‘Bob Dylan kan als geen ander vragen ontwijken,’ aldus Bryan Ferry. Gelukkig gaat hém dat minder goed af en vertelt de halftijdse frontman van Roxy Music honderduit over zijn tributeplaat ‘Dylanesque’, zijn bijnadoodervaring, humorloze Amerikanen en zijn al jaren aanslepende writer’s block: ‘Ik ben mijn creatieve hoogtepunt voorbij.’

Vergeet de Koran, gooi weg die Bijbel, zet Visjnoe bij het grof huisvuil en verbrand dat spuuglelijke Boeddhabeeld: werp u nederig aan de voeten van Bob Dylan, stervelingen, en uw leven zal nimmer hetzelfde zijn. Die jaarlijkse kamelenrit richting Mekka of voettocht naar Santiago de Compostela mag u nú annuleren: een enkeltje Vorst Nationaal volstaat.

Maar wie zich echt in de gunst van De Allergrootste wil werken, kan zijn adoratie maar beter een beetje in de verf zetten. Een tributeplaat maken, zoals Bryan Ferry, is een optie – en lang niet de makkelijkste. Op Dylanesque bewerkt de aanvoerder van het onlangs gereanimeerde Roxy Music elf van zijn bekendste songs. Daarmee is Ferry niet aan zijn proefstuk toe. In ’73 al waagde hij zich op zijn solodebuut These Foolish Things aan de Dylanklassieker A Hard Rain’s A-Gonna Fall en op zijn laatste plaat figureerden met It’s All Over Now, Baby Blue en Don’t Think Twice, It’s All Right ook al twee Dylancovers.

Wat er hem uiteindelijk toe bewogen heeft om een hele cd aan zijn held op te dragen, wilden wij wel eens weten, dus gingen wij knockin’ on Bryan’s door. Aan één blik op ’s mans ranke verschijning hebben wij genoeg om te begrijpen waarom Ferry zelfs op zijn 61e nog door winkelketen Marks & Spencer als kapstok voor zijn herencollectie wordt gebruikt: met zijn staalblauwe ogen en gezond opverende haardos blijft de pensioengerechtigde Brit tangled up in cool. Nadat hij de schoenen van zijn voeten heeft geschopt en de strop van zijn das is losgeknoopt, steekt de nog steeds met boyish charm morsende Ferry van wal.

Bryan Ferry: Eigenlijk is Dylanesque een manier om tijdelijk mijn writer’s block te omzeilen. Ik probeer nu al een hele tijd nieuw materiaal bij elkaar te schrijven voor een volgende plaat van Roxy Music, maar het wil niet vlotten. Aangezien ik geen zin had om zo nog drie jaar te blijven aanmodderen en ik mijn publiek in afwachting toch iets wou geven, heb ik een alternatief gezocht. Een plaat met Dylancovers maken, sprak al lang tot mijn verbeelding. Now was the right time.

Eerder dan een Dylanplaat had ik van jou, in navolging van ‘As Time Goes By’, waarop je standards uit de jaren 30 hernam, een album met fiftiesklassiekers verwacht. Om een of andere reden heb ik jou altijd met de jaren 50 in verband gebracht.

Ferry: Daar zullen mijn kostuums wel voor iets tussenzitten, zeker? (lachje) Een fiftiesplaat is nog niet zo’n gek idee, trouwens. Moet ik zeker onthouden! Weet je dat ik in de jaren 50 de allereerste Europese Rock & Roll Tour van Bill Haley & His Comets heb gezien? Ik was amper tien, maar ik zat op de allereerste rij, ik voelde het zweet van Bill Haley op mijn armen spatten. De kaartjes had ik gewonnen via een wedstrijd op Radio Luxemburg, het station waarnaar ik ’s nachts in mijn bed stiekem luisterde, met mijn oor tegen de luidspreker gedrukt, want het signaal viel om de haverklap weg. Ik ontdekte er jazz, skiffle en blues. En vooral Leadbelly, nog altijd een van mijn helden.

Nu ik er zo over nadenk: ik zat in die tijd wellicht naar krék dezelfde muziek te luisteren als Dylan. Sinds ik op zijn site Theme Time Radio heb ontdekt, de internetradioshow waarin hij zijn favoriete liedjes draait én becommentarieert, weet ik het wel zeker. Werkelijk verbluffend hoezeer onze smaak blijkt overeen te komen. Een vriend van me heeft al zijn uitzendingen op cd gezet. Zo kan ik ook op tournee naar de Grote Meester luisteren.

Je zit hem nu wel te bewieroken, maar heb ik niet ergens gelezen dat jij Dylan vroeger maar niks vond?

Ferry: In de vroege jaren 60 vond ik hem te folky, ja. Ik begreep de jongens niet die op de universiteit met zijn platen dweepten. Ik hield van elektrische gitaren, rhythm & blues, dansstapjes, Otis Redding en glimmende pakken met pluchen revers. (grijnst) Pas toen hij elektrisch ging, begon het me te dagen hoe geniaal hij wel was. Wat hij maakte, was een intelligente variant van popmuziek. Iets moeilijker doordringbaar dan de gladde pop van die tijd, maar precies daarom heeft zijn muziek de tand des tijds doorstaan en blijft hij tot vandaag nieuwe generaties aanspreken. Mijn twee jongste zonen hebben álles van hem op hun iPod staan. En daar zit ik voor niks tussen – naar mij luisteren ze toch nooit.

Dylan heeft nooit graag duiding gegeven bij zijn liedjes. Op de vraag ‘What are your songs about?’ antwoordde hij ooit: ‘Some are about 3 minutes, some are about 4 and one is about 11 minutes.’

Ferry: Een echte smart ass, die Dylan! Hij kan als geen ander moeilijke vragen ontwijken. Dat merk je heel goed in Dont Look Back(documentaire van D. A. Pennebaker uit ’65, nvdr.) en die film van Martin Scorsese. Al vind ik dat hij in No Direction Home en in zijn autobiografie, Chronicles, veel menselijker durft over te komen dan vroeger.

Zelf heb ik ook nooit graag over mijn teksten gesproken. Ofwel geef je je in een liedje helemaal bloot en wil je dat achteraf liever niet nog eens gedetailleerd uitleggen voor de hele wereld. Ofwel weet je zelf niet eens waar je tekst over gaat. In beide gevallen kun je dus maar beter je mond houden.

Ben je door het maken van deze plaat Dylans teksten beter gaan begrijpen?

Ferry: Ik denk het niet, maar dat was ook niet mijn bedoeling. Ik hou er niet van om teksten te analyseren, ik laat de poëzie graag op zichzelf staan. Net zoals de gedichten van T.S. Eliot zijn Dylans teksten in de eerste plaats mooi om naar te luisteren. Ik bedoel: het gaat ‘m om woorden en klanken, vrije associaties en ook veel onzin, vrees ik. He did that stream-of-consciousness thing, you know.

Heb je je tijdens de opnames wel eens afgevraagd wat Dylan van je covers zou vinden?

Ferry:God no! Ik neem aan dat hij er gemengde gevoelens over zou hebben. Enerzijds zal hij zich, zoals iedereen wiens liedjes gecoverd worden, wel vereerd voelen. Maar anderzijds zal hij zijn eigen versies ongetwijfeld beter vinden dan de mijne.

Jij staat niet onterecht bekend als een man met een onberispelijke smaak op het gebied van mode en stijl. Wat is, vestimentair bekeken, jouw favoriete Dylanperiode?

Ferry: Zonder twijfel de Dylan van ’65, zoals hij is geportretteerd in Don’t Look Back. Daarin belichaamde hij voor mij iets ongenaakbaars. In die periode liep hij rond in een strakke jeans, een vrijetijdsvestje en puntlaarzen en had hij onveranderlijk een waanzinnig coole zonnebril op zijn neus staan. Ja, geef mij maar dat beeld waarop hij de pancartes met daarop de tekst van Subterranean Homesick Blues in het rond strooit op het ritme van de rock-‘n-rollbeat.

Van Dylan wordt wel eens gezegd dat hij er bewust een conflictueus liefdesleven op na houdt, omdat het dankbaar materiaal oplevert om over te schrijven. Geloof je dat?

Ferry: Niet echt, nee. Het lijkt me een behoorlijk meedogenloze houding. Zelf heb ik in ieder geval nooit een meisje de bons gegeven om er achteraf een liedje over te kunnen schrijven. Integendeel: ik ben tien jaar te lang bij mijn vrouw gebleven, ook al besefte ik dat ze m’n leven miserabel maakte. (Lucy Helmore, inmiddels zijn ex, kampte jaren met een drank- en drugsverslaving, nvdr.) Een beetje triest, nu ik erover nadenk. Ronduit tragisch zelfs.

Snel over naar iets anders: humor, of beter ironie is altijd jouw handelsmerk geweest, maar daar hoor ik weinig van op deze plaat. Omdat er met Dylan niet te lachen valt?

Ferry: Ironie is op en top Brits en het heeft meer in mijn nadeel dan in mijn voordeel gespeeld. Dat Roxy Music nooit is doorgebroken in Amerika, ligt aan het feit dat Amerikanen geen ironie kennen, en bijgevolg geen snars van Roxy Music begrijpen. Of ze vinden gewoon dat onze muziek suckt, natuurlijk.

Het blijft wachten op een nieuwe Roxy Musicplaat. Nog steeds die writer’s block niet overwonnen?

Ferry: Kijk, optreden is het liefste wat ik doe: ik heb het nódig. Maar helaas schrijf ik de laatste tijd niet snel genoeg om mezelf als zanger te blijven bevoorraden met nieuwe liedjes. Soms wou ik dat ik een simpele gitarist was. Dan kon ik gewoon mijn riedels spelen. Maar ik ben de zanger, de frontman en dus de songleverancier. Alleen valt dat songschrijven me met de jaren steeds zwaarder.

Ik wil je niet helemáál ontmoedigen, maar het is een vaststaand feit dat muzikanten hun meest essentiële werk schrijven tussen hun twintigste en hun dertigste.

Ferry: Klopt! Hoeveel fantastische platen Dylan na ’75 ook mag gemaakt hebben, niets ervan zal ooit zijn werk uit de sixties evenaren. Hetzelfde geldt voor Lou Reed, Van Morrison, Neil Young… voor zowat iedereen eigenlijk. En dus ook voor mij. Ik moet er niet lullig over doen: de jaren met Roxy Music zijn en blijven mijn claim to fame. Toen mijn motor begin de jaren 80 begon te sputteren, schreef ik dat toe aan mijn veranderde leefomgeving. Ik had me gesetteld, was getrouwd, had kinderen gekregen. Allemaal zaken die me zogezegd van de muziek afleidden. Maar intussen weet ik dat het daar allemaal niets mee te maken heeft. Ook al ben ik alles bij elkaar niet ontevreden over mijn soloplaten, misschien moet ik me er toch maar bij neerleggen dat mijn creatieve hoogtepunt al ver achter me ligt. Ik ben een has-been en ik zou het geen ramp vinden om me meer en meer toe te leggen op het vertolken van andermans nummers. Daarin kan ik me in de toekomst misschien nog een beetje verdienstelijk maken.

Tot slot: klopt het dat jij enkele jaren geleden op het nippertje een vliegtuigkaping hebt overleefd?

Ferry: Ja. Ik was met mijn ex-vrouw en twee van mijn kinderen op weg naar Zanzibar. Ik weet nog dat ik wakker werd en de copiloot in het gangpad met een kerel zag staan vechten. Blijkbaar was die de cockpit binnengedrongen, had hij de gezagvoerder buiten westen geslagen en was hij erin geslaagd aan allerlei knopjes te draaien. Daardoor was het vliegtuig in een duikvlucht beland, wat voor een hels lawaai zorgde. Het leek of de vleugels iedere seconde konden afbreken. En intussen probeerde die copiloot zijn balpen in de ogen van die gek te mikken. Standard procedure, vermoed ik. (lachje) Gelukkig is een van de passagiers hem ter hulp geschoten en hebben ze die mafketel kunnen overmeesteren. Achteraf vertelde de piloot dat we, was hij vijf seconden later bij de knuppel geweest, onverbiddelijk waren neergestort.

‘DYLANESQUE’

Op 5/3 uit bij Virgin In concert 29/3, Koningin Elizabethzaal, Antwerpen

Door Vincent Byloo Foto’s Charlie De Keersmaecker

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content