Tori Amos, de opperpriesteres van de feministische rock, neemt geen blad voor de mond en dat wordt haar vaak niet in dank afgenomen. Haar nieuwste single, ‘Big Wheel’, werd alvast in de ban geslagen. ‘Bush verafschuwt mij nog meer dan Paris Hilton.’

‘Prick is something that will happen to your finger if you simply practice enough.’ Het is maar een van de vele memorabele quotes die ooit van haar bloedrode lippen zijn gerold. Dat de mannen het in die oneliners steevast moeten ontgelden, mag geen toeval heten. Tori Amos (43) is een uitgesproken feministe en ze noemt dan ook man en paard – excuseer, vrouw en paard – in haar snerende songteksten, die altijd een verhelderend licht werpen op de gespannen genderverhoudingen en ons niet zelden ook een blik gunnen in haar problematische psyche. Al anderhalf decennium en negen platen lang verwerkt de zingende pianiste en domineesdochter haar hyperreligieuze opvoeding, drie miskramen en een brute verkrachting. De aanrander schreef ze precies 15 jaar geleden van zich af met het hartverkillende Me And A Gun: ‘Yes, I wore a slinky red thing / Does that mean I have to spread?’.

Op het nieuwe American Doll Posse – nee, daar staat geen Pussy, beste mannelijke zwijnen – verdeelt Amos 20 songs onder haar vijf alter ego’s (lach niet; haar vorige plaat, The Beekeeper, was opgedeeld in tuinen). Die vijf personages hebben overigens ook elk hun eigen MySpacepagina. Niet helemaal zeker wat wij – tenslotte toch van de niet zo ontwikkelde mannensoort – daar allemaal van moeten denken, polsen we even met wie we ons het komende halfuur gaan onderhouden.

Spreek ik vandaag met Isabel, Clyde, Pip, Santa of Tori?

Tori Amos: Zeg maar gewoon Tori. Ik bén die meiden niet, hé. Op mezelf na zijn het echt wel zuiver denkbeeldige personages.

Je lijdt dus niet aan een ernstige meervoudige persoonlijkheidsstoornis?

Amos: Nee, natuurlijk niet. Ik heb het al moeilijk genoeg om de zangeres Tori Amos en de mens Tori Amos uit elkaar te houden. Er zijn artiesten die zelfs dát onderscheid niet kunnen maken. En geloof me: dat zijn stuk voor stuk tragische gevallen. Maar ik geef toe dat het vermoeiend is om verantwoording te moeten afleggen voor vijf. Wie er mij na vandaag nog op aanspreekt, gets the finger.

Hoe heb je die verschillende personage eigenlijk bedacht?

Amos: Jaren geleden al raakte ik gebio- logeerd door Griekse mythes, waarin eigenlijk de wortels liggen van alle vertelkunst. Net zoals de personages in die mythologieën de oude Grieken een spiegel voorhielden, zo staan de personages op American Doll Posse symbool voor verschillende vrouwen met elk hun eigen lasten en lusten.

In die zin ligt deze plaat dus in het verlengde van ‘Strange Little Girls’, waarop je de vrouwen in bekende songs als ‘I Don’t Like Mondays’ of ‘Happiness Is A Warm Gun’ promoveerde van lijdend voorwerp tot onderwerp?

Amos: Precies. Alleen bleken vooral vrouwen zich te kunnen inleven in die plaat en liet ze mannen onverschillig. Daarom heb ik American Doll Posse muzikaal meer afgestemd op een mannelijk publiek en is het een echte rockplaat geworden, inclusief vuile gitaren met hoog testosterongehalte. Maar het concept blijft hetzelfde: verhalen vertellen vanuit een vrouwelijk standpunt. Daarvoor heb ik deze keer enkele alter ego’s gecreëerd waarop vrouwen zichzelf kunnen projecteren. Omdat ik geloof dat iedereen personages nodig heeft om zijn of haar leven aan af te toetsen. In de negentiende eeuw deden ze dat met koningen en prinsessen. In het begin van de twintigste eeuw werden het filmdiva’s. En in de jaren 60 en 70 waren rockartiesten de rolmodellen.

Met wie vergelijken mensen zich anno 2007?

Amos: Met celebrities, zij die beroemd zijn omdát ze beroemd zijn zonder ooit iets te hebben verwezenlijkt. De actrices van de jaren 40 en 50 waren nog echte persoonlijkheden. En hetzelfde geldt voor de muzikanten uit de jaren 60 en 70. Artiesten als Bob Dylan, Joni Mitchell, Janis Joplin, Debbie Harry, Patti Smith, Robert Plant, David Bowie en John Lennon – zeg maar: mijn persoonlijke helden – waren stuk voor stuk intellectuelen. Maar van de figuren die ik tegenwoordig op de covers van Hello Magazine of People Magazine zie staan, vraag ik me vaak af waar ze in godsnaam hun beroemdheid aan te danken hebben. En toch zijn het de Paris Hiltons en Nicole Richies van deze wereld waar het meest naar opgekeken wordt.

In haar zopas verschenen boek ‘Female Chauvinist Pigs’ beweert de feministische schrijfster Ariel Levy dat die bimbocultuur vreemd genoeg bestaat bij de gratie van het huidige rechts-conservatieve beleid in Amerika.

Amos: Daar ben ik het absoluut mee eens. Waarom denk je dat Bush en consorten mij nog meer verafschuwen dan die bimbo’s? Omdat ze geloven in de patriarchale samenleving en dus meer schrik hebben van een geëmancipeerde, vrijgevochten vrouw dan van een gewillige, zichzelf als lustobject presenterende sloor. Paris Hilton past dus beter in hun vrouwbeeld dan Tori Amos, ook al ben ik met voorsprong de meest zedige van ons twee.

Volgens Levy beschouwen de tienermeisjes die zich spiegelen aan dergelijke bimbo’s seks meer als een ruilmiddel dan als een bron van genot.

Amos: Alweer de nagel op de kop! Maar dat geldt lang niet alleen voor jonge meisjes, hoor. Ik ken ook oudere vrouwen die er zo over denken. Kijk, mijn vader is een dominee en dus zeer katholiek, maar hij behoort zeker niet tot de rechts-christelijke vleugel. Hij heeft altijd gestreden voor vrouwenrechten en vindt dat de vrouw niet ten dienste hoort te staan van haar man. Maar als het op seksualiteit aankomt, liggen onze meningen behoorlijk ver uiteen. Net zoals de meeste katholieken deelt hij vrouwen op in twee categorieën: de seksloze Maria en de losbandige Magdalena. Volgens die redenering ben je als vrouw met andere woorden óf moeder óf hoer. In het eerste geval ben je een getemde feeks die weliswaar met respect behandeld moet worden. In het tweede geval ben je een slet zonder een greintje waardigheid. Ik wil moeder én hoer zijn. Of geen van beide. Maar ik zal me alleszins tegen die opdeling blijven verzetten.

Bijvoorbeeld door jezelf in de single ‘Big Wheel’ te omschrijven als een ‘MILF’, pornojargon voor ‘Mom I’d Like to Fuck’.

Amos: Dat is een statement, ja. Een opgestoken middenvinger naar dat seksistische onderscheid tussen moeder en hoer.

Toch vermoed ik dat die singlekeuze niet geheel toevallig is gemaakt. ‘Big Wheel’ werd – erg voorspelbaar – door zowat alle Amerikaanse radiostations gebannen, maar hij leverde jou wél een hoop persaandacht op.

Amos: Ach, ik ga niet ontkennen dat ik blij ben met al die media-aandacht, want daardoor doet Big Wheel het nu ongelooflijk goed in de adult charts. Dus: ban away all you want, ik lach wel in mijn vuistje. Ik wíst natuurlijk dat dat ene woord links en rechts op verontwaardiging zou stuiten, maar ik had er geen flauw benul van dat er zo’n schandaal van gemaakt zou worden. Toen die hele rel losbarstte, heb ik trouwens nog overwogen om een speciale versie op te nemen voor de Britse markt en MILF te vervangen door FILF, wat dan zou staan voor ‘Footballer’s wife I’d Like to Fuck’. Benieuwd of ze daar om hadden kunnen lachen in Engeland.

Het blijft natuurlijk ironisch dat één pornoterm je op censuur komt te staan, terwijl het op de Amerikaanse fm-band bulkt van de gangstarap waarin vrouwen onveranderlijk voor ‘bitches’ versleten worden.

Amos:Very good point! Dat verraadt de mannelijke suprematie in de muziek bizz en de ronduit patriarchale manier waarop hij gerund wordt.

Ik wed dat je net hetzelfde dacht toen ‘Q Magazine’ je in ’94 samen met Björk en PJ Harvey op de cover zette onder de titel ‘Hips, lips, tits’.

Amos: Afschuwelijk, hé? Ik zou kunnen zeggen dat ik me genaaid voelde, maar eigenlijk was die cover niet meer dan een bevestiging van wat ik allang wist: dat je als vrouwelijke muzikant eerst vrouw bent en pas op de tweede plaats muzikant.

Je hebt ooit gezegd dat iedere gast die ooit een sok in zijn broek heeft geschoven toen hij voor het eerst een podium beklom eens naar jouw platen moet luisteren.

Amos: Of een komkommer of een prop krantenpapier. Ja, dat soort mietjes kan nog wat van me leren. (lacht)

Tot slot: ken je de Don’t Call Us Tori Club?

Amos:No, tell me about it!

Dat is een vereniging van vrouwelijke singer-songwriters die het beu zijn om steeds met jou vergeleken te worden.

Amos: (giert het uit) Ik neem het hen in ieder geval niet kwalijk. Ik werd aan het begin van mijn carrière ook uitentreuren vergeleken met Kate Bush en Joni Mitchell. Maar ik heb één goede raad voor de leden van de Don’t Call Us Tori Club: ga koppig je eigen weg en over twintig jaar zullen er artiesten met jou vergeleken worden.

Dat zo’n vereniging überhaupt bestaat, moet toch ook je ego strelen?

Amos: Tuurlijk! Je hebt net een heel gelukkige vrouw van me gemaakt.

Daar sta ik om bekend bij de vrouwtjes!

(* ‘Mom I’d Like to Fuck’. Meer info over dit – euh – interessante fenomeen vindt u volop op het internet.)

‘AMERICAN DOLL POSSE’: Uit op 27/4 bij SonyBMG

TORI AMOS LIVE: 1/7, Rock Werchter

Door Vincent Byloo

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content