Al dertig jaar lang vormen de Nits de voorhoede van de Nederlandse pop, en nu toetsenwonder Robert-Jan Stips teruggekeerd is, lijkt hun heerschappij nog lang niet voorbij. Tijd om met frontman Henk Hofstede terug te blikken op de mijlpalen uit de carrière. ‘Ik kreeg van iedereen op mijn kop.’

In concert: 6/12 AB, Brussel ‘1974’ is uit bij PIAS

Debuutsingle ‘Yes Or No’, en optreden in ‘Avro’s Toppop’ (1977)

‘Ons eerste tv-optreden. Jammer genoeg is het filmpje niet bewaard gebleven. In datzelfde jaar hadden we ons eerste grote optreden, in de Paradiso in Amsterdam. Eigenlijk stelden de eerste drie jaar van het bestaan van de Nits niets voor. Ik vulde mijn tijd met mijn studies voor tekenleraar en cassettes opnemen. Dat gepruts aan cassettes was een eindeloos proces. In die beginperiode ben je absoluut niet efficiënt, het schiet alle kanten uit, maar dat is natuurlijk ook de charme ervan. Ik verliet het ouderlijk huis om in een kraakpand te gaan wonen. Veel tijd ging op aan het échte leven. De muziek was nog maar een schimmenspel.’

De serieuze start met ‘Tent’ (1980)

‘Na mijn opleiding had ik drie jaar mijn eigen atelier. Ik bevond me in het hart van het kunstmilieu. Ik zat op de wip, maar de groep ook. We kregen de kans om met Tent ons eerste échte plaat te maken. Tutti Ragazzi werd een hitje. Toen moest ik natuurlijk kiezen. Ik heb het schilderen vaarwel gezegd. Jammer, al heb ik me natuurlijk ook binnen de Nits als beeldend kunstenaar kunnen uitleven: eerst door hoezen en decors te ontwerpen en later door video’s te draaien. Muziek en kunst in één: dat is voor mij ideaal. Voor het eenzame schildersbestaan ben ik te veel een sociaal mens. Bij mij staat alles in het teken van de groep, van mijn ‘gezinsvervangende familie’, zoals mijn vrouw het altijd noemt.’ (lacht)

‘Robert-Jan Stips produceerde de singles Umbrella en Tutti Ragazzi, maar kreeg het daarna te druk met zijn eigen band Transister. Omdat hij geen tijd had om ons voor het album bij te staan, namen we de belangrijke beslissing het helemaal in ons eentje te klaren. In de ogen van iedereen zaten we in die professionele studio maar wat te knoeien. Toch kwam er een heel bijzondere plaat uit, die overal werd opgepikt. Dat gaf de groep vertrouwen. Bij de term productie moet je je trouwens niet té veel voorstellen. Je zit aan de mengtafel en af en toe draai je een knop open en een andere dicht. (lacht) Meestal deed ik de mix, precies omdat ik de minst technische en daarom de meest drastische was. Zo bleef het speels en gevaarlijk.’

De doorbraak met single ‘Nescio’ en album ‘Omsk’ (1983)

‘Dat markeerde, met Robert-Jan als volwaardig groepslid, een ommekeer in onze werkwijze. We werden minder rigide, spoelden Kraftwerk af en voegden er wat meer Zuid-Europese romantiek aan toe. We hadden de studio vol met tafels gezet met daarop allerlei tweedehands troep waar geluid uit kwam. Xylofoontjes en zo. Je zag de technicus bedenkelijk kijken. Er was een déclic. Ook aan de teksten merkte je de behoefte om uit ons keurslijf te breken. Dat kwam doordat we steeds meer in het buitenland speelden. Al die reizen deden me iets. Ze stimuleerden me. Nederland is me soms toch een star gebied. Ik begon een hekel te krijgen aan de toenmalige elektronische scene in Amsterdam. Heel calvinistisch vond ik die. De VPRO is misschien wel progressief, maar van oorsprong protestants. Dat zag je aan hun programma’s, hoe hip ze ook waren. Het was aan regels gebonden. Je moest in dát café komen, anders werd je genegeerd. Terwijl wij vrienden maakten in Zuid-Duitsland, Zwitserland en Italië en een hoop nieuwe geluiden binnen kregen. In Finland leerde ik de volksmuziek van Värtinnä kennen. Wat die me te bieden had, vond ik niet terug bij de bekrompen alternatieven. Nescio was een heel lang, Italiaans nummer. Volkomen not done. Ik kreeg van iedereen op mijn kop. Dat wordt nooit gedraaid, Henk. Maar het is een gigantische hit geworden.’

Het grote succes met ‘In The Dutch Mountains’ (1987)

‘Na In The Dutch Mountains ontplofte het. Als ik nu overloop wat we in die tijd allemaal deden: het was waanzinnig, het ging maar door. We toerden continu, van Moskou tot New York. Door gigantisch veel te spelen, werd bassiste Joke Ge- raerts ziek. Maar ik ben blij dat ik die hectische toestanden eens heb meegemaakt. Dat was een fase in ons leven. Ik nam vrij egoïstische beslissingen. We zijn altijd een aardige band geweest, maar we kunnen ook bikkelhard zijn. Als je zoveel optreedt, dan wéét je dat je mensen gaat verliezen. Op een gegeven moment bén je er gewoon niet meer. Als je dan nog eens op een verjaardagsfeestje van een vriend komt, valt de hele kamer om van verbazing.’ (lacht)

Het keerpunt met ‘Giant Normal Dwarf’ (1990)

‘Plots werden we een trio en begonnen we anders te denken. Het eindeloze gereis en het hoge tempo hadden ons wakker geschud. Met Giant Normal Dwarf startte de exploratietocht pas écht. Bovendien kreeg ik er een gezinsleven bij. Als dat eerste kind geboren wordt, verandert er óók heel veel. Dan ga je je tijd toch anders indelen. Ik herinner me de Diamond Awards in het Sportpaleis in Antwerpen, gepresenteerd door Linda De Mol, waar we voor de hoes van Giant Normal Dwarf, die ik samen met mijn vrouw Riemke had geschilderd, een prijs kregen. Riemke was hoogzwanger en toen ze met haar bolle buik het podium opstapte, wist Linda niet hoe te reageren. We maken ook nog iets anders dan hoezen, was mijn commentaar. (lacht) Bij elke productie zijn Riemke en ik samen heel intensief met de vormgeving bezig. Zo sluiten privé en werk toch mooi op elkaar aan.’

Het vertrek van Robert-Jan Stips (1996)

‘Het afscheidsconcert op de Uitmarkt in Amsterdam werd live op tv uitgezonden. Het werd door de media verkeerd aangekondigd als het laatste optreden van de Nits. Ik geef toe: toen Robert-Jan weg ging, waren we aan bezinning toe. Gelukkig werd ik meteen na zijn vertrek door de Zwitserse stad Bern uitgenodigd om met plaatselijke muzikanten een project op te zetten. Ik heb daar goeie vrienden aan overgehouden. We steken nog geregeld de koppen bij elkaar. Het is heel verfrissend om als singer-songwriter met muzikanten uit heel andere disciplines, uit de jazz en de wereldmuziek, in zee te gaan. Dat gevoel dat je je horizon moet verbreden, is daarna niet meer verdwenen. Je kan als groep te klein worden. Te veel in jezelf gekeerd. Ook bínnen de Nits wil ik geregeld vers bloed.’

Eerste soloplaat ‘Het Draagbare Huis’ (2003)

‘In het Nederlands schrijven, was een openbaring. Toen ik mijn video-installatie voor de Biënnale 2001 in Lyon af had, wou ik de muziek die ik daarvoor gecomponeerd had op plaat zetten. Om het van de Nits te laten afwijken, was een andere taal een must. Tegelijkertijd kreeg ik van Poetry International de opdracht om gedichten van Leo Vroman op muziek te zetten. Ik wás dus al in het Nederlands aan het zingen en stelde ook vast dat ik erin kon schrijven. Eenmaal bezig kon ik niet meer stoppen. Ik heb bérgen liedjes gepend. Tussen de bedrijven door verhuisden we. Inpakken, nummers afwerken, hoes ontwerpen: alles liep door elkaar. Pure chaos. Maar ik genoot van de vrijheid. Dat is dus een zijpad dat ik zal blíjven bewandelen.’

De verbroedering met Stips voor nieuwe cd ‘1974’ (2003)

1974 bestond uit korte, puntige sessies. Er zit een zekere korreligheid in, die ik ook in foto’s mooi vind. We hebben de nummers al jammend gemaakt, en na afloop hebben we er nog maar weinig aan bijgeschaafd. In korte tijd, op 14 dagen, heb ik alle teksten geschreven. Het was slopend. Mijn hoofd was achteraf helemaal leeg. Alle woorden waren op. Met Robert-Jan erbij krijgen nummers soms verbazingwekkend snel vorm. Zelfs de meeste complexe liedjes konden we in één take vastleggen. Alle laagjes zaten er meteen in. Zijn voorraadkamer is zo groot. Hij hoeft de deur maar open te zetten en die vingers vliegen over de toetsen.’

Door Peter Van Dyck

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content