, heb ik die ene zin veranderd. ‘Skinny bitch’ werd ‘skinny thing’. Maar de vrienden aan wie ik het liet horen, waren allemaal ontgoocheld. Ze vonden het de beste zin van het nummer, dus heb ik het er maar in gelaten. Ik wou het maar even melden, voor ik versleten word voor seksist.

Het grappige is dat jouw grote held Lee Hazlewood zoveel jaar geleden ook al vieze woorden in Nancy’s mond legde.

Cocker: Ja, Some Velvet Morning. Dat ging over SM, maar het arme kind had het niet door. Ik heb onlangs een nummer geschreven voor Lee. Ik had het nog graag met hem opgenomen, maar hij heeft een bloody cancer in zijn lijf. Hij heeft hooguit nog een paar maanden. Maar weet je, eigenlijk ben ik al heel blij dat er een zin kan worden gevormd met onze twee namen: ‘Lee Hazlewood en Jarvis Cocker hebben Nancy Sinatra over vieze dingen laten zingen’. That’s my claim to fame. (lacht)

Door Vincent Byloo

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content