‘HET VADERSCHAP BIEDT TROOST’
Peter bereidt in stilte een nieuwe theatervoorstelling voor en speelt mee in Generatie B. Ramses trekt met Hypochristmutreefuzz, overal getipt als dé groep van 2017, briesend het land rond. Vader en zoon Van den Eede: baldadig op en naast het podium.
In Café Café, een donkere kroeg in het centrum van Hasselt, zijn de vensters met damp bedekt. Mooie meisjes drinken Duvel. De barjongen draait Nina Simone, dan Papa Was a Rolling Stone. Het is de eerste donderdagnacht van februari, op de Heizel wordt met MIA’s en confetti gestrooid. Hypochristmutreefuzz houdt een voorlaatste try-out, als voorbereiding op een clubtoer langs Gent, Brugge, Luik en Brussel.
Iemand zegt: ‘Blijkbaar zijn die gasten niet slecht.’
Hun debuutalbum, Hypopotomonstrosesquipedaliophobia, is net uit. Recensenten hadden het over ‘beklemmende noiserock met bloed onder de vingernagels en koud zweet rond de slapen’. Ze zagen gelijkenissen met Drums Are for Parades en Raketkanon, ‘maar ze voegen er een andersoortige groove en een verwrongen, kierewiet popgevoel aan toe’.
Hasselt binnenrijdend hoorde ik op Radio 1 de nieuwe single, The Spitter. Presentator Korneel De Clercq zei dat de albumtitel naar de angst voor lange woorden verwijst, en ook dat hij de groepsnaam steeds soepeler uitspreekt. ‘Wie weet’, voegde hij eraan toe, ‘winnen ze volgend jaar een MIA?’
Op het podium van Café Café heeft zanger Ramses Van den Eededuidelijk andere zorgen aan het hoofd. Hij briest en krijst, springt in het publiek, zwaait met micro’s en tl-lampen, maakt de vreemdste grimassen.
Hij boezemt angst in, zelfs als hij na het laatste nummer aankondigt dat er T-shirts en cd’s te koop zijn. ‘Als jullie er veel kopen,’ gromt hij, ‘kunnen we binnenkort een vinylversie van onze plaat uitbrengen.’
Ik moet aan Sam Louwyck denken. En aan Heath Ledger, in zijn rol van The Joker.
***
Vijf dagen later, in het atelier van theatercompagnie De Koe in de Antwerpse Schildersstraat, naast het Koninklijk Museum voor Schone Kunsten. Ramses is in gesprek met zijn vader, Peter Van den Eede, acteur en medeoprichter van De Koe. Samen met Damiaan De Schrijver en Matthias de Koning bereidt hij Atelier voor, een ‘polycoproductie’ met Maatschappij Discordia en Tg Stan.
Anders dan in Café Café overheerst vandaag de stilte. Een contrast dat ook in het timbre van beide mannen doorsijpelt. Ramses praat met vaste stem, hem is het rumoer van de rockzaal bekend. Peter fluistert.
Ik leg uit dat ik hen eerst apart wil spreken, dan pas samen. Ze glimlachen, kijken elkaar recht in de ogen. ‘Mijn vader en mijn broer hebben aan één blik genoeg om te begrijpen wat de ander denkt’, vertelde zus/dochter Ans Van den Eede me vooraf. ‘Hun relatie is bijzonder.’
Peter staat op.
Ramses, wat is de belangrijkste les die je van je vader hebt meegekregen?
RAMSES VAN DEN EEDE: Hij heeft me al een paar keer voor jeugdfouten behoed. Na het middelbaar wilde ik in een fort in Sint-Katelijne-Waver gaan wonen, afgezonderd, in de natuur. Maar papa dreef me naar de stad. Hij zei dat de nieuwe mensen en invloeden mijn leven zouden verrijken. Ik heb naar zijn raad geluisterd, gelukkig maar. Eén keer heeft hij zijn mening niet gegeven en dat is faliekant afgelopen. Enkele jaren geleden ben ik naar Costa Rica vertrokken, op mijn eentje en onvoorbereid. Ik wilde minstens drie maanden rondtrekken, maar na tien dagen stond ik alweer thuis.
Wat ging er mis?
RAMSES: Ik kon minder goed alleen zijn dan ik had gedacht. Overdag ging het nog, ’s avonds was het vreselijk. Achteraf bleek dat ik in die periode worstelde met emetofobie, angst om te kotsen. Het gevolg van een traumatische ervaring: als kind ben ik bijna verdronken in een zwembad in Spanje. Mijn vader heeft me op het nippertje uit het water gered.
Over welke eigenschap van je vader zou je graag zelf beschikken?
RAMSES: Ik weet vooral wat ik niet wil. (lacht) Mijn vader is erg zenuwachtig. Ik ben veel rustiger, heb meer geduld. Maar hij is wel intelligenter. Misschien zal ik op dat vlak nog groeien, met de jaren. Zijn taalgevoel is ook meer ontwikkeld dan het mijne. Ik besteed veel aandacht aan mijn songteksten, maar het kan nog stukken beter. Ik weet dat hij gedichten schrijft, net als zijn vader. Ik heb ze nog niet mogen lezen, maar ik ben er benieuwd naar.
***
Peter komt er opnieuw bij zitten. Hij leest nog snel een mail op zijn telefoon, verontschuldigt zich, zegt dat het druk is. ‘Maar ik heb de plaat al heel vaak beluisterd en ik vind ze ijzersterk. Ik ben trots, ontroerd zelfs. Als ik het slecht zou vinden, zou ik het ook zeggen. Ik wil mijn kinderen niets wijsmaken.’
Hij neemt een slok van zijn gemberthee. ‘Ik vind dat hij grote stappen zet. In het begin wil je altijd te nadrukkelijk tonen dat je iets kunt, muziek of toneel maken. Dat is niet de essentie van kunst. Op een bepaald moment moet je vooral tonen hoe je iets kunt. Hypo gaat ver in het zoeken naar dat ‘hoe’. De muziek is radicaal, maar ook poppy. Zelfs ík kan ernaar luisteren. De chaos is in een vorm gegoten.’
Bruce Springsteen definieerde rock-‘n-roll ooit als ‘één lange, pijnlijke schreeuw om aandacht van papa’.
RAMSES: (denkt na) Zowel mijn twee zussen als ik hebben voor de kunsten gekozen, zij in het theater en ik in de muziek. Misschien was dat inderdaad onze manier om dichter bij papa te komen.
PETER: Dat is best mogelijk.
RAMSES: Maar toch kom je niet zo dikwijls kijken.
PETER: Als ik kan, ben ik er. Ik voel telkens een diepe stress in mij opwellen als je vertelt waar en wanneer je moet spelen. Dan kijk ik meteen in mijn agenda.
‘We hadden een liefhebbende maar afwezige vader’, zei Ans. ‘Ramses is opgegroeid tussen drie vrouwen: twee zussen en mama.’
RAMSES: Papa was inderdaad vaak weg. Zeker ’s avonds of in het weekend, dan moest hij spelen. Maar telkens als ik hem nodig had, was hij er. We hebben sowieso niet veel woorden nodig. We moeten niet alles urenlang bespreken om te weten wat de ander denkt. Ook vroeger was dat al zo. Meestal zag ik hem stilletjes denken: ‘Wacht nog even, later zul je het wel begrijpen.’
PETER: Het is waar wat Ans zegt. Het is niet evident om zo op te groeien, omringd door vrouwen. Je krijgt veel affectie, maar tegelijk wil je erdoorheen breken. Je wilt niet zacht zijn, je wilt een man worden. Ik herken het, ik zat als kind in dezelfde situatie. Ik was de jongste van drie kinderen, had twee oudere zussen en een vader die bibliothecaris en dichter was. Ik was amper drieëntwintig toen hij stierf. Zo’n verdriet sleep je je hele leven mee, al leer je ermee omgaan. Ik ben blij dat Ramses en ik elkaar langer mogen meemaken. Het vaderschap biedt troost.
‘Papa en Ramses delen een bepaalde baldadigheid’, zei Ans nog. ‘Op het podium, maar ook ernaast.’
PETER: Zonder die baldadigheid ben je niets, zeker niet in de stiel die wij beoefenen. Anders blijft het bij brave invuloefeningen. Je moet je vak elke avond, elk moment opnieuw uitvinden en daarvoor moet je het durven af te breken. Het met de grond gelijkmaken en van daaruit iets nieuws creëren. Natuurlijk moet je respect voor het geheugen hebben, maar met voorzichtigheid raak je nergens. Wat ik platgestampt heb, wil ik tot in de kern ontdekken, het daardoor beter begrijpen, heropbouwen en er iets aan toevoegen. Vernietigen om te vernieuwen, zoals ook Picasso deed. Wij zijn makers, geen restaurateurs.
Herken je veel van jezelf als je Ramses bezig ziet?
PETER: O ja. Heel veel. Dat is een geestige vaststelling.
RAMSES: Thuis noemden ze mij de clown-animator. Ik bracht iedereen aan het lachen, als een soort miniatuurversie van mijn vader. De meeste mensen vinden dat ik het uiterlijk van mijn moeder heb, maar de handelingen van mijn vader. Ook voor mijn podiumattitude zal ik onbewust veel van hem hebben opgepikt. Net als mijn vader wil ik de brug met het publiek slaan.
PETER: Ik spreek de mensen in de zaal graag rechtstreeks aan. Als het moet, ga ik tussen hen in zitten.
RAMSES: Ik ga niet zitten, ik spring. (lacht)
PETER: Zoals je indertijd in je bergen speelgoed sprong.
RAMSES: Ik wil dat de muziek van Hypo een totaalbelevenis is, dat er iets gebeurt.
Peter, jij wist op je zesde al dat je wilde gaan acteren. Ramses, jij droomde als kind van een carrière als wetenschapper.
RAMSES: Als professor om precies te zijn. Ik wilde dingen uitvinden en ermee op avontuur trekken. Ik zat de hele dag de gekste machines te bedenken of landkaarten te tekenen. Ik was helemaal in de ban van het werk van Panamarenko. Ik wilde kunnen vliegen, met duikboten naar de dieptes van de oceaan reizen. Maar als het erop aankwam, durfde ik niet. Een pantoffelheld, dat was ik.
Je hebt nog in Heterdaad meegespeeld.
PETER: Hij was vijf, ik had een gastrol en ze hadden nog een kind nodig.
RAMSES: Normaal konden ze me met geen stokken uit bed krijgen, maar die dag stond ik ’s ochtends vroeg al aan het bed van mijn ouders. ‘Papa, papa, moeten we nog niet gaan filmen?’
PETER: Hij was razend enthousiast.
RAMSES: Jaren later deed ik een toelatingsproef aan de theateropleiding in Gent, maar muziek trok me toen al meer aan. Op mijn veertiende had ik me in Total Invasion, het groepje van twee kameraden, gebluft. Ze hadden een drummer nodig, ik zei dat ze niet verder hoefden te zoeken.
PETER: Je had nog nooit een drumstel van dichtbij gezien. Mama en ik hebben dan maar snel een tweedehandsexemplaar gekocht.
RAMSES: Jullie waren onze roadies, weet je nog? We reden het land rond, met een koffer vol instrumenten.
PETER: Op je vijftiende werden jullie tweede in de Jong Muziek-wedstrijd van Theater Aan Zee. Wannes Cappelle won toen. Als beloning mocht je voor drieduizend man optreden op de Paulusfeesten in Oostende.
RAMSES: Ik weet niet zeker of er toen echt drieduizend man was, papa.
PETER: Jawel, ik heb dat toen aan de organisatie gevraagd. In elk geval: na een paar nummers stond je recht en vroeg je het publiek om mee te klappen. Je zag toen al dat de ruimte achter het drumstel te klein zou worden, dat je eigenlijk een frontman was, een showbeest. De aanleg voor acteren zit er nog altijd in, alleen kun je die nu via muziek kwijt.
Een van jullie songs heet Stairway to Heaven. Een knipoog naar vaders platenkast?
RAMSES: Niet echt. Ik vond het gewoon fijn om de titel van een rockclassic te recupereren. Het nummer is gebaseerd op Jacob’s Ladder, de film van Adrian Lyne, vandaar. Hou jij eigenlijk van Led Zeppelin?
PETER: Ik vind dat een wereldnummer, het doet me terugdenken aan mijn jeugd. Maar ik ben meer een kind van de new wave.
RAMSES: Ik ben genoemd naar Ramses Shaffy, maar mijn muzikale bagage heb ik niet van thuis.
PETER: Af en toe speelde ik thuis enkele noten op een kapotte piano. Verder kwam ik niet. Thuis wordt er vooral naar klassieke of rustige muziek geluisterd. De meeste muziek beluister ik in de auto. Dan mag het wat ruiger zijn.
Over welke muzikale artiest zijn jullie het oneens?
RAMSES: Frank Zappa. In het begin werd Hypo er regelmatig mee vergeleken. Ik heb bewondering voor Zappa omdat zijn muziek zo intelligent in elkaar zit, maar het doet me niet veel. Ik luister niet naar muziek om te lachen of voor de techniciteit, wel om me te laten meeslepen. Daar hebben we af en toe een discussie over. Papa vindt ironie cruciaal, in de kunsten en in het leven.
PETER: Muziek is een van de moeilijkste kunstvormen om ironie in toe te passen. Het is lyrisch en meeslepend, ironie zit snel in de weg. Maar als je het op een goede manier doet, kan het de pathetiek ontmaskeren. In die zin bewonder ik Zappa. Hij was een pionier, een einzelgänger die muziekgeschiedenis heeft geschreven. Een tikkeltje Zappa kan nooit kwaad.
RAMSES: We zijn er nog niet uit, zoveel is duidelijk.
PETER: Het geweldige aan Zappa is bovendien dat hij verschillende invloeden in zijn muziek heeft versmolten en zo tot een uniek geluid is gekomen. Dat doen jullie met Hypo ook. Je moet er alleen over waken dat je niemand gaat imiteren. Ook jezelf niet, anders wordt het maniërisme en dat is niet interessant. Je moet jezelf blijven heruitvinden. Zeker als je succes begint te krijgen. Je mag je als kunstenaar nooit laten gijzelen door je publiek, laat staan door het raffinement van je vakkundigheid. Handigheid is een van de grootste gevaren waar wij, makers, mee te kampen hebben. Je moet onhandig durven te zijn. Maar als ik jou op een podium zie staan, heb je daar blijkbaar weinig moeite mee. (lacht)
RAMSES: Dank je.
PETER: Op dat vlak stellen we ons dezelfde vragen. We proberen allebei buiten de lijntjes te kleuren. We zoeken de moeilijkheden op en proberen die tot opportuniteiten om te buigen. Simpel gezegd: we zijn op ontdekkingstocht. Of nog beter: veroveringstocht.
In de credits van Waar het met de wereld naartoe gaat, de debuutvoorstelling van je dochters Ans en Louise, stond je vermeld als ‘Outside Eye’. Welke rol had je deze keer?
PETER: Er was niet echt een rol. Daarvoor is mijn inzicht in muziek te beperkt.
RAMSES: Af en toe liet ik hem een afgewerkt nummer horen, meer niet.
PETER: Ik ken niet eens het verschil tussen masteren en mixen. Onlangs heb je me wel iets moois geleerd. Je zei dat je er elk concert naar streefde om in de groove te raken. Ik moest er even over nadenken, maar ik herkende het. Ook in theater gaat het niet om ritme, wat een ‘buitenkantbeleving’ is. Je moet in het midden van het moment zitten, het ritme komt dan vanzelf. Pas dan ben je volledig vrij. Dat geldt voor optreden en spelen, maar ook voor het leven. Ofwel sta je erbuiten, ofwel zit je erin.
Peter, jij omschrijft jezelf als een ‘zwaarmoedige optimist’, eerder dan als een ‘vrolijke optimist’. Tsjechov boven Schopenhauer. En jij, Ramses?
RAMSES: Ik wil dat iedereen om me heen zich goed voelt. Ik probeer er altijd en overal voor te zorgen dat de sfeer aangenaam is, maar dat wil niet automatisch zeggen dat ik zelf goed in mijn vel zit. Lastig, soms. Ik ben melancholischer dan ik me voordoe. Dat merk je duidelijk in mijn teksten. In Gums Smile Blood heb ik het over mijn verlangen naar de onschuld van de kindertijd, toen ik nog van niets wist en mijn gemoed elke dag in evenwicht was.
PETER: Ik vind het goed dat het kind er nog altijd inzit. Dat herken ik. Soms voel ik me een snotneus, soms een oude man. Jij hebt dat ook, je koppelt jeugdigheid aan wijsheid. Het leven zit vol tegenstellingen die voortdurend met elkaar in de clinch gaan. Dat is pas rock-‘n-roll. Als het enkel draait om ‘je gooien’, krijg je zelden een interessant resultaat. Creativiteit heeft met de lasten van het leven te maken, dat besef jij maar al te goed. Daaraan merk je dat we hetzelfde bloed delen.
RAMSES: Op een dag belanden we samen op een podium, dat kan niet anders.
***
Het lijkt alsof de mannelijke Van den Eedes met de generatie luider worden. Zoon Ramses is zanger, vader Peter acteur. Grootvader Hector was dichter. Midden jaren vijftig schreef Hector Van den Eede, Peters vader, de verzenbundel De steen van Herophilee. Hij kreeg er de Literaire Prijs van Brabant voor. Daarin staan onder meer deze verzen:
***
O wonder boven wonder,
ik stond op de Steen van Herophilee
en nu lig ik eronder.
***
Herophilee was een Griekse waarzegster, een dochter van Aphrodite en Poseidon. Overal waar ze naartoe trok, nam ze een steen mee, een draagbaar podium. Zonder die steen kon ze niet orakelen.
‘Theater is mijn steen’, zei Peter ooit.
Zijn twee dochters, Ans en Louise, denken er gelijk over. Ze verenigden zich in het gezelschap Hof van Eede en brengen straks Vanish Beach op de planken, première op 9 maart bij Campo in Gent.
Rock is de steen van Ramses. Hij schrijft geen gedichten, componeert geen doorwrochte theaterteksten, hij brult de ziel uit zijn lijf. Hij gaat niet rustig zitten, hij springt, of hij nu op of onder de steen belandt. ‘De komende jaren wil ik evolueren’, zegt hij. ‘Niet stilvallen, in beweging blijven.’
Peter moet ervandoor. Hij wil de repetities voor Atelier hervatten.
In het begin van de middag had ik ook hem apart gesproken. Hij dacht lang over zijn antwoorden na, zuchtte, krabde zijn kale hoofd. Maar op de vraag over welke eigenschap van zijn zoon hij graag zou beschikken, reageerde hij terstond.
‘Simpel’, zei hij. ‘Zijn muzikale talent. Het is ongelooflijk hoe snel Ramses zich heeft ontwikkeld. Ik ben een en al bewondering.’
HYPOPOTOMONSTROSESQUIPEDALIOPHOBIA
Uit via V2. Hypochristmutreefuzz is de komende weken overal in België te zien.
ATELIER
De Koe gaat op 22/2 in première in Antwerpen.
GENERATIE B
Elke woensdag om 21.45, Canvas.
door Lander Deweer – Foto’s Wouter Van Vaerenbergh
‘Wij vernietigen om te vernieuwen, zoals ook Picasso deed. Wij zijn makers, geen restaurateurs.’ Peter Van den Eede
‘Als kind wilde ik kunnen vliegen, met duikboten naar de dieptes van de oceaan reizen. Maar ik durfde niet. Een pantoffelheld, dat was ik.’ Ramses Van den Eede
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier