Hij is een gedreven mens met een karakterkop en veel ‘goesting’. Spelen wil hij, zoals een kind in zijn zandbak. Zonder gedonder van buitenaf, van zakenlui die hem reduceerden tot een fiscale aangifte. Pieter Jan De Smet heeft zijn les geleerd en is gelouterd uit de vernederingen verrezen.

Door Eddy Hendrix Foto Richard Stevenson

‘Light Sleeper’ (Beuzak Records)

Focus Knack geeft vijf exemplaren weg: tel.0900-20 888 (keuzenummer 01)

Concert: 26/1 JH De Klomp Overijse, 30/1 AB Club Brussel, 31/1: Botanique Brussel, 16/2 De Kreun Kortrijk, l9/2 Festival Temse, 21/2 Manuscript Oostende, 22/2 Ciné Café Herentals, 23/2 Kaaiman Antwerpen, 17/3 N9 Eeklo.

Na twee uiteenlopende albums, Antidote en August, verschijnt nu Light Sleeper. Weer iets anders. Meer dan ooit profileert Pieter Jan De Smet zich als groep. Hij heeft zijn individu ingeruild voor PJDS. En zijn platenfirma voor zijn eigen individu. Hij is nu zijn eigen baas. Zodat hij alleen zichzelf nog ter verantwoording kan roepen. Om als het nodig is, keihard klootzak tegen zichzelf te zeggen.

‘Light Sleeper’ verschijnt op 17 januari, dat is dag op dag vijf jaar na de vorige, ‘August’. Geen toeval, mag ik aannemen?

Pieter Jan De Smet: Toch wel, want eigenlijk is er geen officiële releasedatum. Maar als we dan toch een dag moeten vooropstellen, is het fijn om het precies vijf jaar na de vorige te laten gebeuren. Ik kan dat zelf beslissen, want ik ben nu mijn eigen platenfirma, Beuzak Records. Het is een fictieve releasedatum, want we hebben niet eens een distributiemaatschappij.

Waarom een eigen platenfirma?

De Smet: Ik had een contract bij Play That Beat. Voor die lui was ik alleen maar interessant voor hun fiscale aangiften. Ze hadden een aantal boys bands onder contract, zoals Get Ready, en daar ging al hun aandacht naartoe. Roland, The Romans en ik, wij mochten af en toe een plaat maken. De onkosten die wij maakten, konden ze voor een deel via hun belastingen recupereren. Get Ready was voor hen pure winst. Het kost niets om zulke platen te maken, en je verkoopt er 100.000 van.

Ik herinner me goed de dag van de release van August, 17 januari 1997. Ik vroeg Play That Beat: hoe gaan jullie de promotie ervan doen? Ze lachten me vierkant uit: promotie, Pieter Jan, ben je gek?! Je denkt toch niet dat zo’n plaat zal verkopen? Dat was een serieuze lel rond mijn oren, hoor.

Had je daarover dan niet vooraf onderhandeld?

De Smet: Ik was toen nog een naïeve kerel. Ze vertelden me dat ik al blij mocht zijn dat ik een cd mocht maken. Dat was ik dan ook. Er zijn uiteindelijk geen 2000 exemplaren van August verkocht. In Wallonië is de cd zelfs nooit verschenen. Bij Radio 21 wisten ze pas twee jaar geleden van het bestaan ervan. Dat is toch godgeklaagd.

Play That Beat was geen platenfirma, dat was een bank. Ik heb hen toen voorgesteld mijn contract te verbreken, maar daar hadden ze geen oren naar. Ik was gegijzeld. Na veel getouwtrek kon ik dan toch vertrekken. Geen platenfirma meer, wat een bevrijding!

Ben je daarna gaan aankloppen bij andere platenmaatschappijen?

De Smet: Nee, daar had ik geen zin meer in. Ik ben mijn geloof in de meeste kwijtgeraakt. Dat een of andere afgestudeerde van een economische hogeschool mij daar gaat vertellen dat mijn muziek niet deugt, dat pik ik niet langer. Dan doe ik het liever allemaal zelf. En daarom ben ik nu baas van mijn eigen label. Nu hoef ik niemand nog klootzak te noemen, behalve mijzelf. Vandaar de naam Beuzak Records: ik ben een ambetant ventje, en beuzak is Gents voor ambetanterik.

Vijf jaar lijkt wel lang om een nieuwe plaat te maken. Vind je het zelf te lang, of heb je echt wel vijf jaar nodig?

De Smet: Beide. Drie jaar geleden dacht ik: verdorie, August is al twee jaar uit. Anderzijds ben ik de voorbije jaren druk bezig geweest om in leven te blijven. Ik heb ook veel met Geoffrey Burton, mijn vaste gitarist, als duo gespeeld, met een sampler erbij, in het voorprogramma van Arno, Arid, Novastar, noem maar op. Maar op een bepaald moment was ik het kotsbeu om ofwel alleen, of in duo of met machines te spelen. Ik wilde met een volwaardige groep op podium staan. Ik mag mijn beide handen kussen met de groep die ik nu bijeengescharreld heb.

Daarom dat je je nu als groep wil poneren. Het is niet meer Pieter Jan De Smet, het is PJDS?

De Smet: Absoluut. Maar toch is het enigszins paradoxaal. Ik wil mij meer en meer profileren als zelfbewust artiest, die gaat voor wat hij zelf wil, maar ik vind de input van die drie anderen heel belangrijk. Nu hoor je dat laatste op deze plaat nog niet zo, want die is gegroeid toen ik nog alleen thuis aan nummers prutste. Ik zou nu willen beginnen schrijven aan een volgende plaat, die zo gauw mogelijk met de groep opnemen, en ze op 17 januari van volgend jaar uitbrengen.

Geoffrey ken je al lang, maar de andere twee, Mirko Banovic en Frederik Van Den Berghe nog niet. Was het een toevalstreffer dat het meteen zo lekker zat?

De Smet: Eigenlijk wel. Het is dankzij Geoffrey, die een plaat van Mambo Chillum produceerde, dat hun drummer, Frederik, bij mij is komen spelen. Mirko komt uit het jazzmilieu, en heeft bij Arno gespeeld. We zijn ook niet meer van de allerjongsten, en dat maakt het rustig en aangenaam werken.

Is Geoffrey Burton voor jou wat Jean-Marie Aerts voor Arno betekend heeft?

De Smet: Ik kan niet spreken over de relatie tussen Arno en Jean-Marie, maar Geoffrey is bij mij gekomen dankzij Joris Angenon, gitarist van The Machines vroeger. Geoffrey was een van zijn leerlingen, en hij heeft hem naar mij gestuurd. Toen ik voor de eerste keer met hem samenspeelde, had hij zijn Telecaster bij zich, en dat vond ik op zich al bijzonder. Het klikte meteen, niet alleen muzikaal, maar ook persoonlijk. Dat is inmiddels tien jaar geleden en sindsdien zijn wij vrienden. Broers eigenlijk. We kunnen mekaar doodknuffelen, maar ook doodknuppelen.

Maken jullie de nummers ook samen?

De Smet: Dat moet ik nuanceren. Neem nu Complex Thing op de nieuwe plaat. Ik heb dat zelf thuis in mekaar gestoken, maar Geoffrey vond dat er iets aan ontbrak. In het midden van de compositie heeft hij een knip gemaakt, de twee delen gescheiden, dat gat gevuld met drum, bas en gitaar, allemaal zelf ingespeeld. Het stond haaks op de rest, maar één keer aan elkaar geplakt, werkte het wonderwel. Die break van hem is fantastisch. Dus op die manier hebben we dat nummer samen geschreven, maar eigenlijk ook weer niet.

Ongelofelijk wat je tegenwoordig allemaal kunt met knippen en plakken in de computer. Het is een zegen. Dus in die zin heb je misschien die vijf jaar nodig om zoveel mogelijk uit te proberen. Trial and error, dat is onze methode. Het is zoals spelen in een zandbak. Je weet niet wat je gaat maken, maar er komt wel iets van.

Is dat niet het grote verschil tussen ‘August’ en ‘Light Sleeper’? ‘August’ had een overvloed aan lagen en vondsten, terwijl ‘Light Sleeper’ veel directer en organischer is.

De Smet: Ik weet niet of August zo moeilijk was, maar Light Sleeper is alleszins veel matuurder. Op August staan veel donkere dingen waarvan ik nu ook vind dat het heavy shit is. Maar voor die periode klopte dat wel. Net zoals de toon van deze plaat ook weer juist zit. Ze heeft een hoger coureursgehalte in zich. Fluorescerende trainingspakjes. Dat vind ik belangrijk, want ik ben zelf ook veel meer coureur in schreeuwkledij dan vijf jaar geleden.

Er zit ook veel meer ‘groove’ in.

De Smet: Ik ben blij dat je dat zegt. Groove en ritme zijn impulsen die je langzaam leert. Als blanke man uit Gent is het niet evident dat je groove neerzet. Als je ons live ziet, vooral die ritmesectie, dat voel je pas wat groove is. Zonder dat we ermee paraderen. Want dat is pas verschrikkelijk: etaleren dat je groove hebt. Wij, Bleke Scheten van de Schelde.

Op mijn eerste plaat mankeerde die groove zeker. Ik was nog jong. Ik vergelijk mijn debuut Antidote met een charmante polaroidfoto. Naïef. Ik herinner me die opnames. Ik dacht voortdurend: dit kan niet, dit gebeurt niet. Een plaat maken was lange tijd iets onbereikbaars voor me. Nu kijk ik daar anders tegenaan. Ik doe wat ik doe, ik ben veel zelfbewuster. Of de rest het goed vindt of niet, het kan me niet meer schelen. Zolang ik het maar goed vind. Daarom dat ik nu mijn eigen platenbaas ben.

Je hebt de voorbije jaren ook voor brood op de plank moeten zorgen, door dingen te doen die soms weinig met muziek te maken hadden. Je sleept nog altijd je rol in De Kotmadam mee, wat je door mensen in het muziekmilieu kwalijk is genomen. Heb je daaruit geleerd, ben je strenger in je selectie van aanbiedingen?

De Smet: Het gaat over integriteit en credibility. Dat zijn woorden die zijn uitgevonden door mensen die niks anders te doen hebben, en die vooral schrik hebben om hun eigen credibility te verliezen. Dat gevogelte kan me gestolen worden. Ik heb een diploma van acteur, ik heb geacteerd. Waarom zou je een bakker verbieden brood te bakken?

Blijkbaar komt dan het sleutelwoord artisticiteit naar boven…

De Smet: Dat vind ik een heel beperkend begrip, want dan moet je van alles in je leven af zien, en je toeleggen op één kunstje dat je perfect beheerst en waarin je uitblinkt. Dat is dan in hun ogen artistiek bezig zijn. Sorry, daar pas ik voor. Ik heb het recht te doen wat ik wil. Ik hoef daar niet voor gekruisigd te worden.

Speelt dat verleden niet ergens mee bij het al dan niet aanvaarden van een of andere aanbieding?

De Smet: Ik zit in een heel lastig parket, want om den brode spreek ik reclamespots in. Daar denk ik over na. Ik heb problemen met de industrie en met wat eromheen hangt. Maar als ik het niet doe, zou ik nooit deze plaat hebben kunnen maken. Dat is voor mij voldoende reden om wel die reclamespots te doen, al blijf ik wel selectief in wat ik aanvaard. Net zoals ik op sommige spots niet inga, wimpel ik ook af en toe voorstellen uit de radio-, tv- en theaterwereld af.

Ik weeg af of het in de weg zal lopen van het musiceren, want dat wil ik te allen tijde voorrang geven. Net zoals elke rechtgeaarde muzikant in België wil ik er mijn hoofdinkomen van maken en er de grens mee over trekken. Daar wind ik geen doekjes om. Ik heb er al enkele keren van mogen proeven, gitaar inpakken, koffers maken en de bus in, richting buitenland. Dat is een jongensdroom. Daarom heb ik mij onlangs doodgeërgerd tijdens een documentaire over Radiohead. Het was één lange ellendige treurmars over hoe hard het wel is om in een populaire groep te spelen, al die interviews, die vliegtuigreizen, ver van huis. Wat een walgelijk stelletje aanstellers. Pretentieuze hoop klootzakken, loop eens een jaar achter de vuilniswagen, en kom dan klagen. Wees verdorie blij dat dit je overkomt!

‘Dát is pas verschrikkelijk: etaleren dat je groove hebt. Wij, Bleke Scheten van de Schelde.’

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content