‘IK BEN EEN FILMMAKER, GEEN WANDELENDE WIKIPEDIA-PAGINA’

© Filip Van Roe

Ieder huisje heeft zijn kruisje, ook in Iran. In zijn nieuwste prijsbeest The Salesman neemt Asghar Farhadi – regisseur van A Separation, Le passé en ander fraais – opnieuw de temperatuur van zijn land.

In 2009 won Asghar Farhadi de Zilveren Beer voor About Elly. In 2011 sleepte hij de Gouden Beer én een Oscar in de wacht voor A Separation. In 2013 werd hij met Le passé genomineerd voor een Golden Globe . En op het jongste filmfestival van Cannes viel hij met The Salesman zelfs twee keer in de prijzen. Nu grootmeester Abbas Kiarostami is overleden en Jafar Panahi door het conservatieve regime is gemuilkorfd, is Farhadi tot ver buiten de Perzische Golf uitgegroeid tot hét boegbeeld van de Iraanse cinema, een filmmaker die op een universele en kritische manier de pols van een complex land, zijn politiek-sociale breuklijnen en zijn groeiende middenklasse meet.

In The Salesman, dat in Cannes werd bekroond met de prijzen voor beste scenario en beste acteur, is dat niet anders. In dat morele drama focust Farhadi op een koppel middenklassers uit Teheran – de leraar Emad en zijn vrouw Rana. Hun relatie wordt op de proef gesteld wanneer hun woning beschadigd raakt bij een grondverzakking en ze tijdelijk een nieuw appartement moeten betrekken. Niet wetende dat de vorige huurder er louche praktijken op na hield, laat Rana een vreemde man binnen die ze per abuis voor haar echtgenoot aanziet, met alle gevolgen van dien. Parallel aan die verhaallijn loopt een opvoering van Arthur Millers toneelstuk Death of a Salesman, waar de twee in meespelen en dat met zijn thematiek van valse dromen en verzopen ambities algauw confronterender blijkt dan het koppel had kunnen vermoeden.

Het resultaat is een veelgelaagde film die in de lijn ligt van Farhadi’s vorige werk, een relatiestudie waarin de spanning gestaag wordt opgevoerd, en die toont dat ook keurige, goed opgeleide mensen hun morele zwaktes hebben. ‘Emad is leraar en acteur en ziet zichzelf als een open, ruimdenkende kerel’, aldus Farhadi, de enige Iraniër die een Oscar op zijn schouw heeft staan. ‘Maar na dat incident met zijn vrouw komen patriarchale instincten en primitieve gevoelens naar boven. Hij wil wel rationeel en op een moderne manier op conflicten reageren, maar hij is er niet klaar voor. En dat geldt voor veel Iraniërs.’

Iraanse films worden in het Westen vaak gelezen als directe of indirecte politieke commentaren. Hou je daar rekening mee?

ASGHAR FARHADI: Dat is onvermijdelijk. Als ik een Franse film zie, lees ik die ook deels als een reflectie op de Franse maatschappij. Dat gezegd zijnde, kan een film nooit representatief zijn voor een land, een klasse of een gemeenschap. En zeker niet wanneer die uit Iran komt, een land met tachtig miljoen inwoners dat de voorbije decennia zoveel ups en downs heeft gekend. Ik toon mensen die bestaan en die ik ken, en ik toon aspecten van de Iraanse maatschappij. Maar wat daarin leeft, wat de personages denken en voelen, is – hoop ik – universeel. Dat is wat goede cinema moet doen: particuliere, persoonlijke verhalen vertellen, maar ook verhalen die iets zeggen over wat ons als mensen bindt, ons boos of blij maakt.

Je personages voeren Death of a Salesman op, van de Amerikaanse schrijver Arthur Miller. Is dat om cultureel die brug te slaan, om duidelijk te maken dat ook Iran een open maatschappij is?

FARHADI: Wat ik net zei over mijn film geldt ook voor Millers toneelstuk. Het is geschreven door een Amerikaan, gesitueerd in een specifieke periode en milieu, maar het is ook nu nog relevant en het gaat over universele thema’s. Kunst behoort het publiek toe, niet regimes of naties. Als ik met dat toneelstuk iets duidelijk wil maken, dan is het dat wel.

Death of a Salesman speelt zich af in het New York van de jaren vijftig. Zijn er gelijkenissen met het Teheran van nu?

FARHADI: Millers stuk speelt zich af in een periode van verandering, van nieuwe sociale codes. Hij beschrijft de breuk met het verleden. Je kunt het New York van toen niet zomaar vergelijken met het huidige Teheran, maar momenteel ondergaat ook Iran een ingrijpende transformatie. Alles wordt moderner, aan een razend tempo. Alleen blijven veel mensen verankerd in bepaalde gewoontes en tradities. Niet iedereen evolueert mee, of wil mee-evolueren. Dat zorgt voor wrijvingen, zowel binnen het gezin als binnen de maatschappij.

Dus is de film toch een direct politiek commentaar?

FARHADI: Mijn film toont een sterk gepolitiseerde maatschappij en dus is hij onvermijdelijk deels een politiek statement. In Iran is alles politiek. Zelfs de kleren die je draagt. Ik draag T-shirts en jeansbroeken. Daarmee zeg ik meteen tot welke groep ik behoor. Fundamentalisten dragen geen jeans. (lacht) Ik bedoel maar: elk detail kan in Iran je politieke positie definiëren, of verraden. Zelfs een vrouw op de wang kussen is politiek omdat onze politiek vergroeid is met religie. In Iran heb je twee grote groepen: traditionalisten en hervormers. In mijn vorige films ging het vooral over de clash tussen die twee. Nu ben ik eerder bezorgd over het gebrek aan reflectie binnen de groep van hervormers. Vaak is hun openheid maar façade. De hervormingen zijn ofwel ondoordacht, of men knipt de band met de traditie radicaal door. Daar kan nooit iets coherents of blijvends uit groeien.

Emad geeft uitsluitend les aan jongens. Bestaat gemengd onderwijs in Iran?

FARHADI: Niet meer sinds de islamitische revolutie van 1979. En daar liggen net de wortels van veel seksuele en politieke problemen in de Iraanse maatschappij. De diepste breuklijn is niet religie maar het patriarchaat, de ongelijkheid tussen man en vrouw. Waarom kunnen jongens en meisjes niet gewoon samen naar school, samen opgroeien, samen het leven ontdekken en volwassen worden? Waar zijn de conservatieven bang voor? In de film zie je ook een kleine jongen die naar het toilet moet, maar weigert om zijn broek uit te trekken in het bijzijn van een andere vrouw dan zijn moeder. Die genderapartheid wordt er in Iran van kindsbeen af in geramd, en dat moet dringend veranderen.

Je collega Jafar Panahi kreeg huisarrest en een werkverbod wegens het verspreiden van anti-Iraanse propaganda. Andere kritische filmmakers zijn gevlucht of komen niet meer aan de bak. Hoe zit het tegenwoordig met de censuur in Iran?

FARHADI: Er is niets veranderd. Toen Panahi vorig jaar de Gouden Beer won (met het clandestien gedraaide Taxi Teheran, nvdr.), dachten velen: we zijn het regime te slim af geweest, voortaan kunnen ze niet anders dan zich soepeler opstellen, maar de autoriteiten hebben die film gewoon straal genegeerd. De nieuwe regering probeert nu wat meer openheid te creëren, maar er is nog steeds een grote groep radicalen die dat probeert tegen te houden. Maar goed: men probeert tenminste.

Miljoenen Iraniërs zijn jong, ruimdenkend en goed opgeleid maar toch worden ze al jaren politiek vertegenwoordigd door een oude, aartsconservatieve garde. Die surrealistische situatie is toch niet houdbaar?

FARHADI: Dat klinkt even surrealistisch voor mij als voor jou, maar dat is nu eenmaal de harde werkelijkheid in Iran. Toch ben ik optimistisch. Hoe repressiever het regime, hoe slimmer en inventiever mensen worden om voor zichzelf meer vrijheid te creëren, om weerwerk te bieden. Je hebt geen idee hoe divers en dynamisch ons culturele leven is. Hoe slim en mondig veel Iraniërs zijn. Kom naar Teheran en vraag de eerste de beste op straat hoe het zit met de Amerikaanse verkiezingen, en hij of zij zal je uitleggen hoe dat nu precies zit met Trump en Clinton. Vraag hetzelfde in de States en veel Amerikanen staan met hun mond vol tanden. Daarom ben ik hoopvol. Je kunt iemands lichaam kooien, maar nooit zijn geest.

Je hebt Le passé gedraaid in Frankrijk en normaal ging je daarna een film maken in Spanje, maar die moest uiteindelijk wijken voor The Salesman. Waarom precies?

FARHADI: Om persoonlijke redenen. Dat Spaanse project ligt me nog steeds nauw aan het hart, maar ik miste mijn land en ik had het gevoel dat ik eerst iets moest vertellen over wat er zich momenteel bij ons afspeelt. Mijn films zijn belangrijk voor veel Iraniërs, het zijn kaskrakers. Dat maakt me trots en schept een zekere verantwoordelijkheid. Bovendien weet ik dat ik nog kansen zal krijgen om in het buitenland te werken – dankzij de Gouden Beer, de Oscar en de andere prijzen die ik de voorbije jaren heb gewonnen. Ik wil vrij zijn, geen huurling.

Laatste vraag. Frustreert het je nooit om altijd maar over politiek te moeten praten en nooit gewoon over acteurs, camerabewegingen of rode lopers desnoods, zoals je westerse collega’s?

FARHADI:(grijnst) Het begint me een beetje te vervelen, ja. Vroeger had ik er geen problemen mee. Het is het lot van elke Iraanse kunstenaar, maar het wordt repetitief. Als ik voor de duizendste keer dezelfde vraag krijg over Iran, over censuur of over het regime denk ik soms: zoek het toch gewoon op Google. Ik ben een filmmaker, geen wandelende Wikipedia-pagina. (lacht)

THE SALESMAN

Vanaf 23/11 in de bioscoop

door Dave Mestdach – Foto’s Filip Van Roe

‘In Iran is alles politiek, zelfs je kleren. Ik draag T-shirts en jeansbroeken. Daarmee zeg ik meteen tot welke groep ik behoor. Fundamentalisten dragen geen jeans.’

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content