Hollywoodpionier, luchtvaartgigant, rokkenjager, psychoot… Leonardo DiCaprio had in ‘The Aviator’ een vette kluif aan Howard Hughes, maar liet zich daar allerminst door afschrikken. ‘Van dit soort rollen kun je als acteur alleen maar dromen.’ Door Dave Mestdach
Krijgt-ie ‘m of krijgt-ie ‘m niet? Dat is de vraag die de Verenigde Staten sinds de première van The Aviator bezighoudt. Leonardo DiCaprio werd voor zijn rol van Howard Hughes al genomineerd voor een Golden Globe, maar zou er volgens kenners en helderzienden ook zijn eerste oscar als hoofdrolspeler mee in de wacht kunnen slepen – in 1993 mocht hij er al eens eentje mee naar huis nemen, als beste mannelijke bijrol in What’s Eating Gilbert Grape. Als de dertigjarige beau op 27 februari opnieuw in de prijzen valt, zal hij zijn tweede beeldje in elk geval niet gestolen hebben. Behalve al zijn acting skills investeerde hij in The Aviator ook heel wat tijd, denkwerk en spaarcenten, en uiteindelijk moest hij meer dan acht jaar geduld oefenen om zijn droomproject van de grond te krijgen.
Je plannen om het leven van Howard Hughes te verfilmen gaan kennelijk al een tijdje mee. Wanneer begon je je precies voor hem te interesseren?
Leonardo DiCaprio: Op de set van Titanic. Om de tijd te doden las ik zijn biografie, en daaruit bleek dat het cliché-beeld dat ik van hem had totaal verkeerd was. Voor de meeste Amerikanen is Howard Hughes een stinkend rijke maar compleet geflipte industrieel: een verwilderd oud ventje met een luizige baard en lange vingernagels, dat zijn urine in flessen bewaarde. Maar achter dat simplistische beeld schuilt een bijzonder complex levensverhaal, met alle elementen uit een Griekse tragedie. Het verhaal van de jonge Hughes, het verhaal over het ontstaan van zijn ziekte, was bijvoorbeeld nooit eerder verteld.
Wat was er volgens jou de oorzaak van?
DiCaprio: Er speelden verschillende factoren mee. Hughes’ moeder was een verschrikkelijk dominante vrouw, die al heel erg vroeg stierf. Aan haar heeft hij zijn fobie voor bacteriën en microbes te danken. Daarnaast zat hij ook opgescheept met een aangeboren obsessief-compulsieve persoonlijkheidsstoornis, maar toch is de allerbelangrijkste factor allicht het feit dat de hele wereld op zijn twintigste al aan zijn voeten lag. Een mens die alles heeft en zich niets meer kan wensen, is gedoemd om ten onder te gaan. In die zin is The Aviator niet eens een moreel verhaal, maar een observatie van de condition humaine. Mensen willen steeds meer, en daarin was Howard Hughes niet anders. Het enige wat hem onderscheidde van alle anderen, was dat uitgerekend hij niet verder, hoger of sneller kon. Als je dan koppig volhardt, is waanzin het logische resultaat.
Hoe heb je die waanzin gestalte gegeven?
DiCaprio: Door mensen met obsessief-compulsieve stoornissen nauwgezet te observeren en door in de leer te gaan bij UCLA-professor Jeffrey Schwartz, een wereldautoriteit op dat gebied. Maar eigenlijk heb ik vooral geprobeerd om Hughes’ psyche zélf te doorgronden. Moreel stond niemand boven hem, omdat hij steenrijk was en omdat zijn ouders al vroeg gestorven waren. Alles wat hij deed, moest en zou lukken. Als hij een vliegtuig bouwde, dan moest dat het grootste en het snelste zijn. Als hij het decolleté van Jane Russell liet zien, dan moest dat het diepste decolleté zijn dat ooit in een film was vertoond. Hij was gewoon obsessief in álles. Het is angstaanjagend om te zien hoeveel energie en genialiteit hij in die absurde obsessies van hem stopte. Na zijn dood hebben ze bijvoorbeeld hele handgeschreven traktaten gevonden over de manier waarop je een soepblik dient te openen, inclusief allerhande wiskundige berekeningen. Die handgeschreven memo’s, vaak tientallen pagina’s lang, zijn ronduit creepy, duizenden keer enger dan de thrillers van Stephen King.
Had je het niet moeilijk om zijn personage na de opnames van je af te schudden?
DiCaprio: Ik ben daar gelukkig vrij goed in. Na de opnames even een ommetje maken, volstaat meestal om weer mijn eigen zelf te worden. In dit geval hielp het natuurlijk dat ik zelf ook geen obsessief-compulsieve persoonlijkheidsstoornis heb, hoe hard sommige van je collega’s ook hun best hebben gedaan om de wereld van het tegendeel te overtuigen. ( lacht)
Howard Hughes heeft niet alleen af te rekenen met zijn geestesziekte, hij zit ook gevangen in een kooi van rijkdom en roem. Dat moet toch een béétje herkenbaar geweest zijn?
DiCaprio: Ach, mensen passen zich snel aan. Het zit hen in de genen, en dus heb ik me vrij snel in mijn bekendheid geschikt. Je zal me nooit horen zeuren over de tol van de roem: daarvoor zijn er nét iets te veel mensen op deze aardbol die een pak slechter af zijn dan ik. Maar om op je vraag te antwoorden: er zijn wel degelijk een aantal duidelijke verschillen tussen Howard Hughes en ik. Op een feestje stiekem wegglippen om de paparazzi te ontlopen is één ding, jezelf tien jaar op een hotelkamer opsluiten uit schrik voor bacteriën is, euh, iets anders. ( lacht)
Je bent erg nauw betrokken geweest bij dit project, maar als acteur moet je het uiteindelijk wel in handen geven van een regisseur en een producent. Was dat niet moeilijk?
DiCaprio: Het is telkens opnieuw een kwestie van geven en nemen, maar met mensen als Martin Scorsese en Michael Mann weet je natuurlijk dat je goed zit. The Aviator is echt de Howard Hughes-film geworden die ik al die tijd in gedachten had. Ook voor mezelf was het een enorme uitdaging om hem te spelen, want van zo’n veelgelaagd personage kan je als acteur normaal alleen maar dromen: steenrijk en geniaal, maar tegelijk ook knettergek en walgelijk onsympathiek…
‘Don’t tell me this can’t be done’, zegt de jonge Hughes in het openingsshot van de film, op de set van Hell’s Angels. Wellicht heb je die zin vaak moeten herhalen om The Aviator van de grond te krijgen.
DiCaprio: Absoluut. Ergens deel ik die koppigheid wel. Als kind kon je me het best motiveren door me te onderschatten, of door te zeggen dat ik iets nooit zou kunnen. Maar ik ken mijn grenzen, en dat lag bij Hughes wel enigszins anders. Ik zou mijn privé-kapitaal bijvoorbeeld nooit in een film stoppen, zoals hij dat met Hell’s Angels deed: daar bleef hij verdorie vier jaar lang op eigen kosten aan filmen! Uiteraard was het net dát wat Scorsese het meest intrigeerde in het script. ‘Filmen tot je zelf vindt dat het goed is? Cool, daar droom ik al mijn hele leven van!’ ( lacht)
Over dromen gesproken: Zien we je ooit nog in de rol van Alexander de Grote?
DiCaprio: Zeg nooit nooit, maar zoals je misschien wel hebt horen waaien, speelt er sinds kort een vrij grote film over Alexander in de bioscoop. ( lacht) Weet je, op een gegeven moment was ik in de running voor beide projecten, maar toen The Aviator eindelijk vaste vorm kreeg, heb ik voor Alexander bedankt. Wat me wel opviel, was dat Hughes en Alexander de Grote veel met elkaar gemeen hebben. Ze incarneren allebei de Icarus-mythe: het zijn jonge avonturiers die zich laten drijven door hun obsessies en onbevreesd naar de zon toe vliegen, maar onderweg hun vleugels zien smelten en uiteindelijk te pletter storten. Bovendien zijn ze allebei volkomen krankzinnig. Met olifanten Indiërs te lijf gaan in de jungle: je moet er maar opkomen, hé?
Dit is de tweede keer dat je met Martin Scorsese samenwerkt, en er is een derde film op komst. Ben je zijn nieuwe fetisj-acteur?
DiCaprio: Laten we zeggen dat ik daar niets op tegen zou hebben. Het is niet alleen geweldig om met hem samen te werken, hij is ook een cultureel instituut én een erudiete mentor. Voor The Aviator is Scorsese wel pas in de laatste fase mee aan boord gestapt, toen het script van John Logan al een hele tijd af was. En ook voor de derde film die we samen gaan maken – een remake van de politiethriller Infernal Affairs uit Hongkong – kwam het initiatief van buiten af. Blijkbaar komen we de laatste tijd gewoon nogal vaak bij elkaar terecht, maar daar hoor je me dus zeker niet over klagen.
Scorsese-films of niet, voor veel mensen zal je altijd Jack uit ‘Titanic’ blijven, nog steeds de meest succesvolle film aller tijden. Word je dat nooit beu?
DiCaprio: Waarom zou ik? Ik ben nog steeds trots op die film. Het is een tijdloze klassieker die er over dertig jaar nog altijd zal staan. Ik krijg ook nog altijd goede en heel diverse rollen aangeboden. Je zal me dus heus niet bewust in anti- Titanic-films zien meespelen, enkel en alleen maar om het imago van Jack van me los te schudden. Ik heb niet de ambitie om iedereen te plezieren, maar ik voel al evenmin de nood om mensen zomaar tegen de schenen te schoppen. Ik ben een brave, welopgevoede jongen, weet je wel?
Dave Mestdach
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier