‘IK BEN DE GEDROOMDE SIDEKICK’

ELODIE OUEDRAOGO trekt SVEN DE LEIJER aan de oren. 'Iedereen wordt er in ACHTER DE RUG door gehaald. Ik als eerste.' © KAAT PYPE

Een roast is zoiets als aangebrande toast, een speech waarin je niet de mooie maar de kleine kantjes van iemand uitgroot. In Achter de rug krijgen twee gasten over zichzelf te horen wat ze al lang weten maar niet noodzakelijk willen delen. Sven de Leijer praat het, samen met Elodie Ouedraogo, aan elkaar. ‘Mijn eerste échte programma? Ik lig daar niet van wakker.’

Voor wie dacht dat het een grap was: het is echt. Een mens heeft buikspieren en die kunnen scheuren. En dan gaat het leven plots tergend traag. Noem het een vroegtijdige kennismaking met de derde leeftijd. De Leijer stapt niet meer, hij schuifelt. Lachen doet pijn en om zijn veters te strikken, heeft hij hulp nodig. Geen wonder dat hij na een onhandige uitschuiver met zijn snowboard een heel klein beetje de pispaal van zijn omgeving is geworden.

De publieksopwarmer bij de opnames van Achter de rug zet dan ook gretig de tanden in De Leijers tijdelijke handicap. U wacht op Sven de Leijer? Wij ook. Ka-boem. Dat het uren duurt voor hij het podium bereikt. Ka-djing, het publiek in de zaal ligt al in een deuk. Dat ze hem in het begin op een steekwagen tot aan zijn spreekstoel brachten. Ke-deng. Ook die gaat erin als zoete koek.

‘De Leijer is hét voorbeeld van een man die rustig is doorgegroeid’, had Sam De Graeve, programmabaas van Woestijnvis, net voor de opnames nog gefluisterd. ‘Ik ben niet zo bezig met doorgroeien. Ik ben nog steeds op mijn best als publieksopwarmer’, vertrouwde De Leijer me even later toe. Wanneer De Leijer eindelijk zelf het podium heeft bereikt, valt het ook op hoe spontaan hij zijn publiek bespeelt. ‘Dat mag geen seconde stilvallen’, zal hij daar later over zeggen. En dus spreekt hij mensen rechtstreeks aan: ‘U daar, mevrouw met de witte sjaal’, ‘Jij, daar vooraan, hoe heet je? Andy? Oei.’

In twee draaistoelen zitten Gents burgemeester Daniël Termont en komiek Philippe Geubels als lijdende voorwerpen van dienst. Als ze blijven zitten ondanks alle beledigingen die ze dadelijk moeten ondergaan levert dat 2000 euro voor Unicef op. En natuurlijk staan ze niet recht. Daarvoor zijn de persoonlijke anekdotes die pakweg Siegfried Bracke of Jeroom opdissen net niet aangebrand genoeg. Dit is Vlaanderen en men blijft voldoende lief voor elkaar. Het gros van de grappen en sneren gaat over uiterlijkheden – de dikke neus van Termont, het ellendige stemgeluid van Geubels – of, zo leer je hier: de acht tenen van Bracke.

Voor elke grap die gebruikt wordt, zijn er dertig geschrapt, sommige omdat ze niet goed genoeg waren, andere met pijn in het hart. ‘Dat Siegfried Bracke als journalist de gewoonte had zijn gasten na zes seconden te onderbreken en dat het, nu hij politicus is, duidelijk is waarom hij dat deed. Dat hadden we erin moeten laten’, vertelt Tom Bevernage, een van de bedenkers van Achter de rug. Soms haalt de actualiteit de houdbaarheid van de grappen in. Bevernage: ‘Toen Bart De Wever in de schopstoel zat (in de als eerste opgenomen aflevering, die wellicht pas als laatste zal worden uitgezonden, nvdr.), is er geen enkele Berbermop gepasseerd omdat hij het toen nog niet over Berbers had gehad. Dat is een gemiste kans.’

‘In het begin was het allemaal harder.’ De Leijer herinnert zich een van de eerste proefopnames, ergens in november. Wouter Vandenhaute was de pispaal van dienst. ‘Met zijn vijven hadden we ons eens goed laten gaan. Als je samen zit te schrijven, zijn er geen grenzen meer. Op papier was het vreselijk plezant wat we over onze grote baas allemaal te vertellen hadden, maar toen we het voor een publiek brachten, leek het toch vooral op een afrekening. Het was allemaal op feiten gebaseerd, maar het was honderd keer uitvergroot, waardoor het gewoon te veel werd. Die eerste proef confronteerde ons vooral met onze eigen stommiteiten. Het was te gemakkelijk, te gratuit en te grof.’

Is dat niet vooral de bedoeling van een roast?

SVEN DE LEIJER: Dat hangt ervan af. Als je een tv-programma maakt, kan het niet de bedoeling zijn dat het publiek en de mens in kwestie ongemakkelijk op hun stoel beginnen te schuiven. Nu wordt iedereen er op zijn manier door gehaald – ikzelf als eerste – en dat werkt gewoon beter. Iedereen krijgt de kans om te reageren. Het boeiende zit volgens mij in de variatie in de sprekers en in het soort toespraken. Als Meyrem Almaci te gast is, geeft Zuhal Demir een speech. Zij kennen elkaar heel goed, net zoals Siegfried Bracke en Daniël Termont. Dat maakt het gewoon interessant. Op dit moment zijn er ongelooflijk veel panelshows in Vlaanderen…

Noem het gerust een pest.

DE LEIJER: Ja, maar ik snap heel goed waar dat vandaan komt. Het is een redelijk evidente vorm om entertainment te brengen, maar hoeveel mensen in Vlaanderen kunnen in zo’n panel zitten? Inderdaad, de keuze is beperkt, en dus beland je al snel bij een specifieke vorm van humor. Door mensen te vragen die een link hebben met de gast in de stoel voeg je een extra laag toe. Zo geeft Adil El Arbi een speech over Gert Verhulst waarin hij vertelt dat diens ouders met merchandising van Studio 100 op de markt stonden. Jan Dircksens werkt al jaren met Philippe Geubels en kent hem door en door. Als hij vertelt dat Geubels tijdens hun eerste afspraak voor zichzelf een kom soep opwarmde en hem niets gaf, dan is dat grappig omdat het écht is. Bijna alles wat gezegd wordt, is gebaseerd op feiten.

Was het eigenlijk makkelijk om mensen te overtuigen? Want, om Geubels even te citeren: ‘Je zit daar maar een beetje naar bagger over jezelf te luisteren.’

DE LEIJER: Het is zoals op een trouwfeest waar je naar de speech van de vader, de schoonvader, de getuige of de plezante nonkel zit te luisteren. Dat moet je ook ondergaan. Om daar ja op te zeggen, moet je jezelf geweldig kunnen relativeren. Veel mensen hebben nu nee gezegd omdat ze geen flauw idee hadden wat hen te wachten stond.

DRIE DAGEN LATER, BIJ DE LEIJER IN DE KEUKEN. WE ZITTEN OP hoge krukken, dat ontziet zijn geteisterde buikspieren het meest. Wanner ik hem vraag of dit nu het programma is dat hij altijd al wilde presenteren, krabt hij eens aan zijn neus en krult hij zijn lippen in een guitige glimlach – sommige woorden kleven aan mensen zoals schors aan bomen, bij De Leijer is dat ‘guitig’. Hij haalt diep adem en zoekt een antwoord op die vraag die hem ondertussen al duizend keer is gesteld. ‘Ik blijf het een bizar verwachtingspatroon vinden’, zegt hij. ‘Als je een keer iets doet op televisie, is het blijkbaar de logische stap om een eigen programma te willen. Ik heb dat altijd ontkend. Ik zit daar niet op te wachten. Bij De laatste show amuseerde ik me rot, bij De ideale wereld vind ik het geweldig, maar is Achter de rug nu míjn programma omdat ik toevallig de verschillende onderdelen aan elkaar praat? Ik zie dat niet zo, maar als ik dat zeg, lijkt het alsof ik permanent mijn eigen ambities ontken. Ik weet heel goed wat ik wel en niet kan. Ik ben geen presentator zoals Evy Gruyaert.’

Hij kijkt me aan. ‘Dat is een vreemde vergelijking, zeker?’

‘Toch een beetje.’

Hij bijt op het metalen stokje waarmee hij in zijn koffie roert. ‘Wat ik wil zeggen: ik ben een goede publieksopwarmer en wat ik in Achter de rug doe, ligt daar heel dichtbij. Ik hoef niet in het middelpunt van de belangstelling te staan. Dat interesseert me niet. Toen Jan Dircksens en Tom Bevernage me vroegen om eens mee na te denken over het idee dat ze hadden, had ik zelfs niet door dat ze me in de rol van presentator wilden duwen. Dat was voor mij geen must. Het was eerder hun idee dan het mijne. Maar als je mij vraagt wat mijn talenten zijn, dan antwoord ik: ik ben een goede publieksopwarmer, ik probeer wat redactie te doen en af en toe kom ik op tv.’

Waar hij die talenten ontdekt heeft? De Leijer lacht. ‘Ik vermoed op café.’ Met zijn duim wijst hij over zijn schouder, vaagweg in de richting van het centrum van Tervuren. Hij was achttien, geschikt voor de universiteit had de test bij het PMS – nu het CLB – uitgewezen, Maar het is niet omdat men vond dat hij dat kon dat De Leijer dat ook wilde. Hij had geen flauw idee wat hij wilde. Hij was destijds zelfstandig dj, organisator van evenementen ook. Om toch íets te studeren was hij aan de opleiding graduaat elektromechanica begonnen. Niet dat er in hem zo’n handige jongen school of dat hij een voorliefde voor elektrische schakelingen koesterde, maar als dj had hij al eens een cd-speler opengeschroefd en hij dacht dat het niet slecht was te weten waarvoor al die blauwe, gele en groene draden precies dienden.

Na anderhalf uur in zijn nieuwe school wist hij: dit is niets voor mij. Na twee dagen gaf hij er de brui aan. Tijdens de weekends bleef hij platen draaien, door de week hielp hij in de supermarkt van zijn ouders of tapte hij in een café in Tervuren. ‘Rob Vanoudenhoven heeft me daar van achter de toog geplukt en in de studio van Blokken gedropt’, vertelt hij. ‘Samen met een paar mannen van Woestijnvis kwam hij vaak brainstormen in dat café. Ze waren er de eerste gasten van de dag en ook de laatste. ‘Publieksopwarmer,’ zei Rob, ‘dat is iets voor jou.’ Ik had geen flauw benul van wat dat inhield. Ik was nog nooit in een tv-studio geweest. Op een dag belde hij: ‘Morgen ga je Blokken doen. Ik heb het geregeld met je baas.’ De volgende dag stond ik daar. Ik ben nog altijd blij dat hij me gepusht heeft. In mijn eentje zou ik dat nooit gedurfd hebben.’

Is dat onzekerheid of een gebrek aan ambitie?

DE LEIJER: Een beetje van beide, vermoed ik. Nogmaals: ik brand niet van verlangen om in het middelpunt van de belangstelling te staan. Op tv komen of voor televisie werken wordt in mijn ogen belachelijk hoog ingeschat. Trouwens, het is tegenwoordig moeilijker om níét op de televisie te komen dan wel. De grote fout die veel publieksopwarmers maken, is dat ze het doen met het oog op iets anders of beters. Het is hun ticket naar een plaats vóór de camera’s. Niemand wil levenslang publieksopwarmer zijn, maar ik zou dat gerust kunnen. Ik doe dat nog altijd doodgraag. Van al mijn jobs weet ik dat ik dát het beste kan. Als ik daar sta, sta ik ten dienste van, van de show, de presentator, het publiek. Als je die klik kunt maken, heb je elke dag werk. Er zijn altijd te weinig publieksopwarmers.

Wat zag Vanoudenhoven in jou?

DE LEIJER: Dat ik een groep mensen kan entertainen en dat ik dat plezant vind, zeker? Een café is ook een soort publiek. Een toog is een soort van podium. Het is besloten, niet iedereen heeft er een mening over, maar uiteindelijk deed ik in dat café niets anders dan nu in een tv-studio. Geef me een publiek en ik begin gericht te lullen. Het is niet dat zo dat ik op eender welk feest op de tafel spring en ik heb ook nooit de ambitie gehad om van alles op een podium te doen en te tonen, maar als men iemand nodig heeft om een geheel op grappige wijze aan elkaar te babbelen, dan gaat me dat meestal goed af.

Een logische stap voor iemand die geniet van zo’n interactie met een publiek is stand-upcomedy.

DE LEIJER: Ik weet het, en toch. Kijk, het verschil met vijf jaar geleden is dat ik ondertussen wel ontdekt heb dat ik ervan geniet op een podium te staan. Maar om ook nog eens te beweren dat ik voldoende grappig ben om mensen een plezante avond te bezorgen, dat is op dit moment een brug te ver.

Nogmaals: gebrek aan ambitie of onzekerheid?

DE LEIJER: Nogmaals: beide. Me op de borst kloppen en roepen ‘Kijk naar mij, ik ben de man’, dat ligt mij gewoon niet. Ik vind het veel verantwoordelijkheid om een show of een programma alleen te dragen. Het klinkt misschien vreemd, onnozel en van de pot gerukt, maar ik voel me het best in een dienende rol. Ik ben de gedroomde sidekick.

Toch was het begin van VIER ook bijna het begin van een eigen programma.

DE LEIJER: Dat was iets wat voortvloeide uit mijn rubriek in De laatste show. Mark Uytterhoeven himself had toen gezegd: ‘Sven, je moet daar iets mee doen. Ik wil je helpen.’ Ken jij iemand die zo gek zou zijn om nee te zeggen op zo’n voorstel? We hadden net met zijn vijven zeven maanden lang dag en nacht gewerkt, maar als Uytterhoeven zichzelf aanbiedt, dan denk je niet aan vakantie, dan ga je gewoon door. Het grote nadeel was: we hadden archiefbeelden nodig van VRT en VTM. Het programma was klaar, maar zowel VRT als VTM weigerde toestemming te geven. Dat was echt ontgoochelend. Dat een programma er niet komt omdat het niet goed genoeg is, oké, daar kan ik mee leven. Maar dat een programma sneuvelt in een zenderstrijd waar je niets mee te maken hebt, dat is hard.

Zeker als je daardoor het etiket van ‘eeuwig probeersel’ krijgt?

DE LEIJER: Zoals gezegd, de buitenwereld ligt daar meer wakker van dan ik. Vanaf toen ontstond er wel een soort buzz. ‘Wanneer komt het programma van Sven de Leijer er?’ Het nadeel is dat je tegenwoordig niets meer geheim kunt houden. Je moet maar opdraven in de cafétest van een nieuw programma, of er zet wel iemand uit de zaal prompt een foto op Facebook, waarna je de volgende dag in de krant mag lezen dat je zonet je nieuwste programma hebt getest. ‘Nu gaat hij het doen’, staat er dan. Waarna ze moeten schrijven: ‘Het komt er wéér niet.’ Los daarvan: ik droom er nog steeds van om me zes maanden op te sluiten in het VRT-archief. Ik weet gewoon dat ik van de schat aan beelden die daar ligt een fijn programma kan maken.

Het is niet dat je toen heel hard gevloekt hebt dat je plots bij VIER beland was?

DE LEIJER: Het was spijtig dat ik mijn grote liefde, dat VRT-archief, moest achterlaten, maar verder? Welke commerciële zender durft het aan een programma als De ideale wereld te programmeren en er blijvend in te investeren? Laat ons eerlijk zijn: De ideale wereld is een sterk merk, maar het is niet bepaald winstgevend. Alleen al het feit dat een zender als VIER zegt dat zo’n programma moet blijven, stelt me gerust. Welke jonge tv-maker die iets met humor of entertainment wil doen, wil op dit moment niet voor De ideale wereld werken?

SINDS DE LEIJER OP SKIVAKANTIE ONZACHT MET ZIJN BUIK OP een besneeuwde bult landde, is lachen met Sven een vast onderdeel in dat programma geworden. Net terug, nog suf van de pijnstillers kreeg De Leijer al meteen een ploeg van De ideale wereld over de vloer om te controleren of die pijn wel echt was of enkel in zijn hoofd bestond. ‘Ik was niet van plan de deur te openen’, vertelt De Leijer. ‘Maar ze bleven bellen en ik dacht dat er iets met mijn buren gebeurd was. Toen stond Otto-Jan Ham daar, verdorie.’ Hij gaat wat rechter op zijn barkruk zitten. Doorzakken, gebaart hij, doet nog te veel pijn. ‘Ik mis het wel, De ideale wereld, maar toen de dokter in Frankrijk me meedeelde dat ik minstens twee maanden moest platliggen, wist ik dat ik het einde van het seizoen niet zou halen. Een opname van Achter de rug is afgelijnd. Ik repeteer, ik rust twee uur en ik laad me op voor de opname. Om een reportage voor De ideale wereld te draaien stap je ’s ochtends in je auto en ben je tot negen uur ’s avonds bezig. Dat ging gewoon niet meer.

Hoe moeilijk was het, toen je in september moest opdraven als wisselspeler voor Jonas Geirnaert?

DE LEIJER: Ik was met iets anders bezig.

Hét programma van De Leijer?

DE LEIJER: Hop, daar gaan we weer. Nee, niets bijzonders. Maar ze vroegen me of ik geen zin had om het te proberen. De afspraak was: ik zou een manier zoeken om de echte actualiteit in het programma te loodsen. Lukte dat niet, dan zou ik er gewoon weer uit stappen. Het heeft even geduurd voor we een manier vonden om die pure actualiteit aan te pakken. Van in het begin hadden we beslist: als we geen goed item hebben, dan brengen we niets. Ik denk dat dat de juiste keuze is geweest. Het heeft ons de tijd gegeven om erin te komen. Weken hebben we daar bij de regeringsonderhandelingen gestaan zonder dat we er iets mee konden doen. Ineens keerde dat en werd het een verhaal op zich.

Het boeiende was: zonder over de politiek te berichten slaagden jullie er wel in de politici in hun blootje te zetten. Zeker op het moment dat jullie daar met jullie goody bags stonden en politici enkel oog hadden voor jullie.

DE LEIJER: Ook dat was puur geluk. Ons probleem is: we hebben geen nieuwsdienst. Ik ben zogezegd chef nieuws, maar in werkelijkheid weten wij nooit van iets. We zijn met twee, Carl Dircksens en ik. Dat is echt Pipo de clown in een aftandse bestelwagen. Die zondag vermoedden we dat de onderhandelingen de nacht zouden ingaan. We vonden dat we die moesten volgen, maar als je officieel geen nieuwsdienst hebt, heb je ook geen cameramannen die je een hele nacht kunt opvorderen. Dat is gewoon te duur. Zeker als je vertrekt met het idee dat je niet zeker weet of je ook met iets terugkomt. ‘We moeten de aandacht trekken’, dachten we onderweg. ‘Maar hoe?’ We hebben dan snel een stagiair naar de Zeeman gestuurd om een paar onderbroeken, Snickers, tandpasta en tandenborstels te kopen en hebben dat in zakjes van VIER gestoken die we nog ergens op de redactie hadden gevonden. Doordat we zo weinig middelen hebben, hebben we ook geen geld om zoals andere journalisten ’s middags op restaurant te gaan. Terwijl wij onze boterhammen zaten op te eten in de Wetstraat, zagen wij voor onze ogen Kris Peeters naar binnen glippen. Gevolgd door Charles Michel. We waren de enigen die Michel hadden. Dat was bizar, ja. Vooral omdat nieuws an sich ons niet interesseert, en plots waren wíj het nieuws.

Zelfs tot in Dubai.

DE LEIJER: Tijdens het proces-Belkacem, ja. Dat was opnieuw een gevolg van ons eigen amateurisme. De enige manier om aan dat gerechtsgebouw te parkeren was om tussen de andere zendwagens te gaan staan. Terwijl we daar als een stel idioten onze antennes op ons dak stonden te monteren, spraken die mensen van Dubai TV ons aan. ‘Wie bent u?’ Ik antwoordde, naar waarheid: ‘Chef nieuws van VIER.’ Enfin, ik mocht mijn mening geven over dat proces. Dat is bizar, hoor, hoe je als clown van dienst plots de journalist met een mening wordt.

Ben jij eigenlijk bang om te falen of te mislukken? Of denk je: desnoods ga ik wel in een café werken?

DE LEIJER: Herinner je je De Andy Show nog? Op 2BE?

Ik vrees van wel.

DE LEIJER: Wel, ik heb De Andy Show meegemaakt en dat heeft me de nodige dosis nuchterheid gegeven voor de rest van mijn televisiecarrière. De toenmalige bazen van de VTM waren vast van plan te investeren in De Andy Show. ‘Jij moet erbij zijn’, zeiden ze tegen mij. ‘Ik?’, dacht ik. ‘Ik ben niemand. Ik ben gewoon de maat van Adriaan Van den Hoof.’ ‘Geen nood’, kregen we te horen. ‘We geloven in jullie. We gaan jullie omringen met grote talenten.’ Enfin, dat leek op iets als een kans. Ineens kregen we te horen: ‘Zijn jullie klaar? Volgende week zondag gaan jullie op antenne.’ ‘Nee’, zeiden wij. ‘We gaan niet op antenne. We wachten nog steeds op de talenten die ons zullen helpen.’ ‘Jullie kunnen dat zonder dat talent.’ Hop, wij moesten op antenne. We hadden niets, al blijf ik erbij: het had iets kunnen worden. ‘Goed gedaan’, sms’te de baas na de uitzending.’s Morgens kreeg ik telefoon. De kijkcijfers. Ik geloof dat elfduizend mensen gekeken hadden. Sindsdien weet ik: niets is eeuwig.

ACHTER DE RUG

Vanaf 21/4 op VIER.

DE IDEALE WERELD

De voorlopig laatste aflevering op 16/4 op VIER.

DOOR TINE HENS – FOTO’S KAAT PYPE

Sven de Leijer ‘IK DROOM ERVAN OM ME ZES MAANDEN IN HET VRT-ARCHIEF OP TE SLUITEN. IK WEET DAT IK VAN DE SCHAT AAN BEELDEN DIE DAAR LIGT EEN FIJN PROGRAMMA KAN MAKEN.’

Sven de Leijer ‘MIJN TALENTEN? IK BEN EEN GOEDE PUBLIEKSOPWARMER, IK PROBEER WAT REDACTIE TE DOEN EN AF EN TOE KOM IK OP TV.’

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content