‘IEDERE NOOT DIE IK SPEEL IS EEN PROTESTNOOT’

© KOEN KEPPENS

Met Twist van Flying Horseman en het debuut van Dans Dans, was Bert Dockx verantwoordelijk voor twee van de beste Belgische platen van 2012. En er is nog meer moois op komst. Wordt 2013 het jaar van de Antwerpse gitarist? ‘Zonder muziek zou ik helemaal wegkwijnen.’

Bert Dockx (32) heeft, als artiest, een prima jaar achter de rug. Twist, de tweede cd van zijn band Flying Horseman en een bezwerende mix van folk, alt-country en psychedelische blues, werd alom op superlatieven onthaald en leverde Dockx zowaar vergelijkingen met Nick Cave, Leonard Cohen en 16 Horsepower op. Tegelijk verscheen het volledig instrumentale visitekaartje van Dans Dans, een trio waarmee Dockx, samen met bassist ‘Lyenn’ Jacques (The Mark Lanegan Band) en drummer Steven Cassiers (Dez Mona), een bom legt onder de scheidingsmuur tussen compositie en vrije vorm, jazz en rock. Als je hoort wat de heren uitvreten met cultklassiekers van Sun Ra, Sonny Rollins of Thelonious Monk, zou je zweren dat ze hun hele leven in de schaduw van de New Yorkse Knitting Factory hebben doorgebracht.

Dockx’ werk krijgt steeds meer weerklank, en hij heeft bij de start van 2013 de handen dan ook goed vol. Volgende week staat hij samen met Imaginary Family (het muzikale alter ego van de Frans-Belgische Joanna Isselé) in de Beursschouwburg, een paar dagen later speelt hij met Dans Dans op de Mind the Gap Nights, een programma tijdens het Rotterdamse filmfestival waar de grens tussen muziek en beeld gesloopt wordt. Dockx, die onlangs nog een filmploeg van De Canvasconnectie over de vloer kreeg, ontvangt ons op een zondagmiddag in zijn spartaans ingerichte appartement, op spuugafstand van Berchem-station. Behalve een reeks oude gitaren en versterkers tegen de muur, stapels cd’s op de vloer en rekken vol boeken, video’s en vinylplaten vertoont Dockx’ vrijgezellenstulp weinig dat het hart van een potentiële inbreker sneller doet kloppen. Ruim drie uur zitten we tegenover elkaar aan tafel en daarbij waaiert het gesprek alle richtingen uit. Maar wat de muzikant vooral typeert, is de passie waarmee hij praat over de dingen die hem na aan het hart liggen, van Malinese chanteuses tot het straatprotest van de indignados.

Je staat in de Beursschouwburg onder de naam Flying Horseman, maar het is wel een solo-optreden. Is het niet verwarrend dat je groep ook een eenmansproject kan zijn?

BERT DOCKX: Eigenlijk wel, zeker omdat de ep Navigate, waarop ik overwegend solo te horen ben, net uitkwam toen de inbreng van de andere muzikanten groter was dan ooit. Maar een groep is een log apparaat: met zijn zessen is het soms moeilijk agenda’s op elkaar af te stemmen. Ik ben erg productief en heb niet altijd het geduld te wachten tot de anderen beschikbaar zijn. Als ik te lang dezelfde songs moet spelen, raak ik verveeld. Dus ga ik in mijn eentje de hort op om mijn nieuwe materiaal live uit te proberen. In die zin hebben mijn solo-optredens een laboratoriumfunctie.

Wist je al vroeg dat je muzikant wilde worden?

DOCKX: Wat me vooral duidelijk werd, is dat een dagindeling van negen tot vijf me niet lag. Ik zat niet goed in mijn vel, naar muziek luisteren werd dus een vluchtweg. Op mijn tiende was ik al begonnen gitaar te spelen, maar ik was te onzeker om te geloven dat ik op dat gebied ooit iets zou kunnen betekenen. De eerste groep waar ik intensief naar luisterde, was Dire Straits, op een cassette, gekregen van mijn vader. Ik was apetrots toen ik mee mocht naar een concert in Vorst-Nationaal. Door de abominabele klank werd het helaas een afknapper. Muziek is niet geschikt om in megabunkers te worden gespeeld. Als ik naar een optreden ga, wil ik de interactie op het podium kunnen volgen, de blikken zien die de muzikanten met elkaar uitwisselen.

De muziek van Flying Horseman is heel intens, bijna wurgend. Is spelen voor jou een zaak van leven of dood?

DOCKX: Absoluut. Zonder die uitlaatklep zou ik helemaal wegkwijnen. Ik heb voortdurend het gevoel dat ik een leegte moet vullen. Kan ik een poosje niet optreden, dan word ik onrustig. Pas toen ik op mijn 24e begon te zingen, leek alles in de plooi te vallen. Met Dans Dans ben ik al actief sinds mijn conservatoriumdagen. Ik staarde me toen nog blind op technische trucs: ‘Als ik niet snel dit of dat loopje onder de knie krijg, ben ik geen echte jazzmuzikant.’ Maar Flying Horseman krikte mijn zelfvertrouwen op en zo werd ik een betere improvisator. Alle regeltjes, alle categorieën waar ik me zo lang in had vastgereden, werden nu vrolijk onder de mat geveegd. Bitter Storm, een van mijn eerste echte songs, steunde op slechts één akkoord. Die eenvoud was een revelatie.

Gaat schrijven je makkelijk af?

DOCKX: Neen. Zingen doe ik uit innerlijke noodzaak, maar jammer genoeg ben ik geen woordkunstenaar. Toch hou ik niet van zangers zoals Jónsi, die hun stem louter als instrument gebruiken. Er moet inhoud zijn. Mijn muziek ontstaat vanzelf, gitaar spelen doe ik intuïtief, maar teksten schrijven is moeizaam ploeteren. Bovendien worstel ik met het Engels. Vroeg of laat wil ik het dus zeker eens in het Nederlands proberen. Dan word ik de Vliegende Paardenman.

Op platen als Wild Eyes en Twist toon je je van je grimmigste kant. Ben je van nature een piekeraar?

DOCKX: Ik heb een zekere graad van duisternis in mij, al betekent dat niet dat ik er alle dagen depressief bij loop. Ik lach graag, er is veel waar ik van geniet. Maar zodra ik songs begin te bedenken, land ik steevast op een donkere plek. Muziek helpt me wel frustraties of dwanggedachten van me af te zetten. Het is een soort drug. Maar wanneer ik, na een reeks concerten, even stilval, lijkt het alsof ik, buiten de muziek, geen identiteit meer heb. Best eng. Momenteel werkt Flying Horseman aan nieuw materiaal en er zitten ook dingen bij die wat lichtvoetiger, wat minder beklemmend aandoen. Ik luister veel naar etnische muziek. De invloed van Afrikaanse ritmes en grooves zal op de volgende cd veel prominenter zijn. Alleen: mijn melancholie raak ik niet kwijt. De aard van het beestje, wellicht. Ik ben een tobber, het blijft maar tollen in mijn hoofd. Enkel wanneer ik mijn gitaar vastgrijp, slaag ik erin al het andere buiten te sluiten.

Je zegt wel eens dat je muziek

ontstaat uit onvrede met jezelf en de wereld. Is ergernis brandstof voor je creativiteit?

DOCKX: Zeker, al is mijn zelfbeeld lang niet zo laag als je zou denken. Over mijn werk ben ik vrij tevreden. Ik mag dan een loner zijn, ik voel me wel bij de samenleving betrokken. In die zin heb ik veel gehad aan de boeken van Noam Chomsky en John Gray. Ik geloof dat het persoonlijke politiek is en het politieke persoonlijk, ook in de kunst. Het is de taak van een artiest je blik te verruimen door je een andere, misschien wat minder gangbare kijk op de werkelijkheid te bieden. Showbizz is aan mij niet besteed. Ik ben gedreven in mijn overtuigingen, maar tegelijk discussieer ik graag en stel ik achteraf probleemloos mijn mening bij. Het laatste wat ik wil, is vastroesten in mijn eigen denkpatronen.

Waar mijn onvrede dan vandaan komt? Mocht ik dat kunnen uitleggen, dan hoefde ik er geen songs over te schrijven. Ik stoor me aan oppervlakkigheid, blinde consumptie-woede, het gebrek aan nuance in de media. Tot mijn twintigste was ik een misantroop: om van de wereld zo’n puinhoop te maken, moest de mensheid wel verdorven zijn, toch? Maar sindsdien ben ik optimistischer geworden. Ik zie nu in dat we ook positieve dingen verwezenlijkt hebben. We zijn niet slecht, alleen de systemen die we bedacht hebben, deugen niet. Ze benadrukken te veel onze verschillen, terwijl ik als muzikant net mensen wil samenbrengen. Als individu heb ik een diepe nood aan contact, aan communicatie.

Toch heb je het bij Flying Horseman vaker over je innerlijke demonen dan over wat zich in de buitenwereld voordoet.

DOCKX: Ik zou nochtans graag een nummer schrijven dat je een stevige oplawaai verkoopt en een duidelijk meetbare maatschappelijke impact heeft. Ik heb respect voor Woody Guthrie, de jonge Dylan of geëngageerde punkbands, omdat ze opinies ventileren op een manier die, artistiek gesproken, wel steek houdt. We hebben meer dan ooit behoefte aan goede protestsongs. Helaas slaag ik er zelf niet in mijn ideeën tot goed bekkende slogans samen te ballen. Zodra ik een pen pak, worden ze gefilterd door emoties die ik enkel via mijn muziek kan overbrengen. In mijn teksten raak ik niet verder dan dubbelzinnigheden: ik ervaar de werkelijkheid als een poel van vage indrukken, zonder structuur. Maar op het podium is iedere noot die ik speel een protestnoot.

Je teksten vallen op door hun beeldende karakter. Je hebt iets van een cineast zonder camera.

DOCKX: Als cinemaliefhebber ben ik zeer visueel ingesteld, ja. Wanneer ik naar een film kijk, vormt een sequentie die mij raakt niet zelden de eerste aanzet tot een song. Ik hou ook van poëzie en literatuur, maar het woord staat voor mij toch een trapje lager dan muziek en beeld. Mijn droom is ooit zelf een film te kunnen maken. De ironie is dat ik nog nooit een camera in handen heb gehad. Ik heb niet eens een fototoestel in huis.

Hoe verhoudt Flying Horseman zich tot Dans Dans?

DOCKX: Beide bands zijn voor mij evenwaardig. Als ik een tijd met de ene bezig ben, krijg ik behoefte aan de andere. Eerst was Flying Horseman een vlucht uit het jazz- en improvisatiemilieu, maar stilaan sijpelen ook daar andere invloeden binnen. Dans Dans klinkt dan weer almaar directer en fysieker. Is het een rockgroep die zich aan jazz vergrijpt of een jazzgroep die met rock stoeit? Daar denk ik niet over na. Zelfs repeteren doen we zelden of nooit.

Beschouw je jazz meer als een attitude dan als een genre?

DOCKX: Het is de vrijheid alle ingrediënten te gebruiken die ik nodig vind en er op een onberedeneerde, organische manier iets eigens mee te maken. Bij Dans Dans moet er ruimte zijn voor ingevingen van het moment, bij Flying Horseman ligt zo goed als alles vast. Maar als we echt op dreef zijn, ontstaat een dynamiek die afwijkt van die van de gemiddelde rockgroep. Een goed optreden is als een ritueel. Geen inhoudsloos massagebeuren, maar een unieke belevenis, zowel voor ons als voor het publiek.

Je bent zowel beïnvloed door de simpele, akoestische deltablues van Mississippi John Hurt als door de gesofisticeerde postpop van Talk Talk. Rauw en abstract, probeer je dat in je eigen werk te verzoenen?

DOCKX: Niet bewust, maar wat je zegt, zal wel kloppen. Tenslotte luister ik veel naar jazz en hedendaags klassiek, muziekvormen die de meeste mensen als intellectualistisch doodverven. Zelf heb ik dat onderscheid tussen primitivisme en verfijning nooit gemaakt. The Beatles bewezen tijdens de sixties al dat ook de studio een valabel instrument kan zijn.

Een van je andere inspiratiebronnen is beeldende kunst. Op Twist stapel je geluidseffecten op elkaar zoals een schilder lagen verf op het doek aanbrengt.

DOCKX: Hmm, ook bij het arrangeren van mijn nummers denk ik in beelden of kleuren. Ik speel graag met contrasten. Wanneer ik mijn muzikanten aanwijzingen geef, denk ik soms: hier bovenaan hoort nog een donkere vlek en links beneden nog een oranje streep. Doorgaans doen de leden van Flying Horseman met wat ik hen aanreik trouwens méér dan wat ik zelf voor ogen heb. Een groep maakt alles beter.

Vóór Wild Eyes maakte je met Flying Horseman nog een andere plaat, die, ook al had je er veel tijd, energie en geld in geïnvesteerd, nooit officieel het daglicht heeft gezien. Voelde dat als een persoonlijke mislukking?

DOCKX: Het was in ieder geval een zwarte periode voor mij. Ik was natuurlijk vertrouwd met de mechanismen van de muziekindustrie en wist dat aandacht en appreciatie niet per se recht evenredig zijn met de kwaliteit van iemands werk. Ik heb maar één leven, het heeft dus geen haar gescheeld of ik had er definitief de brui aan gegeven. Ten tijde van mijn eigenlijke debuut, Echoes, liet ik me ertoe overtuigen in zee te gaan met een producer met wie het niet echt klikte. Hij bemoeide zich te veel met mijn arrangementen en ik voelde me nog niet zelfzeker genoeg om daartegen in te gaan. Sindsdien houd ik altijd voet bij stuk: buitenstaanders moeten met hun fikken van mijn songs afblijven.

Toen de cd af was, ging ik er overal mee aankloppen, maar geen enkel platenlabel zag er brood in. Ironisch genoeg blijft het, klanktechnisch gezien, het meest volmaakte dat ik ooit heb opgenomen. Er is in de studio twee maanden aan gesleuteld door lieden met de nodige vakkennis. Bovendien waren de nummers korter, toegankelijker en radiovriendelijker dan al wat we daarna hebben uitgebracht. Ze hadden een lichtere toets en er zaten zelfs refreinen in. Dat Flying Horseman alsnog van de grond is gekomen, is te danken aan Stef Kamil Carlens, die ons uitnodigde voor een Radio 1 Sessie. Maar goed, misschien dat ik die ‘verloren plaat’ nog wel eens in een beperkte oplage uitbreng, naar aanleiding van Record Store Day.

Is succes belangrijk?

DOCKX: Dat ik dag in dag uit met muziek bezig kan zijn, zonder dat ik me hoef af te vragen of ik de huur wel kan betalen: op dat gebied valt er nog een weg te gaan. (lacht) Media-aandacht en airplay zijn slechts middelen om dat doel te bereiken. Natuurlijk ben ik uit op bevestiging en wordt mijn ego gestreeld door een lovende recensie. Maar de enige manier om het beste uit mezelf te halen is me er niet door te laten leiden.

Soms probeer ik iets te maken dat op de radio kan worden gedraaid, want ik wil een ruimer publiek bereiken en veel kunnen spelen. Maar die impuls blijkt minder sterk te zijn dan de drang een idee zo authentiek mogelijk uit te werken. Ik heb geen zin mijn creativiteit ondergeschikt te maken aan economische wetmatigheden. Soms sta je voor een publiek en besef je: hey, deze mensen hoef ik niet meer te overtuigen, het enige wat ze van mij verwachten is dat ik mijn muziek met hen deel. Een groter compliment kun je als artiest niet krijgen.

FLYING HORSEMAN (SOLO)

Met Imaginary Family, gratis, 18/1 in de Beursschouwburg, Brussel.

DANS DANS

24/1 op de Mind the Gap Nights, Rotterdam.

1/3 in De Bogaard, Sint-Truiden.

DOOR DIRK STEENHAUT

Bert Dockx

‘WE HEBBEN MEER DAN OOIT BEHOEFTE AAN GOEDE PROTESTSONGS. HELAAS SLAAG IK ER ZELF NIET IN MIJN IDEEËN TOT GOED BEKKENDE SLOGANS SAMEN TE BALLEN.’

Bert Dockx

‘VROEG OF LAAT WIL IK HET ZEKER EENS IN HET NEDERLANDS PROBEREN. DAN WORD IK DE VLIEGENDE PAARDENMAN.’

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content