HOME IS WHERE THE HEART IS

Inne Eysermans (23), zangeres van Amatorski, is geboren en opgegroeid in Kessel, een deelgemeente van het Antwerpse Nijlen.

Bruce Springsteen kon niet zwijgen over New Jersey, Martin Scorsese had zijn Queens, maar met Kessel of Rekkem is ook niets mis. Vijf artiesten over het dorp waar ze vandaan komen – en waar ze straks al dan niet naar terugkeren om kerst te vieren.

INNE EYSERMANS

‘Het is niet dat ik me ervoor schaamde, maar het heeft wel lang geduurd voor ik Kessel kon appreciëren voor wat het was: een dorp. Mijn hele jeugd was dat net de reden waarom ik er absoluut weg wilde. Mijn ouders kwamen uit Kessel, mijn grootmoeder kwam uit Kessel, maar ik wilde weg. Ik droomde er echt van om te verhuizen – het liefst nog naar Cuba, in mijn kinderlijke naïviteit. Het vreemde is: met op mijn achttiende naar Gent te verhuizen, heb ik Kessel wel leren waarderen. Gent is een stad met een open cultuur die voor veel meer openstaat, maar in Kessel zijn er rust en ruimte. Wat vroeger nadelen waren, blijken nu voordelen. ‘De Stille Kempen, waar de mensen rustig en bescheiden zijn’, zei iemand laatst. Ik snap dat wel. Mijn ouders zijn ook heel rustige, bescheiden mensen. Mensen die kunnen genieten van de omgeving en hun tuin – we woonden in een boerderij te midden van de velden. Vroeger gingen we elke avond in het bos wandelen: ik merk dat ik dat nu wel mis. Dat ik met Amatorski veel rondtrek, heeft er ook wel mee te maken. Vlaanderen blijkt heel mooi, als je het vanop een afstand bekijkt. Gek dat je dat op het moment zelf niet ziet.’

‘In interviews noem ik Amatorski altijd een Gentse band. Ik vertel nooit dat ik eigenlijk in Kessel muzikaal opgegroeid ben. Want dat is wel zo: ik leefde in een huis vol muziek – we werden daar hevig in gestimuleerd door onze ouders. Mijn twee oudere zussen studeerden muziek, overal stonden instrumenten, altijd stonden er platen en cd’s op. Ik had de minst goede geluidsinstallatie van de vier kinderen, dus ik luisterde altijd naar hun muziek: de klassieke muziek en pop die mijn ene zus op zette, de jazz van de andere zus, de elektronische muziek van mijn jongere broer. Ik viel in slaap met de Klavierwerke van Mendelssohn die ik van mijn zus geleend had – mijn vader kwam de muziekinstallatie uitzetten als hij zelf ging slapen – en ik werd wakker met de piano-oefeningen van mijn zus ’s morgens.’

‘Op mijn twaalfde ben ik voor het eerst liedjes beginnen op te nemen – met een dictafoontje dat ik in de lokale hifi-winkel van het dorp had gekocht. Elke keer als ik van school kwam, dook ik het pianokot in. Mijn moeder was de enige die mocht horen wat ik maakte – dat is lang zo gebleven. Kessel zit dus wel in mijn muziek, ja. Misschien niet zozeer de streek, maar wel het huis waar ik ben opgegroeid. ‘

NIX

‘Ten tijde van het eerste album van Kinky & Cosy moest ik een beeld bedenken dat op de cover kon. Ik zat helemaal vast en belde mijn goede vriend en mentor Johan De Moor. ‘Teken iets wat recht uit het hart komt’, was zijn advies. Na even nadenken wist ik wat het moest worden: een vliegtuig. Het was het eerste dat ik leerde tekenen: op elke kindertekening van mij stond wel een vliegtuig. Het voordeel van op te groeien in de schaduw van Zaventem, een dorp waar mensen het gewoon zijn een gesprek te pauzeren als er een Boeing overvliegt.’

‘Oorspronkelijk was Sint-Stevens-Woluwe – u welbekend van het verkeersbulletin – de witloofstreek, tot ze overwoekerd werd door het uitbreidende Brussel Stad. Ik herinner me nog dat het anders was: in mijn jonge jaren woonde er een boer achter ons die elke morgen om vijf uur met paard en kar naar Brussel vertrok. Grappig detail: elke ochtend viel hij in slaap op zijn kar. Geen erg: het paard kende de weg. Een gps avant la lettre. (Lacht) Met de jaren is het meer en meer een anonieme stad geworden. Dat had één voordeel: er woonden zowel Franstalige als Vlaamse kinderen in mijn straat. Ik heb mijn Frans op straat geleerd. Ik heb het later nooit vreemd gevonden om in Frankrijk te werken. Landsgrenzen zeggen me niet zo veel.’

‘Verder heb ik niet veel banden meer met Sint-Stevens-Woluwe. Wellicht heeft dat te maken met het feit dat ik een culturele nomade ben. Al heb ik nooit in West-Vlaanderen gewoond, mijn ouders hebben me wel in het West-Vlaams opgevoed. Het is de taal waarin ik geprogrammeerd ben – tot mijn eigen verbazing praat ik nu ook West-Vlaams tegen mijn dochter, hoewel we al jaren in het Hageland wonen. Komt nog bij dat mijn vader een buitenverblijf had gekocht aan het Veerse Meer in Zeeland, waar we elk weekend naartoe trokken. Een plek waar niets te beleven viel, en ik me vooral specialiseerde in het tegengaan van verveling. Het gekke is dat zelfs dat zijn invloed niet mist. Ik kan surfen zoals een ander kind kan fietsen, ik heb mezelf geleerd hoe ik achterstevoren moest fietsen, en ik heb er uren lang getekend. Spijtig genoeg heb ik alleen van dat laatste mijn beroep kunnen maken. (Lacht)

YVES PETRY

‘Als je langs Gotem Borgloon binnenrijdt, rijst in de verte de burchtheuvel op, met daarnaast de kerk met de oude pastorij en daarrond een wirwar van steegjes in bloemkoolstructuur. Ik moet zeggen dat me dat als achtjarige wel een opwindend aanzicht leek. Tot dan had ik in Anderlecht gewoond, maar mijn ouders waren naar Borgloon teruggekeerd, de streek waar ze vandaan kwamen. Een middeleeuws dorp leek voor een kind een prima verbetering. Alleen sprak ik het dialect niet – en heb ik het nooit willen spreken. Ik ben er altijd de kiekenfretter geweest.’

‘Dat middeleeuwse heeft ook een wereldvreemd kantje. En dat is Borgloon ook – zeker in de jaren 70, toen het een echte plattelandsstad was. Je had een kleine historische kern met daarrond kilometers lange velden en boomgaarden. Heel beschermd, heel afgesloten. Het is niet bepaald een plek waar je als kind snel streetwise wordt. Achteraf bleek dat ook zo zijn voordelen te hebben. Ik heb de wereld niet ontdekt op mijn twaalfde, maar op mijn twintigste, toen ik in Leuven studeerde: dat heeft zijn charmes. En het bleek zeer interessante stof voor een latere schrijver.’

‘Zijdelings zitten er wel referenties naar mijn jeugdstad in mijn boeken. In De laatste woorden van Leo Wekeman zit een passage waarin een van de personages zich bevredigt op de tonen van de Mattheuspassie, terwijl hij fantaseert over de kruisiging van Jezus. Wel, het landschap waarin hij zich dat voorstelt, is het Borgloon van mijn jeugd. Toegegeven, misschien een tikje vreemd om het net daarin te verwerken, maar de landschappen uit mijn jeugd zijn me altijd bijgebleven. Zeker vroeger, toen er nog hoogstamkerselaars waren, was de bloesemtijd prachtig. Tenminste: in mijn herinnering. Het kan zijn dat die me ondertussen bedriegen.’

‘Ondertussen ben ik er 26 jaar weg, het ouderlijke huis wordt niet meer door mijn ouders bewoond, mijn familie heeft zich over de streek verspreid. Die periode is definitief en voorgoed voorbij en ik moet zeggen dat ik er niet naar terugkijk: ik heb het gehad. Nostalgie zit niet in mijn natuur. ‘

KADIR BALCI

‘Ik ben geboren en opgegroeid in Gent, maar ben ook een zomer-Turk. In juli en augustus trokken we met de familie naar Istanbul – een familiebezoek dat twee maanden duurde. Het heeft lang geduurd voor ik Istanbul een plek kon geven. Vakantie kon je het niet noemen, het lag in het verlengde van ons leven hier. Ik had twee plekken waar ik vandaan kwam. Dat heeft me later ook voor een moeilijke keuze geplaatst. Je thuis is waar je familie is: ik heb getwijfeld of ik niet naar Istanbul moest terugkeren – daar woonde tenslotte tachtig procent van mijn familie. Maar je thuis is ook waar je hart is, heb ik ontdekt. En mijn hart is hier, in Gent.’

‘Roots hebben voor mij ook veel met taal te maken. Mijn ouders spraken Albanees tegen elkaar en Turks tegen de kinderen, terwijl mijn broers en ik onderling in het Nederlands praatten. Het vreemde is dat Nederlands niet mijn moedertaal is, maar wel mijn emotionele taal. Het is als taal veel beperkter dan het Turks, maar ik kan me er beter in uitdrukken.’

‘Ik ben veel met mijn culturele identiteit bezig geweest – niet alleen die van mij, maar van mijn hele familie. Om te weten waar ik stond, moest ik weten waar mijn familie vandaan kwam. Mijn ouders komen uit Macedonië, waar ze tot de Albanese minderheid behoorden. Ze zijn geëmigreerd naar Turkije, waar ze in Istanbul zijn terechtgekomen, om uiteindelijk naar België te trekken – waar ik in Gent geboren ben. Ik voel dat dat verhaal verweven is met mijn eigen identiteit. Dat schilderij uit de openingsscène van Turquaze is een landschap uit Yabulcista, de plek uit Macedonië waar mijn familie vandaan komt. Om een of andere reden wilde ik dat absoluut in mijn film. Ook al ben ik er maar één keer geweest: het zegt veel over mij.’

‘Nadat ik afstudeerde, heeft het lang geduurd voor mijn eerste film er was. Ik heb lang getwijfeld wat ik in mijn debuut moest vertellen. Ik wilde het eerst absoluut niet over mijn roots hebben. Alleen merkte ik dat hoe verder ik ervan afweek, hoe meer ik besefte dat ik verloren liep. Het verhaal van Turquaze was uiteindelijk een logische keuze. Een heel persoonlijk verhaal, dicht bij mijn afkomst: ergens was het al lang bepaald dat ik het daarover moest hebben. ‘

KLAAS DELRUE

‘Mijn vader is een rasechte Rekkemnaar, mijn moeder kwam uit de Kempen. Wellicht hoor je daarom niet dat ik uit West-Vlaanderen kom. Ik ben in het Algemeen Nederlands – of toch iets dat daar dicht bij aanleunt – opgevoed; West-Vlaams was mijn tweede taal, die ik alleen in het jeugdhuis en op het voetbal sprak. Daarom ook heb ik nooit overwogen in het West-Vlaams te zingen. Ze zeggen dat je zingt in de taal waarin je droomt. Wel, ik droom in het Algemeen Nederlands. Schrijven in het West-Vlaams, wat ik voor de sport wel eens doe, voelt altijd wat stroever.’

‘Nochtans: mijn afkomst zit zeker in mij. Rekkem is een grensgemeente in alle opzichten: dicht bij de taalgrens bij Menen en dicht bij de grens met Frankrijk. Het maakte dat het heel erg op de Franse cultuur gericht was – en ik dan vooral op Franse muziek. En dat heeft zijn invloed niet gemist: veel meer dan de Vlaamse songschrijvers met wie ik al eens vergeleken word, ben ik een zielsverwant van Renaud. In mijn eerste nummers hoor je duidelijk dat ik bij hem de mosterd heb gehaald. Was ik vijf dorpen verder geboren, dan had ik ongetwijfeld heel anders geklonken.’

‘In mei hebben mijn vader en moeder het ouderlijk huis verkocht. Op het moment dat die laatste band wordt doorgesneden, voel je de nostalgie – samen met het chauvinisme – in je opwellen. Het is het moment waarop je begrijpt dat je afkomst loslaten toch wel iets betekent. Als ik in West-Vlaanderen moest optreden, ging ik altijd bij mijn ouders slapen en maakte er een weekend van – om mijn vrienden van toen nog eens te bezoeken. Dat dat nu niet meer kan, is emotioneel een groter probleem gebleken dan ik had gedacht. Het laatste wat mij met Rekkem bindt, is verdwenen. Dat is ook een beetje in de laatste cd geslopen. Er staat een nummer op over het ouderlijke huis van mijn moeder in de Kempen: ik vermoed dat dat onrechtstreeks vooral iets over mij zegt.’

‘Je roots liggen niet zozeer op de plek waar je opgroeit, maar wel waar je familie is. Maar toch. Als mensen vragen waar ik woon, antwoord ik Mechelen. Vragen ze waar ik vandaan kom, zal ik altijd Rekkem antwoorden. En dat is iets wat ik niet snel zal loslaten.’

DOOR GEERT ZAGERS

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content